Filter uitspraken
We werken nog aan het invoeren en bewerken van de weergave van de uitspraken.
Sorteren
Datum: 24-10-2025
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Klacht van Sanofi tegen Almirall inzake uitingen van Almirall S.A. voor haar geneesmiddel Ebglyss® tijdens en rondom het jaarlijks congres van de European Academy of Dermatology and Venereology in Amsterdam van 25 tot en met 28 september 2024.
De Codecommissie: verklaart de klacht van Sanofi gegrond en beveelt Almirall B.V. zich te onthouden van het gebruik van de in deze klacht genoemde en in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame geoordeelde uitingen. Voorts beveelt de Codecommissie Almirall S.A. aan het gebruik van de in deze klacht genoemde en in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame geoordeelde uitingen te staken en niet in Nederland te gebruiken;
Datum: 29-09-2025
Onderwerp: Geschenken
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Het beoogde geschenk is geoorloofd nu het een geringe winkelwaarde vertegenwoordigt en kan worden aangemerkt als een materiaal met een duurzaam karakter dat relevant is voor de beroepsuitoefening van de beroepsbeoefenaar en tevens de zorg aan zijn of haar patiënten ten goede komt.
De Gedragscode stelt geen nadere specifieke voorwaarden aan de wijze waarop een geschenk aan de beroepsbeoefenaar wordt aangeboden, zodat het aanbieden in de vorm van het door verzoekster beschreven ‘aanvraagitem’ geoorloofd is, mits uiteraard aan de overige bepalingen van de Gedragscode wordt voldaan.
Datum: 12-08-2025
Onderwerp: Samenkomsten in Nederland
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Enkele vragen over een dienstverleningsovereenkomst worden beantwoord, in het bijzonder of een vergoeding in redelijke verhouding staat tot de verleende dienst en de vraag met wie het contract moet worden afgesloten, wat relevant is voor de transparantieverplichting. De locatie Bilderberg Hotel Oosterbeek wordt passend geacht.
Datum: 21-07-2025
Onderwerp: Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van ALK heeft betrekking op brieven van Stallergenes aan beroepsbeoefenaren van januari 2025. ALK neemt het standpunt in dat voornoemde uitingen in strijd zijn met de Gedragscode, in het bijzonder de artikelen 5.2.1.2, 5.2.1.3, 5.2.2.2, 5.2.2.3 en 5.2.2.8. Stallergenes heeft daartegen verweer gevoerd en stelt dat geen sprake is van strijd met de Gedragscode. Stallergenes maakt naar het oordeel van de Codecommissie impliciet een vergelijking tussen Oralair® en Grazax® in haar uitingen. Er wordt daarbij uitsluitend gewezen op een voordeel van Oralair®, namelijk dat Oralair® niet onder het verplichte eigen risico van de patiënt valt. Een relevant en wetenschappelijk onderbouwd voordeel van Grazax®, te weten het langetermijneffect van de werkzaamheid tot twee jaar na afronding van de driejarige behandeling met Grazax®, blijft ongenoemd. Deze eigenschap van Grazax® vormt een belangrijk aspect van de therapeutische waarde van het geneesmiddel, zeker in vergelijking met andere sublinguale immunotherapieën. Door het achterwege laten van dit aspect van Grazax® is de indirecte vergelijking onvolledig en eenzijdig en daardoor misleidend. De claim van Stallergenes dat de pre-/coseasonal behandeling met Oralair® een langetermijneffect heeft, te weten een bewezen effectiviteit tot 2 jaar na beëindiging van de voorgeschreven 3-jarige behandeling met Oralair®, is naar het oordeel van de Codecommissie onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd in de zin van de Gedragscode.
De Codecommissie is van oordeel dat de tekst “De dagvergoeding voor beide producten is identiek. De budgettaire impact van een ‘pre/coseasonal’ product, in vergelijking met een product dat continue toegediend moet worden, is groot. Op jaarbasis is Oralair® hierdoor per patiënt ruim 40% goedkoper en voldoet om deze reden beter aan het criterium doelmatig (rationeel) voorschrijven, zoals dit door het Zorginstituut Nederland is omschreven.” gelet op de gehele context van de uiting is aan te merken als vergelijkende reclame in de zin van de Gedragscode. Een vergelijking wordt gemaakt op basis van prijs, waarbij wordt gesuggereerd dat Oralair® doelmatiger is dan Grazax®. Daarbij wordt niet vermeld dat voor Grazax® een langetermijneffect is aangetoond, terwijl dat voor Oralair® geen bewezen effectiviteit is aangetoond in het tweede jaar na stoppen van de allergeen immunotherapie. De door Stallergenes gemaakte vergelijking is daarmee onvolledig en kwalificeert als misleidende vergelijkende reclame in de zin van artikel 5.2.2.8 van de Gedragscode.
De klacht van ALK wordt gegrond verklaard.
Datum: 02-07-2025
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Novo Nordisk is gericht tegen uitingen van Eli Lilly voor haar geneesmiddel Mounjaro. Het gaat om een advertentie ‘een nieuw perspectief’, een advertorial ‘Tirzepatide: aanpak diabetes mellitus type 2 en obesitas over de volle breedte’, email-reclame ‘Mounjaro Een nieuw perspectief voor uw patiënten met diabetes type 2’, een online presentatie ‘Mounjaro: welke effecten hebben GLP-1 en GIP?’, een patiëntenbrochure Mounjaro, meetlinten voor patiënten en een brief aan voorschrijvers over de terugbetalingsregeling voor Mounjaro.
In de uiting introduceert Eli Lilly haar geneesmiddel Mounjaro als ‘de eerste en enige GLP-1/GIP receptoragonist’ die behandelaren ‘een nieuw perspectief’ biedt in de behandeling van patiënten met diabetes type 2 (DM Type 2). Een nieuw perspectief dat – volgens Eli Lilly nader toegelicht in de claims ‘Sterkere HbA1c verlaging vs semaglutide 1 mg’ en ‘Sterkere gewichtsdaling vs semaglutide 1 mg’ - op HbA1c-verlaging en gewichtsverlaging beter presteert dan semaglutide. De Codecommissie is van oordeel dat de claim in de advertentie “een nieuw perspectief” niet door Eli Lilly kan worden onderbouwd, ook niet met de overige claims in de advertentie, en daarmee vaag en overdreven is en dat de in de advertentie gemaakte vergelijking niet wetenschappelijk aantoonbaar juist en derhalve misleidend is. De claim “Gastro-intestinaal bijwerkingsprofiel vergelijkbaar met GLP-1 RA klasse” wordt volgens de Codecommissie onvoldoende door de SmPC van Mounjaro en de studie van Frias et. al. en is in strijd met de Gedragscode. De advertentie is in strijd met de artikelen 5.2.1.3, 5.2.2.2, 5.2.2.3 en 5.2.2.8 van de Gedragscode geoordeeld. Hetzelfde oordeel geldt voor de emailreclame met de titel “Een nieuw perspectief voor uw patiënten met diabetes mellitus type 2” en de claims ‘Sterkere HbA1c verlaging vs semaglutide 1 mg’ en ‘Sterkere gewichtsdaling vs semaglutide 1 mg’.
Met de tekst “Behandeling van diabetes mellitus type 2 (DM Type 2) behelst veel meer dan alleen een goed HbA1c. Gewichtsbeheersing en beperking van andere cardiometabole risicofactoren zijn minstens net zo belangrijk. Tirzepatide (Mounjaro®) biedt behandelaren én patiënten een effectieve behandeloptie die zowel glykemische controle alsook gewichtsbeheersing en reductie van cardiometabole risicofactoren mogelijk maakt. Hiermee wordt een aanpak over de volle breedte van de ziekte mogelijk. Mounjaro is vanaf nu beschikbaar in Nederland.” in de advertorial wordt bij voorschrijvers ten onrechte de indruk gewekt dat Mounjaro inzetbaar is voor alle aspecten van de behandeling van patiënten met DM Type 2 en daarmee dus ook in het reduceren van cardiovasculaire events in het bijzonder. Deze suggestie wordt niet wetenschappelijk onderbouwd. De claim is misleidend. De advertorial is in strijd met de artikelen 5.2.1.3, 5.2.2.2, 5.2.2.3 en 5.2.2.8 van de Gedragscode.
De Mounjaro-presentatie met de claims “verlaging van totaal cholesterol” en “verlaging van bloeddruk” is eveneens in strijd met de artikelen 5.2.1.3 en 5.2.2.3 van de Gedragscode. De Codecommissie is voorts van oordeel dat het meetlint dat door voorschrijvers wordt verstrekt aan patiënten is aan te merken als verboden publieksreclame. Met betrekking tot de brief van Eli Lilly over de terugbetalingsregeling is de Codecommissie van oordeel dat deze brief niet in strijd is met artikel 5.2.1.3 van de Gedragscode. De klacht van Novo Nordisk is grotendeels gegrond verklaard. De Codecommissie beveelt Eli Lilly een rectificatie te verzenden.
Datum: 26-06-2025
Onderwerp:
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak vernietigd
Almirall S.A., gevestigd in Spanje, heeft diverse reclame uitingen (hierna aangeduid als: de Claims) gebruikt voor haar UR geneesmiddel Ebgliss (werkzame stof: lebrikizumab) tijdens en rondom het jaarlijkse EADV-congres, dat plaatsvond van 25 tot en met 28 september in Amsterdam. Almirall S.A. was een van de sponsoren van dat congres en was aldaar met een stand aanwezig.
De Claims zijn volgens Sanofi in strijd met meerdere bepalingen van de Gedragscode en zij heeft daarover een klacht ingediend tegen zowel Almirall S.A. als tegen haar dochtermaatschappij Almirall B.V., die gevestigd is in Amsterdam.
Bevoegdheid Codecommissie
De Codecommissie heeft zich in eerste aanleg onbevoegd verklaard om over de tegen Almirall S.A. ingediende klacht te oordelen. Daartoe heeft de Codecommissie onder meer overwogen dat Almirall geen vergunninghouder is in de zin van de Gedragscode, omdat zij niet in Nederland is gevestigd. Verder is overwogen dat Almirall S.A. geen lid is van één van de bij de CGR aangesloten brancheorganisaties en dat zij zich ook niet vrijwillig heeft geconformeerd aan de rechtsmacht van de Codecommissie in deze zaak.
Het tegen dat oordeel en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen gerichte beroep van Sanofi is gegrond. De Commissie van Beroep overweegt onder meer dat onder het sinds 1 januari 2020 geldende artikel 3.1.1 Reglement ook andere (rechts-) personen dan vergunninghouders die de Gedragscode overtreden daarop middels een klacht bij de Codecommissie kunnen worden aangesproken.
Overigens is de Commissie van Beroep van oordeel dat Almirall S.A. vergunninghouder is in de zin van de Gedragscode. Zij heeft een (Europese) handelsvergunning voor Ebglyss en valt daarmee onder de in artikel 3.1 sub e van de Gedragscode gegeven definitie: “houders van een handelsvergunning of een vergunning als bedoeld in artikel 18 van de Geneesmiddelenwet alsmede houders van een vergunning als bedoeld in artikel 15 van de Wet Inzake Bloedvoorziening.”
In het systeem van zelfregulering waarvan de Gedragscode onderdeel is, is het noodzakelijk en logisch dat voor de bevoegdheid van de Codecommissie niet de eis geldt, dat de partij tegen wie een klacht op grond van het Reglement wordt ingediend gevestigd is in Nederland. De Commissie van Beroep verwijst in dat verband naar diverse bepalingen uit de EFPIA code, welke code relevant is voor de interpretatie van en de toetsing aan de Gedragscode.
Op de Claims van Almirall S.A. tijdens en rondom het EADV congres is de Gedragscode van toepassing, omdat deze Claims fysiek in Nederland werden gebruikt. Dat volgt uit artikel 5.5.1 van de Gedragscode: “Reclame op tentoonstellingen en vakbeurzen of via audio- en/of visuele of andere methodieken (zoals social media) geschiedt, rekening houdende met het specifieke karakter van bedoelde methodieken, in overeenstemming met en in de geest van de hierboven gestelde gedragsregels voor mondelinge en schriftelijke reclame.”
De Codecommissie is de enige instantie die kan toetsen aan de Gedragscode. In het systeem van zelfregulering, zoals onder andere vervat in de EFPIA Code, is het dus logisch en noodzakelijk dat de Codecommissie bevoegd is te oordelen over de klacht dat de Claims van de in Spanje gevestigde vennootschap Almirall S.A. in strijd zijn met de Gedragscode.
Aan de bevoegdheid van de Codecommissie doet niet af dat Almirall S.A. niet is aangesloten bij een van de bij de CGR aangesloten brancheorganisaties en zich ook niet vrijwillig aan de rechtsmacht van de Codecommissie heeft geconformeerd. De beslissing van de Codecommissie geldt in dat geval niet als een bindend advies.
Verantwoordelijkheid Almirall B.V.
Almirall heeft gesteld dat Almirall B.V. in het geheel niet betrokken is geweest bij de organisatie van het EADV congres en de daar door Almirall S.A. gebruikte Claims. De Codecommissie heeft in eerste aanleg geoordeeld dat door Sanofi onvoldoende aanknopingspunten zijn aangevoerd om de uitingen van Almirall S.A. toe te rekenen aan Almirall B.V. en dat Almirall B.V. derhalve niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de uitingen van Almirall S.A.. De klacht tegen Almirall B.V. is daarom afgewezen.
Het tegen dat oordeel gerichte beoep van Sanofi is gegrond verklaard. De Commissie van Beroep verwijst onder meer naar de volgende passage van pagina 15 van de EFPIA code: “Additionally, all international Events and/or activities as relevant must be notified to any relevant local subsidiary or, alternatively, local advice must be taken.”
De ratio van deze bepaling is, om zoveel mogelijk te waarborgen dat bij een internationale activiteit de gedragscode van het land waar de activiteit plaatsvindt wordt nageleefd, doordat de gelieerde lokale vennootschap, dan wel een andere lokale entiteit, de organiserende vennootschap adviseert over de ter plaatse geldende gedragsregels.
Naar het oordeel van de Commissie van Beroep heeft op grond van deze bepaling in de onderhavige zaak als uitgangspunt te gelden, dat Almirall B.V., als lokale vennootschap, vanwege haar gelieerdheid aan Almirall S.A., die het EADV-congres sponsort en organiseert, er mede voor verantwoordelijk is, dat de uitingen van Almirall S.A. in het kader van het EADV-congres niet in strijd zijn met de Gedragscode.
De Commissie van Beroep is van oordeel dat Almirall onvoldoende heeft gesteld om, in afwijking voormeld uitgangspunt, de gedragingen van Almirall S.A. niet mede aan Almirall B.V. toe te rekenen.
Datum: 26-06-2025
Onderwerp:
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak vernietigd
Almirall S.A., gevestigd in Spanje, heeft diverse reclame uitingen (hierna aangeduid als: de Claims) gebruikt voor haar UR geneesmiddelen Ebgliss (werkzame stof: lebrikizumab) en Wynzora (werkzame stof: calcipotriol/betamethason) tijdens en rondom het jaarlijkse EADV-congres, dat plaatsvond van 25 tot en met 28 september in Amsterdam. Almirall S.A. was een van de sponsoren van dat congres en was aldaar met een stand aanwezig.
De Claims zijn volgens LEO Pharma in strijd met meerdere bepalingen van de Gedragscode en zij heeft daarover een klacht ingediend tegen zowel Almirall S.A. als tegen haar dochtermaatschappij Almirall B.V., die gevestigd is in Amsterdam.
Bevoegdheid Codecommissie
De Codecommissie heeft zich in eerste aanleg onbevoegd verklaard om over de tegen Almirall S.A. ingediende klacht te oordelen. Daartoe heeft de Codecommissie onder meer overwogen dat Almirall geen vergunninghouder is in de zin van de Gedragscode, omdat zij niet in Nederland is gevestigd. Verder is overwogen dat Almirall S.A. geen lid is van één van de bij de CGR aangesloten brancheorganisaties en dat zij zich ook niet vrijwillig heeft geconformeerd aan de rechtsmacht van de Codecommissie in deze zaak.
Het tegen dat oordeel en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen gerichte beroep van LEO Pharma is gegrond. De Commissie van Beroep overweegt onder meer dat onder het sinds 1 januari 2020 geldende artikel 3.1.1 Reglement ook andere (rechts-) personen dan vergunninghouders die de Gedragscode overtreden daarop middels een klacht bij de Codecommissie kunnen worden aangesproken.
Overigens is de Commissie van Beroep van oordeel dat Almirall S.A. vergunninghouder is in de zin van de Gedragscode. Zij heeft een (Europese) handelsvergunning voor Ebglyss en valt daarmee onder de in artikel 3.1 sub e van de Gedragscode gegeven definitie: “houders van een handelsvergunning of een vergunning als bedoeld in artikel 18 van de Geneesmiddelenwet alsmede houders van een vergunning als bedoeld in artikel 15 van de Wet Inzake Bloedvoorziening.”
In het systeem van zelfregulering waarvan de Gedragscode onderdeel is, is het noodzakelijk en logisch dat voor de bevoegdheid van de Codecommissie niet de eis geldt, dat de partij tegen wie een klacht op grond van het Reglement wordt ingediend gevestigd is in Nederland. De Commissie van Beroep verwijst in dat verband naar diverse bepalingen uit de EFPIA code, welke code relevant is voor de interpretatie van en de toetsing aan de Gedragscode.
Op de Claims van Almirall S.A. tijdens en rondom het EADV congres is de Gedragscode van toepassing, omdat deze Claims fysiek in Nederland werden gebruikt. Dat volgt uit artikel 5.5.1 van de Gedragscode: “Reclame op tentoonstellingen en vakbeurzen of via audio- en/of visuele of andere methodieken (zoals social media) geschiedt, rekening houdende met het specifieke karakter van bedoelde methodieken, in overeenstemming met en in de geest van de hierboven gestelde gedragsregels voor mondelinge en schriftelijke reclame.”
De Codecommissie is de enige instantie die kan toetsen aan de Gedragscode. In het systeem van zelfregulering, zoals onder andere vervat in de EFPIA Code, is het dus logisch en noodzakelijk dat de Codecommissie bevoegd is te oordelen over de klacht dat de Claims van de in Spanje gevestigde vennootschap Almirall S.A. in strijd zijn met de Gedragscode.
Aan de bevoegdheid van de Codecommissie doet niet af dat Almirall S.A. niet is aangesloten bij een van de bij de CGR aangesloten brancheorganisaties en zich ook niet vrijwillig aan de rechtsmacht van de Codecommissie heeft geconformeerd. De beslissing van de Codecommissie geldt in dat geval niet als een bindend advies.
Verantwoordelijkheid Almirall B.V.
Almirall heeft gesteld dat Almirall B.V. in het geheel niet betrokken is geweest bij de organisatie van het EADV congres en de daar door Almirall S.A. gebruikte Claims. De Codecommissie heeft in eerste aanleg geoordeeld dat door LEO Pharma onvoldoende aanknopingspunten zijn aangevoerd om de uitingen van Almirall S.A. toe te rekenen aan Almirall B.V. en dat Almirall B.V. derhalve niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de uitingen van Almirall S.A.. De klacht tegen Almirall B.V. is daarom afgewezen.
Het tegen dat oordeel gerichte beoep van LEO Pharma is gegrond. De Commissie van Beroep verwijst onder meer naar de volgende passage van pagina 15 van de EFPIA code: “Additionally, all international Events and/or activities as relevant must be notified to any relevant local subsidiary or, alternatively, local advice must be taken.”
De ratio van deze bepaling is, om zoveel mogelijk te waarborgen dat bij een internationale activiteit de gedragscode van het land waar de activiteit plaatsvindt wordt nageleefd, doordat de gelieerde lokale vennootschap, dan wel een andere lokale entiteit, de organiserende vennootschap adviseert over de ter plaatse geldende gedragsregels.
Naar het oordeel van de Commissie van Beroep heeft op grond van deze bepaling in de onderhavige zaak als uitgangspunt te gelden, dat Almirall B.V., als lokale vennootschap, vanwege haar gelieerdheid aan Almirall S.A., die het EADV-congres sponsort en organiseert, er mede voor verantwoordelijk is, dat de uitingen van Almirall S.A. in het kader van het EADV-congres niet in strijd zijn met de Gedragscode.
De Commissie van Beroep is van oordeel dat Almirall onvoldoende heeft gesteld om, in afwijking van voormeld uitgangspunt, de gedragingen van Almirall S.A. niet mede aan Almirall B.V. toe te rekenen.
Datum: 25-06-2025
Onderwerp: Vergelijkende reclame, Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Datum: 05-06-2025
Onderwerp: Vergelijkende reclame, Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Datum: 19-05-2025
Onderwerp: Onderscheid reclame / informatie, Samenkomsten in Nederland, Relaties met niet-beroepsbeoefenaren
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Op basis van artikel 6.4.5 lid 1 Gedragscode leidt accreditatie van de betrokken beroepsvereniging ertoe dat de samenkomst wordt aangemerkt als een wetenschappelijke bijeenkomst. Daarmee gelden de gastvrijheidsnormen voor bijeenkomsten ook voor verpleegkundigen. Of er sprake is van informatie dan wel reclame moet van geval tot geval worden beoordeeld.
Datum: 24-04-2025
Onderwerp: Kosteloze verstrekking van geneesmiddelen
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Binnen de omstandigheden die de aanvrager beschrijft, ziet de CGR geen bezwaren tegen de kosteloze verstrekking van het onderhavige geneesmiddel. Dit geldt met name voor patiënten die op het moment van goedkeuring van het geneesmiddel (op basis van een artsenverklaring) reeds met het geneesmiddel worden behandeld; voor deze patiënten zou het onverantwoord zijn indien de behandeling zou stoppen omdat er geen aanspraak bestaat op vergoeding van het middel.
Datum: 07-04-2025
Onderwerp: Samenkomsten in Nederland
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Kasteel Oud Poelgeest voldoet niet aan de vereisten van een ‘passende locatie’ in de betekenis van artikel 6.4.1 onder d. van de Gedragscode.
Datum: 24-02-2025
Onderwerp: Geschenken
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Het antwoord op de vraag of het voor vergunninghouders is toegestaan om bij het vergoeden van de kosten van deelname aan congressen en/of bijeenkomsten in het buitenland bij intercontinentale vluchten premium economy tickets voor 50% te vergoeden, luidt bevestigend, met dien verstande dat het moet gaan om een vlucht die (rechtstreeks) meer dan zes uur bedraagt. In dit verband is nog wel van belang dat vliegmaatschappijen verschillende benamingen hebben voor de economy comfort of premium economy class. Van belang is dat het gaat om een ticket waarbij de reiziger meer beenruimte heeft in de economy class, te onderscheiden van tickets voor de afzonderlijke businessclass of first class, die in relatie tot de redelijke gastvrijheidskosten niet kunnen worden vergoed.
Datum: 31-01-2025
Onderwerp: Relaties met niet-beroepsbeoefenaren
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Vergunninghouder is voornemens als onderdeel van het patiëntondersteuningsprogramma van ApotheekZorg bepaalde supplementen ter beschikking te stellen aan patiënten. De CGR acht het in zijn algemeenheid niet passend om als vergunninghouder voor de ondersteuning van een patiëntondersteuningsprogramma af te spreken dat de apotheker bepaalde suppletie gratis aflevert, terwijl deze suppletie voor patiënten die niet aan het programma deelnemen, voor eigen rekening komen. De legitimatie van het ondersteunen van een patiëntondersteunings-programma is gebaseerd op de kwaliteitsverbetering van zorg en niet op het wegnemen van kosten die de patiënt regulier zelf zou moeten dragen.
Datum: 10-03-2022
Onderwerp: Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Pfizer is gericht tegen onder meer de volgende uitingen van Novartis voor haar geneesmiddel Kisqali (werkzame stof ribociclib): - “OS bij CDK4/6-remmers is GEEN klasse-effect.” - “Kisqali® - 12 maanden meer leven* ” De asterisk verwijst naar de volgende direct daaronder geplaatste tekst: “mOS winst van meer dan 12 maanden ten opzichte van de controle-arm1” De voetnoot 1 verwijst naar Hortobagyi GN, et al. Dat is een abstract van de “Overall survival (OS)” resultaten van de fase III MONALEESA-2 studie.
Kisqali is geïndiceerd voor de behandeling van vrouwen met lokaal gevorderde of gemetastaseerde hormoonreceptorpositieve (HR-positieve), humane epidermale-groeifactorreceptor 2-negatieve (HER2-negatieve) borstkanker in combinatie met een aromataseremmer of fulvestrant als initiële endocriengebaseerde therapie, of bij vrouwen die eerdere endocriene therapie hebben ontvangen.
Kisqali behoort tot de klasse van de CDK4/6-remmers: deze geneesmiddelen blokkeren de activiteit van enzymen die worden aangeduid als cyclineafhankelijke kinasen (CDK) 4 en 6, die belangrijk zijn voor het reguleren van de celgroei en celdeling. Het blokkeren van CDK4 en CDK6 kan de groei van kankercellen vertragen. In Nederland zijn in de klasse van CDK4/6-remmers nog twee andere geneesmiddelen geregistreerd, te weten Ibrance® (palbociclib) van Pfizer en Verzenios® (abemaciclib) van Eli Lilly. Kisqali, Ibrance en Verzenios zijn direct concurrerende geneesmiddelen.
Tussen partijen is niet in geschil dat: - voor palbociclib tot op heden niet door middel van wetenschappelijke studies is aangetoond dat toevoeging van palbociclib aan de endocriene standaardbehandeling een statistisch relevant verschil maakt voor de OS, vergeleken met de standaardbehandeling alleen. - voor zowel ribociclib als voor abemaciclib wel wetenschappelijk is bewezen dat toevoeging van een van deze middelen aan de endocriene standaardbehandeling leidt tot een statistisch relevante winst voor wat betreft OS, vergeleken met de standaardbehandeling alleen.
Anders dan Novartis, is de Codecommissie van oordeel dat op basis van deze feiten niet gezegd kan worden dat de uiting OS bij CDK4/6-remmers is GEEN klasse-effect, wetenschappelijk juist en onderbouwd is. Immers, dat geen klasse-effect ten aanzien van OS is bewezen, bewijst niet dat een dergelijk klasse-effect afwezig is.
Novartis heeft aangeboden de uiting aan te passen en het woord “BEWEZEN” toe te voegen, zodat de uiting zou komen te luiden: OS bij CDK4/6-remmers is GEEN BEWEZEN klasse-effect. Als zodanig is dat een juiste conclusie op basis van de genoemde feiten, maar dat betekent nog niet dat deze uiting in een promotionele context voldoet aan de eisen van de Gedragscode.
In beide versies kwalificeert de uiting, door het gebruik van de term “klasse-effect”, als vergelijkende reclame. Door gebruik van die term in een advertentie voor ribociclib wordt impliciet een vergelijking gemaakt met de andere twee tot de klasse van de CDK4/6-remmers behorende middelen. De suggestie wordt gewekt dat ribociclib ten aanzien van OS effectiever is dan (een van) de andere middelen. Novartis baseert de claim op de registratie-studies van de afzonderlijke middelen. De Codecommissie is, mét Pfizer, van oordeel dat de resultaten van die studies niet met elkaar kunnen worden vergeleken om conclusies te trekken ten aanzien van een vergelijking tussen de CDK4/6-remmers onderling. De opzet van de studies is niet gericht op een dergelijke vergelijking en de verschillen in bijvoorbeeld de in de onderzoeken betrokken patiënten en de inclusiecriteria hebben invloed op de (verschillen in) resultaten. Op basis van deze studies kan dus niet worden geconcludeerd dat de vergelijkende claim wetenschappelijk aantoonbaar juist is. Tot nu toe is geen specifiek op de vergelijking tussen ribociclib en een van de andere CDK-remmers gericht onderzoek gedaan.
Het woord “BEWEZEN” in de aangepaste versie van de uiting draagt er toe bij dat, – nog meer dan in de uiting zonder dat woord– , bij de beroepsbeoefenaar tot wie de advertentie zich richt, de indruk kan ontstaan, dat is onderzocht, door middel van met dat doel opgezet vergelijkend onderzoek, of er ten aanzien van OS een klasse-effect is, terwijl dat niet het geval is.
In de uiting “Kisqali® - 12 maanden meer leven* ” wordt Kisqali, door middel van de noot waarnaar de asterisk verwijst, vergeleken met de controle-arm in de MONALEESA2-studie, welke studie nog niet volledig en peer-reviewed is gepubliceerd. Nog daargelaten of de manier waarop de verwijzing naar die comparator is vormgegeven duidelijk genoeg is, staat vast dat noch in de claim zelf noch in de daaronder geplaatste noot, is vermeld welk middel in de controle-arm van de studie is gebruikt. De comparator is voor de beroepsbeoefenaar daarmee niet in één oogopslag duidelijk. Ook staat niet ter discussie dat de verwijzing naar het gepresenteerde abstract van de studie geen voldoende wetenschappelijk onderbouwing vormt voor de claim. Ook deze uiting voldoet daarmee niet aan de eisen van de Gedragscode.
De klachten van Pfizer zijn gegrond verklaard.
Datum: 17-12-2021
Onderwerp: Sponsoring
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Er is in de voorgelegde situatie geen reden om aan te nemen dat de beoogde sponsoring het voorschrijven van geneesmiddelen op ontoelaatbare wijze zou beïnvloeden of zou leiden tot niet rationeel gebruik van het onderhavige geneesmiddel. Dit adviesoordeel heeft uitsluitend betrekking op de pilotfase van 6 maanden. Eventuele verlenging of uitbreiding zal opnieuw moeten worden beoordeeld in het licht van de dan geldende omstandigheden.
Datum: 24-11-2021
Onderwerp: Samenkomsten in Nederland
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
De Keuringsraad kan zich vinden in de onderbouwing van de keuze voor een kasteel als beoogde locatie voor een nascholing. Het landgoed heeft weliswaar een luxe uitstraling, maar er is geen sprake van uitgebreide faciliteiten. Bovendien zijn in het programma van de nascholing geen ontspannende elementen opgenomen en is daar ook geen ruimte voor ingepland.
Datum: 22-11-2021
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
De CGR heeft meldingen ontvangen over een mogelijke overtreding van de regels inzake geneesmiddelenreclame door Pfizer Nederland. De meldingen betreffen uitingen van de heer Kaptein namens Pfizer Nederland in het NOS Journaal van vrijdag 5 november 2021, 20:00 uur en in RTL Nieuws van 5 november 2021, 19:30 uur met betrekking tot het nog niet geregistreerde middel Paxlovid.
Datum: 08-11-2021
Onderwerp: Onderscheid reclame / informatie, Publieksreclame
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Een voorgenomen informatiecampagne richting het brede publiek over vaccineren heeft een wervend karakter voor vaccineren, wat een indirecte verwijzing naar geneesmiddelen inhoudt. De Keuringsraad toetst de publiekscampagne aan de eisen voor informatie over receptgeneesmiddelen richting het publiek en noemt een aantal aandachtsgebieden.
Datum: 04-08-2021
Onderwerp: Sponsoring
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Sponsoring van een beroepsvereniging voor het ontwikkelen en actualiseren van richtlijnen in zijn algemeenheid door commerciële bedrijven in de farmaceutische of medische hulpmiddelenindustrie zal niet verplichten tot het voorschrijven van bepaalde geneesmiddelen. Daar waar een mogelijk risico bestaat dat via een richtlijn indirect invloed op het voorschijven van geneesmiddelen zou kunnen worden uitgeoefend, heeft de beroepsvereniging voldoende aannemelijk gemaakt dat de methode voor richtlijnontwikkeling borgt dat dit op objectieve, onafhankelijke en transparante wijze gebeurt. De CGR is van mening dat sponsoring door meer dan één vergunninghouder een vereiste is om de onafhankelijkheid en geloofwaardigheid van de betrokken partijen en de sector te waarborgen, alsmede dat er geen sponsoring voor een specifieke richtlijn plaatsvindt.
Datum: 16-07-2021
Onderwerp: Eisen aan informatie
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Voorgelegde presentatie voldoet niet geheel aan de eisen aan informatie over geneesmiddelen: - Er wordt afgeweken van de SmPCs van de genoemde producten, off-label informatie, waarbij geen landelijke richtlijnen of andere gedocumenteerde beroepsadviezen zijn beschreven om aan te tonen dat de informatie over off label gebruik is gebaseerd op de meest recente stand van wetenschap en praktijk. - Door de afwezigheid van effectiviteits- en veiligheidsgegevens en grotendeels afwezigheid van referenties, is de inhoud van de presentatie niet gebalanceerd en genuanceerd. - De titel dekt niet (geheel) de inhoud.
Datum: 13-07-2021
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
De CGR stelt vast dat met de voorgenomen reclame-campagne niet een specifieke categorie geneesmiddelen wordt gepromoot; wel worden specifieke ziektebeelden in de zin van artikel 5.1.2 onderdeel d van de Gedragscode beschreven, hetgeen buiten de Gedragscode valt. De boodschap is sectorbreed en is aan te merken als bewustwording voor de geneesmiddelensector en niet als reclame voor een specifiek geneesmiddel. De voorgenomen campagne valt niet onder de definitie van publieksreclame in de zin van artikel 3.1.a van de Gedragscode, omdat de campagne geen (directe of indirecte) reclame maakt voor een geneesmiddel. Dit oordeel neemt niet weg dat kan worden gesteld dat sprake is van reclame voor geneesmiddelen in het algemeen. Het beoordelen daarvan valt echter buiten de competentie van de Keuringsraad.
Datum: 05-07-2021
Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
De CGR heeft een melding ontvangen over mogelijke overtredingen van de regels inzake geneesmiddelenreclame door Novo Nordisk. De melding is tweeledig en betreft ten eerste een uitnodiging voor een bijeenkomst die tevens naar niet-beroepsbeoefenaren zou zijn verstuurd met reclame voor insuline pensystemen NovoPen® 6 en NovoPen Echo® Plus, welke uitsluitend geschikt zijn voor insuline van Novo Nordisk. De melder is van mening dat hiermee sprake is van verboden publieksreclame voor een geneesmiddel dat uitsluitend op recept ter hand mag worden gesteld. Ten tweede betreft de melding een reclame-uiting voor het geneesmiddel Rybelsus (semaglutide, tabletten) op een besloten deel voor behandelaren op de website van Novo Nordisk via een deeplink in nieuwsbrieven van Kennisbank Apotheek. De melder geeft – kort samengevat - aan dat in deze uiting misleidende reclame wordt gemaakt voor Rybelsus.
Datum: 27-05-2021
Onderwerp: Eisen aan reclame, Samenkomsten in Nederland
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Verklaring inzake reclame tijdens een grootschalig internationaal congres.
Datum: 06-05-2021
Onderwerp: Dienstverlening
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
De CGR heeft een melding ontvangen over een mogelijke overtreding van de regels inzake geneesmiddelenreclame door IQVIA. De melding betreft een uitnodiging per e-mail gericht aan artsen om deel te nemen aan een onderzoek over ADHD en meer in het bijzonder over de behandeling van ADHD met het geneesmiddel Intuniv van vergunninghouder Shire Pharmaceuticals.
Datum: 18-03-2021
Onderwerp: Geschenken
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Beoogd geschenk voldoet aan artikelen 6.2.1 en 6.2.2 van de Gedragscode aangezien het geschenk van geringe waarde is en tevens van betekenis voor de uitoefening van de praktijk van de beroepsbeoefenaar.
Datum: 14-03-2006
Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak vernietigd
Pfizer gaat in beroep tegen de uitspraak van de Codecommissie van 9 januari 2006 (05.003). De Commissie van Beroep vernietigd de uitspraak en verklaart het bezwaar tegen de uitspraak gegrond.
Datum: 01-03-2006
Onderwerp: Vergelijkende reclame, Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van het CBG is gericht tegen een brief van Bayer, getiteld “Adalat Oros Informatie” ten behoeve van haar geneesmiddel Adalat Oros®. De CC is van oordeel dat deze brief als reclame in de zin van de GC moet worden aangemerkt. De CC is niet van oordeel dat de Adalat Oros mailing in strijd is met de artikelen 4.2 en 5.2 GC. Bayer suggereert niet dat de generieke geneesmiddelen die het CBG onlangs heeft geregistreerd gelijkwaardig zijn aan – althans vergelijkbaar zijn met - de kortwerkende calciumantagonisten uit de jaren negentig. Ook de door Bayer gehanteerde claim “Deze studies zijn door het College zonder bedenkingen in orde bevonden” oordeelt de CC niet in strijd met de GC. Evenmin impliceert Bayer dat in alle andere Europese landen wordt aangenomen dat niet sprake is van bio-equivalentie en dat de generieke geneesmiddelen niet veilig zouden zijn. De klacht is op dit onderdeel ongegrond.
Het tweede onderdeel van de klacht houdt in dat de brief in strijd is met artikel 4.3 GC, omdat het promotionele karakter van de uiting door de vormgeving van de brief niet dan wel onvoldoende kan worden onderkend door degene tot wie de reclame is gericht. De CC deelt dit standpunt van het CBG niet. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond. Het derde onderdeel van de klacht houdt in dat de brief niet voldoet aan artikel 8.1 GC. Nu de brief niet de verkorte productinformatie vermeldt, is de CC van oordeel dat dit onderdeel van de klacht gegrond is. Het vierde onderdeel van de klacht betreft een verwijzing naar publicatie “in press”. De CC is van oordeel dat deze publicatie ten tijde van het verzenden van de brief aan beroepsbeoefenaren niet te raadplegen en derhalve oncontroleerbaar was, zodat sprake is van strijd met artikel 5.3 GC. Het vijfde onderdeel van de klacht houdt in dat Bayer in strijd met artikel 5.8 GC vergelijkende reclame maakt. De CC is van oordeel dat sprake is van vergelijkende reclame tussen Adalat Oros en Sandoz, waarbij niet is voldaan aan het twee studiescriterium. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.
Datum: 21-02-2006
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van P&G en Aventis heeft betrekking op reclame-uitingen van Roche & GSK. voor Bonviva® 150 mg. P&G/Aventis klagen in het eerste onderdeel erover dat Roche/GSK met de claim “behandeling van osteoporose bij postmenopausale vrouwen” een ruimere werkzaamheid claimt dan waarvoor Bonviva 150 mg is geregistreerd. De Codecommissie is van oordeel dat Roche & GSK geen ruimere werkzaamheid claimen en dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond. Het tweede onderdeel van de klacht van P&G en Aventis richt tegen de claims “Bonviva 150 mg verhoogt de BMD bij heup (en wervels) en brengt zelfs een grotere toename teweeg dan Bonviva 2,5 mg”, en “een significante toename van de botdichtheid op zowel heup als wervel”. De Codecommissie is van oordeel dat de uitingen over BMD in de brochure in voldoende mate worden gesteund door de IB-1 tekst van Bonviva 150 mg. De claims wekken naar het oordeel van de Codecommissie geen onjuiste indruk op en zijn dan ook niet misleidend. Dit onderdeel van de klacht is derhalve eveneens ongegrond. Tot slot klagen P&G en Aventis over de claim “Botten bouwen met Bonviva”. De Codecommissie is van oordeel dat deze claim in strijd is met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. De klacht is op dit onderdeel derhalve gegrond.
Datum: 13-01-2006
Onderwerp: Eisen aan informatie, Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Positief
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Novartis (conventie) heeft betrekking op door haarzelf gevoerde reclameuitingen voor het geneesmiddel Diovan (valsartan) waaromtrent tussen haar en Sanofi-BMS een geschil bestaat ter zake het al dan niet verschuldigd zijn van dwangsommen wegens handelen in strijd met de uitspraak van de Codecommissie van 26 februari 2002 (K21017/K21021) en het daaraan bij kort gedingvonnis van 17 december 2002 verbonden verbod met dwangsommen van de voorzieningenrechter te ’s Hertogenbosch. Niet iedere reclameuiting behoeft letterlijk in de 1B-tekst opgenomen te zijn. Het komt erop aan dat de uiting niet in strijd is met die tekst. Een specifieke (geclaimde) werking moet wél in de 1B-tekst terug te vinden zijn en een niet in de 1B-tekst vermelde werking of indicatie mag in het algemeen niet worden geclaimd. De Codecommissie is van oordeel dat Novartis in haar reclameuitingen geen specifieke werking claimt op een ander indicatiegebied dan de behandeling van essentiële hypertensie. Novartis claimt niet meer en niet minder dan dat Diovan eindorganen beschermt, hetgeen reeds in de uitspraak van de Codecommissie van 26 februari 2002 geoorloofd is geacht. Het gebruik van percentages waarmee het risico op schade ten gevolge van hypertensie afneemt, wordt toelaatbaar geacht nu deze percentages – die weliswaar niet in de 1B-tekst voorkomen – voortvloeien uit een wereldwijde, omvangrijke en in een peer reviewed vakblad gepubliceerd onderzoek. De Codecommissie is van oordeel dat Novartis met de door Sanofi-BMS gewraakte reclameuitingen, behoudens op 1 (ondergeschikt) onderdeel, niet in strijd met artikel 4 lid 1 van de Gedragscode heeft gehandeld. Evenmin ziet de Codecommissie in het handelen van Novartis schending van het bepaalde in de uitspraak van de Codecommissie 26 februari 2002 en/of met het door de voorzieningenrechter opgelegde verbod. Wel komt de Codecommissie tot het oordeel dat het door Novartis uitgezonden en op haar website gepubliceerde persbericht niet zuiver voorlichtend c.q. informatief van aard is en daarom als – met artikel 3 Code Publieksreclame strijdige - (publieks)reclame moet worden aangemerkt. De Codecommissie wijst de vordering van Novartis in conventie, strekkende tot vaststelling dat de reclameuitingen niet in strijd zijn met de regelgeving en/of de uitspraak van februari 2002, toe. In verband met overtreding van art 3 van de Code Publieksreclame wordt Novartis veroordeeld tot betaling van (een deel van) de procedurekosten. De vordering van Sanofi-BMS in reconventie, strekkende tot vaststelling dat bepaalde (niet in conventie besproken) reclameuitingen strijdig zijn met de regelgeving en/of de uitspraak van februari 2002, wordt afgewezen.
Datum: 21-12-2005
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Positief
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
GSK komt in beroep tegen de uitspraak van de Codecommissie van 27 september 2005 (K05.008). De Commissie van Beroep bekrachtigt de beslissing van de Codecommissie en stelt GSK in het ongelijk.
Datum: 02-12-2005
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Roche Nederland komt in beroep tegen de uitspraak van de Codecommissie van 26 augustus 2005 (K05.009). De Commissie van Beroep bekrachtigt de beslissing van de Codecommissie en stelt Roche Nederland in het ongelijk.
Datum: 04-10-2005
Onderwerp: Bonussen en kortingen, Eisen aan reclame, Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
In dit advies ligt voor of bepaalde afspraken tussen zorgverzekeraars en huisartsen in medewerkersovereenkomsten over het voorschrijven van geneesmiddelen toelaatbaar zijn. In het advies concludeert de Codecommissie dat het Reclamebesluit geneesmiddelen niet is beperkt tot bepaalde categorieën reclamemakers. Wat betreft de toepassing van de Gedragscode concludeert de Codecommissie dat zij op grond van de Gedragscode in beginsel niet bevoegd is kennis te nemen van en een oordeel uit te spreken over klachten met betrekking tot geneesmiddelenreclame afkomstig van anderen dan vergunninghouders en beroepsbeoefenaren. Dit ligt echter anders wanneer reclame gemaakt door derden verplichtingen inhoudt voor groeperingen die wél aan de Gedragscode zijn gebonden. Het vastleggen van een bepaald voorschrijfgedrag in medewerkersovereenkomsten tussen zorgverzekeraars en huisartsen wordt in dit geval beschouwd als reclame. De koppeling aan een financiële beloning of sanctie is alleen relevant voor de beantwoording van de vraag of en, zo ja, in welke mate de reclame in strijd is met de overige bepalingen van het Reclamebesluit resp. van de Gedragscode.
De Codecommissie bepaalt dat zowel de zorgverzekeraar als de arts in strijd handelen met het Reclamebesluit door een dergelijke overeenkomst aan te bieden resp. aan te gaan. Zorgverzekeraars die een dergelijke overeenkomst aanbieden/aangaan handelen formeel niet in strijd met de Gedragscode omdat zij daaraan niet zijn gebonden. Dat geldt evenwel niet voor de betrokken artsen. In het kader van de Gedragscode hebben de voorschrijvers zich verbonden te zullen handelen in overeenstemming met de bepalingen van die Gedragscode en het daaraan ten grondslag liggende Reclamebesluit. Het aangaan van verplichtingen met derden, in casu met zorgverzekeraars, die met de Gedragscode resp. het Reclamebesluit in strijd zijn, moet om die reden worden aangemerkt als een handelen in strijd met de Gedragscode. Daaraan doet niet af dat die derden zelf niet rechtstreeks aan de Gedragscode zijn gebonden.
Datum: 04-10-2005
Onderwerp: Bonussen en kortingen, Eisen aan reclame, Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
In dit advies ligt voor of bepaalde afspraken tussen zorgverzekeraars en huisartsen in medewerkersovereenkomsten over het voorschrijven van geneesmiddelen toelaatbaar zijn. In het advies concludeert de Codecommissie dat het Reclamebesluit geneesmiddelen niet is beperkt tot bepaalde categorieën reclamemakers. Wat betreft de toepassing van de Gedragscode concludeert de Codecommissie dat zij op grond van de Gedragscode in beginsel niet bevoegd is kennis te nemen van en een oordeel uit te spreken over klachten met betrekking tot geneesmiddelenreclame afkomstig van anderen dan vergunninghouders en beroepsbeoefenaren. Dit ligt echter anders wanneer reclame gemaakt door derden verplichtingen inhoudt voor groeperingen die wél aan de Gedragscode zijn gebonden. Het vastleggen van een bepaald voorschrijfgedrag in medewerkersovereenkomsten tussen zorgverzekeraars en huisartsen wordt in dit geval beschouwd als reclame. De koppeling aan een financiële beloning of sanctie is alleen relevant voor de beantwoording van de vraag of en, zo ja, in welke mate de reclame in strijd is met de overige bepalingen van het Reclamebesluit resp. van de Gedragscode.
De Codecommissie bepaalt dat zowel de zorgverzekeraar als de arts in strijd handelen met het Reclamebesluit door een dergelijke overeenkomst aan te bieden resp. aan te gaan. Zorgverzekeraars die een dergelijke overeenkomst aanbieden/aangaan handelen formeel niet in strijd met de Gedragscode omdat zij daaraan niet zijn gebonden. Dat geldt evenwel niet voor de betrokken artsen. In het kader van de Gedragscode hebben de voorschrijvers zich verbonden te zullen handelen in overeenstemming met de bepalingen van die Gedragscode en het daaraan ten grondslag liggende Reclamebesluit. Het aangaan van verplichtingen met derden, in casu met zorgverzekeraars, die met de Gedragscode resp. het Reclamebesluit in strijd zijn, moet om die reden worden aangemerkt als een handelen in strijd met de Gedragscode. Daaraan doet niet af dat die derden zelf niet rechtstreeks aan de Gedragscode zijn gebonden.
Datum: 27-09-2005
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Boehringer Ingelheim heeft betrekking op een aantal reclame-uitingen van GSK voor haar geneesmiddel Seretide. Boehringer Ingelheim klaagt er over dat GSK in haar uitingen onder andere de suggestie wekt dat beroepsbeoefenaren “iets zouden missen” indien zij bij de behandeling van COPD geen combinatiepreparaat, zoals Seretide, zouden voorschrijven, dat andere geneesmiddelen onvoldoende zijn voor een adequate behandeling en dat Seretide preventief gebruikt kan worden. De Codecommissie Geneesmiddelenreclame is van oordeel dat deze suggesties onjuist zijn en dat de reclame-uitingen van GSK derhalve in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame zijn.
Datum: 26-08-2005
Onderwerp: Bonussen en kortingen, Kosteloze verstrekking van geneesmiddelen, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Schering Nederland BV heeft betrekking op een terugbetalingsregeling voor Bondronat en de wijze waarop de therapeutische indicaties van diverse farmaceutische vormen van Bondronat is opgenomen in een brief van Roche Nederland BV, welke is gezonden aan beroepsbeoefenaren. De Codecommissie Geneesmiddelenreclame is van oordeel dat de terugbetalingsregeling voor Bondronat in strijd is met artikel 4.2 van de Gedragscode Geneesmiddelen en tevens als publieksreclame verboden is op grond van artikel 3 Code voor de Publieksreclame voor Geneesmiddelen juncto artikel 10 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. Ten aanzien van de wijze van vermelding van indicaties van de diverse farmaceutische vormen oordeelt de Codecommissie Geneesmiddelenreclame dat dit onvoldoende tot uitdrukking is gekomen. De klacht van Schering is gegrond.
Datum: 24-06-2005
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 12-05-2005
Onderwerp: Eisen aan informatie, Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 29-04-2005
Onderwerp: Bonussen en kortingen, Geschenken, Onderzoeken
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 24-03-2000
Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 25-02-2000
Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Datum: 06-01-2000
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 04-11-1999
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum:
Onderwerp: Samenkomsten in Nederland, Samenkomsten in buitenland
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
In dit overzicht zijn de locaties opgenomen die via de preventieve toets zijn goed- of afgekeurd in 2025. Het overzicht bevat de stad + locatie, of de aanvraag is goed- of afgekeurd, en de datum van de conclusie.