AA03.020 Website voor artsen en apothekers
ADVIES van de Codecommissie op het verzoek van bedrijf X van 12 juni 2003 (A03.020), op de voet van artikel 12 van het Reglement van de Codecommissie en de Commissie van Beroep van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame, uitgebracht door de voorzitter en de secretaris van de Codecommissie.
De Codecommissie heeft kennis genomen van de adviesaanvraag van X d.d. 16 juni 2003.
1. Het verzoek van X:
X is voornemens om een website voor artsen en apothekers te introduceren waarbij de toegangscontrole zal geschieden door een duidelijke vermelding dat de website uitsluitend bedoeld is voor beroepsbeoefenaren. Alleen wanneer de bezoeker heeft bevestigd dat hij een beroepsbeoefenaar is, kan hij verder gaan naar het gedeelte bestemd voor beroepsbeoefenaren. Deze pagina’s zullen reclame over de aandoening A verlagende geneesmiddelen A1 en A2 bevatten. Op al deze pagina’s staat een standaard regel aan de bovenkant die vermeldt: “Deze website is uitsluitend bestemd voor medische beroepsbeoefenaren. Behoort u niet tot deze groep, ga dan naar de site www.aandoeningBbehandeling.nl.” X wil hiermee de drempel voor beroepsbeoefenaren om toegang tot informatie te krijgen zo laag mogelijk maken en de toegang voor andere bezoekers zo veel mogelijk ontmoedigen.
Na te zijn ingegaan op de concrete opzet van de website, verzoekt X op de volgende punten advies:
– Stemt de CGR in met reclame op de website www.A1.nl voor medische beroepsbeoefenaren zonder dat daarvoor een wachtwoord wordt gevraagd?
– Is de waarschuwing op elke pagina boven in voldoende?
– Gaat u akkoord met opsplitsing van de website in een patiëntendeel en beroepsbeoefenarendeel? Of adviseert u om op www.A1.nl direct tot beroepsbeoefenaren te wenden en op www.aandoeningBbehandeling.nl direct tot patiënten te wenden?
Het voorlopig oordeel van de Codecommissie:
In dezen zijn in het bijzonder van toepassing de richtlijnen over reclame en informatie voor receptgeneesmiddelen op internet, welke richtlijnen deel uitmaken van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. In deze richtlijnen is nog eens, ten overvloede, bepaald dat reclame voor receptgeneesmiddelen gericht op het publiek is verboden (art. 8). Reclame gericht op beroepsbeoefenaren op internet is toegestaan, mits op de site is aangegeven dat de uiting is bestemd voor beroepsbeoefenaren, aldus art. 9. Een link op een op het publiek gerichte site naar een andere site is toegestaan, tenzij deze link wervend van karakter is en/of deze andere site uitsluitend bestemd is voor beroepsbeoefenaren (art. 10).
In dit geval gaat het blijkens de inhoud van het verzoek om reclame-uitingen, deels gericht op beroepsbeoefenaren deels op het publiek, en wel voor het receptgeneesmiddel A1. De daarop toepasselijke regelgeving is in bovenstaande samenvatting gegeven.
In de door X voorgenomen opzet zou de website worden gesplitst in een deel voor patiënten (het publiek dus) en een deel voor beroepsbeoefenaren. Ook is van belang dat in deze opzet reclame-uitingen via internet aan beroepsbeoefenaren zouden worden gericht zonder dat van laatstgenoemden het gebruik van een wachtwoord wordt gevraagd.
Het voorstel van X komt erop neer, dat de patiënt vrijelijk toegang zou hebben tot de via internet aangeboden en uitsluitend voor de arts bestemde reclame betreffende A1. Dit nu acht de Codecommissie onaanvaardbaar en in strijd met het systeem van de wet (Reclamebesluit) en de Gedragscode, met name met de bepaling dat op het publiek gerichte reclame voor receptgeneesmiddelen is verboden. Weliswaar zou men kunnen betogen dat de reclame in het onderhavige voorstel niet op het publiek is gericht, maar een opzet waarin het publiek zonder enige wezenlijke beperking toegang kan verkrijgen tot de reclame voor beroepsbeoefenaren komt daar zo dichtbij, dat laatstbedoelde categorie gelijkgesteld moet worden met op het publiek gerichte reclame.
In dit verband verwijst de commissie naar de toelichting bij artikel 9 van de richtlijnen, waarin wordt opgemerkt dat moet worden voorkomen dat het publiek al te gemakkelijk en nietsvermoedend wordt blootgesteld aan reclame-uitingen voor receptgeneesmiddelen. Nu stelt X voor de bezoeker van de website te laten kiezen tussen “Ik ben arts/apotheker” of “Ik ben patiënt”, in welk laatste geval men uitkomt op een site met uitsluitend patiënteninformatie. De commissie overweegt daarbij dat van deze goede bedoeling in de praktijk niet veel terecht zal komen. Niet alleen zal de patiënt / bezoeker van de website probleemloos een hoedanigheid van beroepsbeoefenaar kunnen opgeven en zich daarmee toegang verschaffen tot de reclame-uitingen, maar ook zal deze keuzemogelijkheid veelal juist een stimulans zijn om dat te doen, hetzij uit nieuwsgierigheid hetzij uit andere motieven. Verboden vruchten zijn immers altijd het lekkerst. De Codecommissie spreekt als haar oordeel uit dat de toegankelijkheid van reclame voor het publiek zoveel mogelijk moet zijn uitgesloten bijvoorbeeld door beveiliging met een wachtwoord. Het moge welhaast vanzelf spreken dat een waarschuwing op elke pagina, zoals X heeft geopperd, als “beveiliging” volstrekt onvoldoende is.
Waar het gaat om mogelijke splitsing van de website in een deel voor patiënten resp. een deel voor beroepsbeoefenaren, dient eveneens voorzichtigheid te worden betracht. Niet valt in te zien waarom de patiënt geïnformeerd zou moeten worden over het bestaan van een bestand met reclame (en eventuele andersoortige boodschappen) voor beroepsbeoefenaren dat voor hem, de patiënt, niet toegankelijk is en aldus een richtingwijzer neer te zetten voor een doodlopende weg. Dit kan slechts verwarring of oneigenlijk gebruik in de hand werken.
Uit het bovenstaande volgt dat de door X gestelde vragen ontkennend beantwoord moeten worden en de commissie adviseert X zich middels verschillende websites tot patiënten resp. beroepsbeoefenaren te wenden met de specifiek op elk van die categorieën gerichte informatie resp. reclame.
3. Kosten
De Codecommissie bepaalt dat de aan deze adviesaanvraag verbonden kosten aan X separaat in rekening zullen worden gebracht.
Aldus gedaan te Gouda op 8 juli 2003 door mr M. de Boer, voorzitter Codecommissie, en mr J.M. Oosting, secretaris Codecommissie,
ID:
AA03.020
Onderwerp(en):
Eisen aan reclame, Publieksreclame
Type beoordeling:
Advies
Uitspraak:
Negatief
Instantie:
Codecommissie
Datum uitspraak:
08-07-2003