B21.011 GlaxoWellcome/AstraZeneca
BESLISSING VAN KAMER 1 VAN DE COMMISSIE VAN BEROEP VAN DE STICHTING CODE GENEESMIDDELENRECLAME IN KORT GEDING
In de zaak van:
de besloten vennootschap GLAXOWELLCOME B.V.
(thans: GlaxoSmithKline B.V.),
gevestigd te Zeist,
appellante,
advocaten mr L. Oosting en O.P. Swens te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap ASTRAZENECA B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
geïntimeerde,
advocaat mr J.P. Hustinx te ’ s – Gravenhage,
met betrekking tot een klacht ten aanzien van een uiting van geneesmiddelenreclame voor het middel: Seretide ® van GlaxoWellcome (verder: Seretide).
Partijen zullen verder worden genoemd GlaxoWellcome (in verband met eenduidigheid in het geding in eerste aanleg en beroep) en AstraZeneca.
1. HET GEDING IN BEROEP
1.1 Bij brief van 6 augustus 2001 is GlaxoWellcome bij de Commissie van Beroep van de Stichting Code Geneesmiddelen Reclame (verder te noemen: de Commissie van Beroep) in beroep gekomen van een op 9 juli 2001 onder nummer K21011 in kort geding uitgesproken beslissing van de Codecommissie van de Stichting Geneesmiddelen Reclame (verder te noemen: de Codecommissie), gegeven tussen AstraZeneca als klaagster en GlaxoWellcome als verweerster.
1.2 Bij haar beroepschrift heeft GlaxoWellcome acht grieven tegen voormelde beslissing aangevoerd.
1.3 Ter zitting van 7 december 2001 heeft de behandeling van het beroep plaatsgevonden. Namens GlaxoWellcome was aanwezig [vertegenwoordiger A], bijgestaan door mr L. Oosting. AstraZeneca was ter zitting vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger B], bijgestaan door mr J.P. Hustinx voornoemd. Partijen hebben ieder aanvullende producties overgelegd. De raadslieden hebben de standpunten van partijen aan de hand van een pleitnota toegelicht. Nadat de raadslieden nog hadden gere – en gedupliceerd, hebben partijen hun stukken overgelegd en een beslissing gevraagd. De inhoud van al deze stukken geldt als hier ingelast.
2. DE GRIEVEN
2.1 GlaxoWellcome heeft de volgende grieven tegen de beslissing van de Codecommissie aangevoerd:
I. Ten onrechte heeft de Codecommissie op bladzijde 7 overwogen “ GlaxoWellcome heeft vervolgens aangevoerd dat in haar ogen een spoedeisend belang om deze zaak bij de Codecommissie aanhangig te maken ontbreekt. De Codecommissie is een andere mening toegedaan. Met AstraZeneca is de Codecommissie van mening dat sprake is van een continue reclamecampagne met terugkerende claims. Dat de eerste mailings reeds dateren uit november en december van 2000 doet daar niet aan af. Daarbij is de omstandigheid dat AstraZeneca met ingang van 1 mei 2000 in de vorm van Symbicort een rechtstreeks met Seretide concurrerend combinatiepreparaat op de markt brengt doorslaggevend genoeg om te oordelen dat hier van een spoedeisend belang sprake is ” .
II. Ten onrechte overweegt de Codecommissie onder aan bladzijde 7 van de beslissing: “ Ad 1. “ Onovertroffen zekerheid ” . Het verweer van GlaxoWellcome op dit onderdeel kan niet slagen. Naar het oordeel van de Codecommissie houdt de claim “ onovertroffen zekerheid ” met betrekking tot een geneesmiddel in een reclame – uiting voor een geneesmiddel, in de doorgaans beperkte markt van geneesmiddelen waarvan de werkzaamheid ligt binnen hetzelfde indicatiegebied, per definitie een vergelijking in van dat middel ten opzichte van die andere middelen. Een dergelijke vergelijking dient te voldoen aan de bepalingen van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame, in het onderhavige geval in het bijzonder aan het bepaalde in de artikelen 5.2, 5.3 en 5.8 van die Code.”
III. Ten onrechte overweegt de Codecommissie onder aan pagina 7 en bovenaan pagina 8 van de beslissing: “ Krachtens het bepaalde in die artikelen dient in reclame – uitingen, teneinde het rationele gebruik van het geneesmiddel te bevorderen, vermeden te worden om vage termen of superlatieven te gebruiken of anderszins te overdrijven over de eigenschappen van het middel en dient (een vergelijking in) de reclame – uiting in relatie tot de totaliteit van de reclame accuraat, actueel, waarheidsgetrouw en in zijn onderdelen (wetenschappelijk aantoonbaar) juist en controleerbaar te zijn en overeenkomstig de jongste stand van de wetenschap. Algemene claims in een reclame – uiting zoals zogenaamde pay – offs en slogans, dienen ook, zelfs wanneer het geen vergelijking zou betreffen, aan deze normen te voldoen. De door GlaxoWellcome gehanteerde claim “ Seretide biedt onovertroffen zekerheid ” bevat een superlatief en wordt, zoals GlaxoWellcome zelf in haar pleitaantekeningen aangeeft, niet op een specifieke eigenschap betrokken, maar meer in algemene zin als een samenvattende noemer gehanteerd. Juist wanneer de claim een algemene strekking heeft en daardoor de indruk wekt op alle eigenschappen van het middel betrekking te hebben, moet deze in strijd geacht worden met bovengenoemde bepalingen, omdat daarmee de eigenschappen van het middel worden overdreven en de claim niet ondersteund kan worden met de door GlaxoWellcome aangehaalde literatuur. Uit deze literatuur volgt immers niet dat Seretide ten aanzien van alle of afzonderlijke aspecten van het middel zekerheid biedt en zeker niet “ onovertroffen ” zekerheid.”
IV. Ten onrechte overweegt de Codecommissie op pagina 8 bovenaan van de beslissing: “ Voor zover de claim gezien moet worden in combinatie met de andere claims in de gewraakte uitingen, is de Codecommissie evenzeer van oordeel dat de claim niet voldoet aan bovenstaande normen. De door GlaxoWellcome aangehaalde onderzoeken spreken weliswaar (vertaald in het Nederlands) over “ betere controle ” , “ significante klinische voordelen ” en “ meer effectief ” , maar nergens over (grotere of meer) zekerheid op welk terrein dan ook. De klacht moet dan ook reeds op grond van het bovenstaande gegrond geacht worden.”
V. Ten onrechte overweegt de Codecommissie halverwege pagina 8 van de beslissing: “ Ten overvloede komt daar nog bij dat ingevolge het in art. 5.3 en 5.8 van de Gedragscode bepaalde vergelijkende claims in een reclame – uiting in wetenschappelijk opzicht dienen te worden ondersteund door referenties waarnaar in de betreffende uitingen wordt verwezen en deze referenties rechtstreeks vergelijkend onderzoek dienen te bevatten waaruit de juistheid van die claims blijkt. De gewraakte claim in de brochure “ Seretide 1e “ , “ Your key tot Freedom en Victory …” en ” inflammation blocks your way to freedom! ” , kan derhalve, ook voor zover deze gezien moet worden in relatie tot de claim “ zekerheid van inname van de juiste dosering ” en “ zekerheid van inname van de voorgeschreven dosering ” , in het licht van de betreffende uitingen niet als juist worden aanvaard, nu ter onderbouwing van die claims slechts wordt verwezen aan artikelen van Bateman en Barnes (in één geval zelfs naar nog niet gepubliceerd onderzoek van Bateman), welke overzichtsartikelen betreffen en niet gebaseerd zijn op de door auteurs zelfstandig verricht rechtstreeks vergelijkend medisch onderzoek, en naar een niet door GlaxoWellcome overgelegd onderzoek van Van Noord et al., ten aanzien waarvan GlaxoWellcome niet heeft gesteld dat dit rechtstreeks vergelijkend onderzoek betreft. In het midden kan derhalve blijven of aan het onderzoek “ twee studies criterium ” is voldaan.”
VI. Ten onrechte overweegt de Codecommissie onder aan pagina 8 van de beslissing: “ Ad 2. Zekerheid van inname van de juiste dosering. Ook deze klacht wordt gegrond geacht, nu GlaxoWellcome zelf de onjuistheid van die claim heeft erkend en AstraZeneca dit onderdeel van de klacht heeft gehandhaafd.”
VII. Ten onrechte overweegt de Codecommissie onder aan pagina 8 van de beslissing: “ Ad 3. Onjuiste citaten. De Codecommissie is van oordeel dat door het plaatsen van aanhalingstekens aan het begin en einde van de opgenomen teksten in de betrokken uiting de indruk wordt gewekt dat deze teksten letterlijke citaten betreffen uit de referenties waarnaar in de uiting verwezen worden. Dit is misleidend, aangezien de betreffende teksten niet in de betreffende referenties terug te vinden zijn, dan wel onjuist zijn overgenomen, dan wel onvolledig zijn of niet in het juiste verband zijn weergegeven. Dit onderdeel van de klacht wordt gegrond verklaard.”
VIII. Ten onrechte overweegt de Codecommissie in het midden van pagina 8 van de beslissing: “ Ad 5. Vage claims en gebruik van superlatieven. De klacht met betrekking tot de vijf door AstraZeneca bestreden claims van GlaxoWellcome is evenzeer gegrond. Deze claims worden, mede gezien het feit dat deze vaag zijn en absoluut zijn gesteld, niet door de door GlaxoWellcome aangehaalde literatuur ondersteund. Met name voor zover de claims appelleren aan zekerheid verwijst de Codecommissie naar het ad 1 overwogene.”
3. DE FEITEN
3.1 De Commissie van Beroep gaat uit van de volgende, in hoger beroep niet weersproken feiten, welke (deels) zijn opgenomen in de beslissing van de Codecommissie. Zowel GlaxoWellcome als AstraZeneca zijn ondernemingen die zich bezighouden met de productie, verhandeling en distributie van geneesmiddelen. Beide brengen een aantal geneesmiddelen op de markt voor de behandeling van astma. Er zijn twee soorten astmamedicijnen: ontstekingsremmers (inhalatiecorticosteroïden) en luchtwegverwijders (beta – 2 – (sympatico) mimetica). Deze laatste kunnen worden onderverdeeld in langwerkende en kortwerkende luchtwegverwijders. AstraZeneca brengt het inhalatiecorticosteroïd Pulmicort (generieke naam: budesonide) op de markt en GlaxoWellcome het inhalatiecorticosteroïd Flixotide (generieke naam: fluticason). Het kortwerkende beta – 2 – mimeticum van AstraZeneca is Bricanyl (generieke naam: terbutaline) en dat van GlaxoWellcome is Ventolin (generieke naam: salbutamol). Het langwerkende beta – 2 – mimeticum van AstraZeneca is Oxis (Turbuhaler) (generieke naam: formoterol) en dat van GlaxoWellcome is Serevent (generieke naam: salmeterol). Tot voor kort was GlaxoWellcome de enige die daarnaast met Seretide een combinatiepreparaat van een langwerkende luchtwegverwijder (salmeterol) en een inhalatiecorticosteroïd (fluticasonpropionaat) op de markt bracht. Op 1 mei 2001 heeft ook AstraZeneca in de vorm van Symbicort een rechtstreeks met Seretide concurrerend combinatiepreparaat op de markt gebracht, bestaande uit de ontstekingsremmer budesonide en de luchtwegverwijder formoterol. GlaxoWellcome voert sinds medio november 2000 een reclamecampagne voor Seretide en heeft in dat verband onder meer de volgende schriftelijke uitingen aan beroepsbeoefenaren doen toekomen:
– de folder “ After the war I knew what victory was … I thought ” ;
– de folder “ Seretide 1e ” ;
– de folder “ Your way to freedom and victory ”
– de folder “ Warning! 76% van alle astma patiënten in Nederland heeft de afgelopen 4 weken geen ICS ingenomen! ” , “ Your key to freedom and victory..” , “ Warning! Inflammation blocks your way to freedom! ” ;
– de folder ten geleide van een gratis scrollmuis en
– de mailings van 17 november 2000 en 13 en 20 december 2000.
4. DE BEHANDELING VAN DE GRIEVEN
4.1.1 Ter onderbouwing van grief I heeft GlaxoWellcome heeft volgende aangevoerd. AstraZeneca was al geruime tijd van de actie van GlaxoWellcome op de hoogte, doch heeft daartegen geen actie ondernomen. Spoedeisend belang kan niet herleven door het op de markt komen van Symbicort. Omdat de uitingen al zo ’ n geruime tijd werden verspreid was het opleggen van een rectificatie niet (meer) effectief en dus niet geboden.
4.1.2 AstraZeneca stelt zich op het standpunt dat het niet onmiddellijk ondernemen van actie naar vaste jurisprudentie van de Codecommissie en Commissie van Beroep op zichzelf niet – wegens het ontbreken van spoedeisend belang – aan de ontvankelijkheid van een klacht in kort geding in de weg staat.
4.1.3 De Commissie van Beroep is van oordeel dat de Codecommissie op goede gronden een spoedeisend belang aan de zijde van AstraZeneca heeft aangenomen. Dat er, zoals de Codecommissie heeft overwogen, sprake is van een continue reclamecampagne met terugkerende claims, is door GlaxoWellcome niet weersproken. Daaraan doet niet af dat AstraZeneca eerst enkele maanden na de eerste uiting met een brief op de reclamecampagne van GlaxoWellcome heeft gereageerd, te minder waar de reclamecampagne in het kader van de beoordeling van de ontvankelijkheid in kort geding als één geheel moet worden beschouwd. De Codecommissie heeft AstraZeneca derhalve terecht in kort geding toegelaten.
4.2.1 De grieven II tot en met V lenen zich voor gezamenlijke behandeling. GlaxoWellcome heeft ter toelichting onder meer het volgende aangevoerd. Bij de uiting “ onovertroffen zekerheid ” gaat het niet om een claim, maar om een samenvattende, overkoepelende noemer die wordt uitgewerkt in een aantal specifieke “ zekerheden ” . Deze “ zekerheden ” worden alle onderbouwd door publicaties met betrekking tot eigenschappen van Seretide. Deze onderliggende “ zekerheden ” zijn niet vergelijkend. De pay – off is derhalve evenmin vergelijkend. Toetsing aan het “ twee – studies – criterium ” is dan ook niet aan de orde. De reclamecampagne is slechts gericht op het voor het voetlicht brengen van het voordeel van het combinatiepreparaat boven de monotherapieën. De Codecommissie stelt zich ten onrechte op het standpunt dat algemene claims, zoals pay – offs en slogans, eveneens dienen te voldoen aan de normen van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. Indien de Codecommissie in haar redenering wordt gevolgd is het onmogelijk kernachtige boodschappen in geneesmiddelenreclame te hanteren. Beroepsbeoefenaren zullen de algemene claim bezien in het licht van de onderliggende claims.
4.2.2 AstraZeneca is hieromtrent van mening dat uit de bepalingen van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame (met name de artikelen 4.1, 5.3 en 5.4) duidelijk blijkt dat de reclame – uiting in al haar onderdelen aan de gestelde normen dient te voldoen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen pay – offs en slogans enerzijds en overige reclame – uitingen anderzijds. De stelling van GlaxoWellcome dat “ onovertroffen zekerheid ” geen op zichzelf staande claim betreft is niet te rijmen met het feit dat in de reclame – uitingen specifiek met betrekking tot deze claim naar referenties wordt verwezen, zoals de publicaties van Bateman, Pauwels en Barnes, Drugs 1999, 57 en Barnes en Woolcock, Eur. Respir J 1998. De claim “ onovertroffen zekerheid ” houdt een vergelijking in met andere geneesmiddelen binnen hetzelfde indicatiegebied (alle beta – 2 – mimetica – als enkelvoudige behandeling – , alle inhalatiecorticosteroïden – eveneens als enkelvoudige behandeling – en combinatiepreparaten, zoals in casu Symbicort) en is te kwalificeren als een superioriteitsclaim. Voor een algemene superioriteitsclaim als welke hier aan de orde is geldt dat elk onderliggend aspect voldoende door studies moet worden ondersteund. Van een dergelijke onderbouwing is in dit geval geen sprake reeds omdat het merendeel van de door GlaxoWellcome overgelegde publicaties niet aan de vereiste wetenschappelijke normen voldoet. Voorts heeft GlaxoWellcome haar uitingen niet gestaafd met deugdelijke studies waarin Seretide en Symbicort rechtstreeks worden vergeleken. Tenslotte wordt de onderhavige claim van AstraZeneca ontkracht door de studies van Palmqvist et al. en van Van der Woude waar het betreft de hogere werkingssnelheid van Symbicort ten opzichte van Seretide.
4.2.3 De Commissie van Beroep oordeelt omtrent de grieven II tot en met V als volgt. Zoals de Commissie van Beroep in haar beslissing van 29 december 2000 in de zaak Serono Benelux B.V. tegen Biogen International B.V. (CvB nummer 6/2000) heeft overwogen kan er ook (of zelfs) sprake zijn van vergelijkende reclame indien in de reclame – uiting weliswaar stof – , merk – of productnamen achterwege zijn gelaten maar waar het voor de degenen tot wie de bewuste reclame zich richt duidelijk is of kan zijn met welke stof of geneesmiddel de vergelijking in wezen wordt gemaakt. De Commissie van Beroep is van oordeel dat de reclame – uiting van GlaxoWellcome “ onovertroffen zekerheid ” betreffende het geneesmiddel Seretide een vergelijking inhoudt van dat middel met andere geneesmiddelen voor de behandeling van astma en in het bijzonder met Symbicort, aangezien deze twee genoemde geneesmiddelen, in ieder geval ten tijde van (een aantal van) de onderhavige reclame – uitingen, de enige astma – combinatiepreparaten (beta – twee – mimetica en inhalatiecorticosteroïden in één) op de Nederlandse markt waren. “ Onovertroffen ” betekent immers in dit verband dat andere geneesmiddelen voor de behandeling van astma en in het bijzonder Symbicort, Seretide niet kunnen overtreffen.
4.2.4 De gebezigde bewoordingen “ onovertroffen zekerheid ” zijn bovendien aan te merken als een superioriteitsclaim aangezien zij bij degenen tot wie de betreffende reclame zich richt snel het beeld zullen oproepen dat de zekerheden die Seretide de patiënt de bieden heeft die van Symbicort overtreffen.
4.2.5 Anders dan GlaxoWellcome heeft betoogd is de Commissie van Beroep van oordeel dat de eisen die in geneesmiddelenreclame ten aanzien van in een, zoals GlaxoWellcome dat aanduidt, overkoepelende noemer (pay – off) worden gesteld in beginsel gelijk zijn aan de ten aanzien van specifieke medische claims geldende eisen. Ten aanzien van in algemene bewoordingen geuite vergelijkende claims heeft dan ook te gelden dat er sprake moet zijn van een deugdelijke wetenschappelijke onderbouwing, als nader uitgewerkt in het zogenaamde twee – studies – criterium. Dit houdt in dat (tenminste) alle wezenlijke of kerneigenschappen van het geneesmiddel waarop de reclame – uiting betrekking heeft op bedoelde wijze dienen te worden onderbouwd. Van een beperking tot staving van uitsluitend de voordelen van een combinatiepreparaat ten opzichte van enkelvoudige preparaten (in het bijzonder het gestelde “ zekerheidsaspect ” effectiviteit als onderhoudsbehandeling) zoals GlaxoWellcome dat kennelijk voorstaat kan in dit geval geen sprake zijn. GlaxoWellcome heeft ter zitting erkend dat er tot op heden geen (afgerond) wetenschappelijk vergelijkend onderzoek tussen de combinatiepreparaten Seretide en Symbicort heeft plaatsgevonden. Waar de diverse door GlaxoWellcome in het geding gebrachte wetenschappelijke publicaties, ook in onderling verband bezien, geen rechtstreekse vergelijking als hiervoor aangeduid inhouden, moet de hiervoor bedoelde vergelijking “ Seretide biedt onovertroffen zekerheid ” als ongeoorloofd worden aangemerkt. Aldus worden de grieven II, III, IV en V verworpen.
4.3.1 Ten aanzien van grief VI stelt GlaxoWellcome zich op het standpunt dat zij de onjuistheid van de claim “ Seretide geeft zekerheid van inname van de juiste dosering ” – anders dan de Codecommissie heeft overwogen – niet heeft erkend, doch slechts heeft verklaard dat zij in plaats van deze claim de nieuwe claim “ Seretide geeft zekerheid van inname van de voorgeschreven dosering ” zal hanteren omdat dit de duidelijkheid ten goede komt c.q. omdat deze claim de voorkeur verdient boven de eerstgenoemde.
4.3.2 Met AstraZeneca is de Commissie van Beroep van oordeel dat in de pleitnota van GlaxoWellcome in eerste aanleg, onderdeel B, alinea 4 ( “ Twee bezwaren van AstraZeneca behoeven niet behandeld te worden, aangezien GSK meent dat AstraZeneca deze bezwaren terecht heeft aangevoerd ” ) in verband met alinea 6 ( “ In de tweede plaats betreft dit de claim “ Seretide geeft zekerheid van inname van de juiste dosering ..” ) een erkenning kan worden gelezen als door de Codecommissie aangeduid. Mocht GlaxoWellcome desondanks niet hebben bedoeld de onjuistheid van de claim te erkennen, dan geldt dat GlaxoWellcome het door AstraZeneca op goede gronden gestelde misleidende karakter van de claim in beide instanties onvoldoende heeft weersproken. De Commissie van Beroep volgt de Codecommissie in haar oordeel dat in de door GlaxoWellcome aangeduide onderzoeken nergens gesproken wordt over grotere of meer zekerheid op welk terrein dan ook.
4.4.1 De onderbouwing van GlaxoWellcome van grief VII is als volgt. Het standpunt van de Codecommissie dat het hanteren van aanhalingstekens misleidend is omdat de zinsneden niet letterlijk in dezelfde bewoordingen kunnen worden teruggevonden, is onjuist. De tussen aanhalingstekens geplaatste zinsneden betreffen toegelaten parafraseringen van bevindingen uit studies. De Codecommissie heeft niet aangegeven welke situatie (niet terug te vinden, onjuist overgenomen, onvolledigheid, niet in het juiste verband weergegeven) van toepassing is op welke claim.
4.4.2 AstraZeneca neemt het standpunt in dat het met het plaatsen van aanhalingstekens duidelijk wordt gemaakt dat de tekst een citaat betreft. Volgens artikel 5.7 van de Gedragscode dienen citaten van publicaties juist en met bronvermelding te worden weergegeven. Het uitgangspunt is dat de tussen aanhalingstekens geplaatste tekst letterlijk overeenstemt met de tekst waaraan zij is ontleend. Afwijking van dat uitgangspunt kan onder omstandigheden, maar dan geldt wel als minimumeis dat de parafrasering die tussen aanhalingstekens wordt weergegeven de strekking van de betreffende publicatie geen geweld aandoet. Ook aan deze minimumeis is niet voldaan.
4.4.3 De Commissie van Beroep overweegt omtrent deze grief als volgt. De Codecommissie heeft onder meer overwogen dat door het plaatsen van aanhalingstekens aan het begin en einde van de opgenomen teksten in de betrokken uiting de indruk wordt gewekt dat deze teksten letterlijke citaten zijn uit de referenties waarnaar in de uiting verwezen worden. De Commissie van Beroep deelt dit oordeel. Indien bedoelde indruk wordt gewekt moet de lezer van de tekst, in casu de beroepsbeoefenaar, er zonder meer vanuit kunnen gaan dat de tussen aanhalingstekens geplaatste tekst overeenstemt met de oorspronkelijke versie. De beroepsbeoefenaren – in het onderhavige geval – behoeven er geen rekening mee te houden dat het ook een parafrasering zou kunnen zijn of een (element van) subjectieve interpretatie door de auteur. Vertalingen uit een andere taal zijn als citaat op zichzelf toelaatbaar, mits geen afbreuk wordt gedaan aan bovengenoemd uitgangspunt. Indien de tussen aanhalingstekens geplaatste tekst niet letterlijk met de oorspronkelijke uitlating overeenstemt is er sprake van misleiding, evenals in gevallen, zoals de Codecommissie dat ook heeft aangegeven, dat de betreffende teksten onvolledig zijn of niet in het juiste verband zijn weergegeven. De Commissie van Beroep is van oordeel dat de Codecommissie de bestreden “ citaten ” aan de hand van voornoemde maatstaven op juiste wijze heeft beoordeeld en dat zij te dien aanzien tot een juist oordeel is gekomen. De Codecommissie was niet tot nadere motivering gehouden. De grief faalt dan ook.
4.5.1 Ter toelichting op grief VIII stelt GlaxoWellcome het volgende. De claim “ alles onder controle. Altijd en Overal ” is door GlaxoWellcome inmiddels ingetrokken. De overige claims “ zekerheid van effectiviteit ” , “ zekerheid van controle ” en “ zekerheid dat de patiënt weer normaal kan functioneren ” zijn niet te vaag of te absoluut gesteld. Het is duidelijk waar zij op zien. Deze claims zijn aan de hand van diverse studies deugdelijk onderbouwd.
4.5.2 AstraZeneca stelt dat het gebruik van enigszins vage termen en een zekere mate van overdrijving inherent zijn aan reclame, maar dat de wervende kracht van de reclame met betrekking tot geneesmiddelen, gezien de fundamentele verschillen deze vorm van reclame en de reguliere reclame, primair moet zijn gebaseerd op min of meer reële voorlichting over de voordelen van het desbetreffende geneesmiddel. Dat de claims, zoals GlaxoWellcome dat stelt, in een breder verband moeten worden gezien gaat alleen hierom al niet op, omdat er in de reclame – uitingen van een breder verband nauwelijks sprake is. De hele campagne is immers opgebouwd rond zinledige en vage kreten.
4.5.3 De Commissie van Beroep kan zich vinden in het oordeel van de Codecommissie op dit punt. De claims zijn in algemene zin en in absolute bewoordingen gesteld en worden niet door de door GlaxoWellcome aangehaalde literatuur onderbouwd. De verwijzing door GlaxoWellcome naar de beslissing van de Commissie van Beroep van 7 november 2001 (CvB nummer 3/2001) gaat niet op. In zaken als de onderhavige dient elke reclame – uiting op haar eigen merites te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waaronder ook moeten worden begrepen omstandigheden zoals de algemene indruk die een reclame – uiting bij de lezer achterlaat. In aanvulling op de overweging van de Codecommissie overweegt de Commissie van Beroep dat zij van oordeel is dat het totaalbeeld dat in de reclamecampagne van GlaxoWellcome bij de beroepsbeoefenaren wordt opgeroepen onder meer door het veelvuldig gebruik van het woord “ zekerheid ” , in het licht van de daarvoor aangehaalde studies te stellig en te absoluut is.
4.6 Het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat de beslissing van de Codecommissie dient te worden bekrachtigd.
4.7 AstraZeneca heeft in beroep aangevoerd dat GlaxoWellcome in weerwil van de te dien aanzien door de Codecommissie gegeven beslissing zou doorgaan met het positioneren van Seretide als middel ter behandeling van COPD en wel op artsencongressen en seminars. AstraZeneca heeft de Commissie van Beroep verzocht op dit punt jegens GlaxoWellcome aanvullende maatregelen te treffen. De Commissie van Beroep is van oordeel dat het verzoek, nog daargelaten of dit in dit stadium van de procedure toelaatbaar is, reeds moet worden afgewezen omdat zowel ten aanzien van de feiten als ten aanzien van de vraag welke maatregel zou moeten worden opgelegd onvoldoende is aangevoerd.
4.8 GlaxoWellcome is de in beroep in het ongelijk gestelde partij en dient derhalve in de kosten van het beroep te worden veroordeeld.
5. DE BESLISSING
De Commissie van Beroep in kort geding:
bekrachtigt de beslissing van de Codecommissie van 9 juli 2001.
veroordeelt GlaxoWellcome in de kosten van het geding in beroep ad EUR 1.361,00 (f.3.000,00).
Deze beslissing is gegeven op 24 december 2001 door mr Th.R. Bremer, voorzitter, mr J.C. Fasseur – van Santen en mr C.H.M. van Altena , leden, in tegenwoordigheid van S. van Rutten, griffier.
ID:
B21.011
Onderwerp(en):
Eisen aan reclame
Type beoordeling:
Klacht
Uitspraak:
Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Instantie:
Commissie van beroep
Datum uitspraak:
24-12-2001
Het officiële document: