De Codecommissie (Kamer I) heeft het navolgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht in kort geding (CGR nummer: K21017) op de voet van artikel 11 van het Reglement voor de Codecommissie van:

Sanofi Winthrop Bristol-Myers Squibb V.O.F.
gevestigd te Maassluis,
verder te noemen: Sanofi-BMS

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

Novartis Pharma B.V.
gevestigd te Arnhem
verder te noemen: Novartis

voor:

Diovan ® en Co-Diovan ®

De Codecommissie CGR heeft kennisgenomen van:
– het klaagschrift met produkties van mr L. Oosting, advocaat te Amsterdam namens Sanofi-BMS d.d 23 juli 2001;
– brief met producties van mr A.W.G. Artz, advocaat te Rotterdam namens Novartis d.d. 24 augustus 2001:
– de pleitnota’s met bijlagen van beide partijen.

De Codecommissie CGR heeft de klacht behandeld in kort geding ter zitting van 31 augustus 2001. Ter zitting werd Sanofi-BMS vertegenwoordigd door [vertegenwoordigers A en B] bijgestaan door mr L. Oosting en mevrouw mr L. Matthijsens advocaten te Amsterdam; namens Novartis waren aanwezig [vertegenwoordigers C en D], bijgestaan door mr A.W.G. Artz en mevrouw mr F. Rensen advocaten te Rotterdam. Ter zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de Codecommissie beantwoord. Daarbij zijn de pleitnota’s met bijlagen overgelegd.

Het voorlopig oordeel van de Codecommissie CGR:

De Codecommissie acht termen aanwezig om gezien de complexiteit van deze klacht deze te verwijzen naar de voltallige commissie teneinde door laatstgenoemde te worden behandeld en beslist.

 

 

De beslissing:

De Codecommissie (Kamer I) in kort geding:

Verwijst de klacht van Sanofi BMS naar de voltallige commissie teneinde door deze te worden behandeld en beslist.

Aldus gewezen te Utrecht op 3 september 2001 door mr M. de Boer, voorzitter, dr ir P.J.M. Reijnders en P.F. Bongers leden in aanwezigheid van drs. H.L. Zilverentant secretaris.