Filter uitspraken
[fusion_widget_area name=”avada-slidingbar-widget-1″ title_size=”” title_color=”” hue=”” saturation=”” lightness=”” alpha=”” background_color=”” padding_top=”” padding_right=”” padding_bottom=”” padding_left=”” margin_top=”” margin_right=”” margin_bottom=”” margin_left=”” hide_on_mobile=”small-visibility,medium-visibility,large-visibility” class=”” id=”” /]

We werken nog aan het invoeren en bewerken van de weergave van de uitspraken.

Sorteren
[fusion_widget_area name=”avada-custom-sidebar-slidingbarwidgetarea3″ title_size=”” title_color=”” hue=”” saturation=”” lightness=”” alpha=”” background_color=”” padding_top=”” padding_right=”” padding_bottom=”” padding_left=”” margin_top=”” margin_right=”” margin_bottom=”” margin_left=”” hide_on_mobile=”small-visibility,medium-visibility,large-visibility” class=”” id=”” /]
  • Datum: 01-03-2021
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Commissie van beroep
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd

    Bayer is in beroep gekomen van de beslissing van de Codecommissie van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame van 2 november 2020, gegeven onder nummer K20.005. De Codecommissie heeft de klacht van Novartis gegrond geacht wegens onder meer strijd met de artikelen 5.2.1.2, 5.2.1.3, 5.2.2.2, 5.2.2.3 en 5.2.2.4 van de Gedragscode. Het beroep van Bayer strekt ertoe dat de klacht van Novartis met betrekking tot de advertentie, alsnog wordt afgewezen.

    Centraal in het beroep staat de advertentie van Bayer voor haar geneesmiddel Eylea®. Het betreft een paginagrote portretfoto van een man met onder andere de volgende teksten: “Dus mijn volgende INJECTIE is pas OVER 16 WEKEN?” en “Maar liefst 40% van de patiënten in de 4-wekelijkse extensiegroep had na 1 jaar behandeling met Eylea® een volgend gepland injectie-interval tot 16 weken”. In een voetnoot is verwezen naar de hierna te noemen ALTAIR-studie.

    De eerste grief van Bayer is gericht tegen het in 6.10 van de uitspraak vervatte oordeel van de Codecommissie dat de resultaten van de ALTAIR-studie onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing bieden voor de reclame-uitingen in de advertentie en dat het feit dat het relevante studieresultaat uit de ALTAIR-studie is opgenomen in de SmPC niet zou bijdragen aan de vereiste wetenschappelijke onderbouwing dat het studieresultaat ook buiten de onderzochte groep patiënten toepasbaar is, omdat in de SmPC niet meer dan een samenvatting van de ALTAIR-studie wordt gegeven en daaraan verder geen conclusies mogen worden verbonden.

    De tweede grief is gericht tegen het in 6.12 van de uitspraak vervatte oordeel van de Codecommissie dat door het studieresultaat uit de ALTAIR-studie buiten de context en in een promotionele uiting te gebruiken het een andere lading krijgt en gelet op het geheel van de advertentie en het gebruik van de woorden “Maar liefst” het studieresultaat zodanig wordt benadrukt dat geen sprake meer is van een accuraat en waarheidsgetrouw beeld, waardoor het beeld te eenzijdig en te rooskleurig is en het de beroepsbeoefenaar op het verkeerde been kan zetten.

    De Commissie van Beroep is van oordeel dat gelet op de totaliteit van de advertentie, het portret, de in het oog springende vermelding van de gestelde vraag beginnende met het woord “Dus”, wat betekent dat de man vraagt of hij het goed begrepen heeft, de in kapitalen geschreven woorden INJECTIE OVER 16 WEKEN, en de reactie daarop, dat met deze reclame-uiting voor patiënten die behandeld worden met Eylea® een geruststellend beeld wordt geschetst ten aanzien van het injectie-interval. Hierbij wordt de suggestie gewekt dat een substantieel deel van deze patiënten pas over 16 weken de volgende injectie nodig heeft. Deze suggestie wordt naar het oordeel van de Commissie van Beroep in zijn algemeenheid gewekt voor patiënten die worden behandeld met Eylea®. De gewekte suggestie dat een substantieel deel van de patiënten die worden behandeld met Eylea® een volgende injectie pas over16 weken nodig hebben, wordt niet onderbouwd door de resultaten van de ALTAIR-studie en de SmPC-tekst van Eylea®.

    De Commissie van Beroep komt tot de conclusie dat de Codecommissie in 6.10 en 6.12 van haar uitspraak terecht heeft geoordeeld dat de claim “Dus mijn volgende INJECTIE is pas OVER 16 WEKEN?” niet wordt onderbouwd door de ALTAIR-studie en de SmPC van Eylea® en daarmee in strijd is met de Gedragscode alsmede dat de claim “Maar liefst 40% van de patiënten in de 4-wekelijkse extensiegroep had na 1 jaar behandeling met Eylea® een volgend gepland injectie-interval tot 16 weken” in de gegeven context een te eenzijdig en te rooskleurig beeld schetst, waardoor de gemiddelde beroepsoefenaar op het verkeerde been kan worden gezet. Beide claims zijn in strijd zijn met de Gedragscode. Grieven 1 en 2 worden verworpen.

    De Commissie van Beroep bekrachtigt de beslissing van de Codecommissie van 2 november 2020.

  • Datum: 01-03-2021
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Commissie van beroep
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd

    Novartis is in beroep gekomen tegen de beslissing van de Codecommissie van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame van 19 november 2020, gegeven onder nummer K20.006. De Codecommissie heeft de klacht van Bayer met betrekking tot de advertentie van Novartis voor haar geneesmiddel Beovu® gegrond geacht wegens strijd met de artikelen 5.2.1.2, 5.2.1.3, 5.2.2.2, 5.2.2.3 en 5.2.2.4 van de Gedragscode. Het beroep van Novartis strekt ertoe dat de klacht van Bayer met betrekking tot de advertentie alsnog wordt afgewezen.

    Centraal in het beroep staat de advertentie van Novartis voor haar geneesmiddel Beovu® waarin de volgende claims zijn gebruikt: “Wij zien een prachtige, droge retina. Zo mooi kan een OCT-beeld vrij van retinaal vocht zijn.* Dat is onze missie: meer patiënten vrij van retinaal vocht.¹,²” en “VOCHT ONDER CONTROLE, ZIEKTE ONDER CONTROLE”.

    Novartis heeft acht grieven (A tot en met H) aangevoerd. Gelet op het totaalbeeld van de advertentie is de Commissie van Beroep van oordeel dat de gebruikte claims zijn aan te merken als productclaims voor het geneesmiddel Beovu® en dat de gemiddelde beroepsbeoefenaar die ook als zodanig zal opvatten. De claim “Wij zien een prachtige, droge retina. Zo mooi kan een OCT-beeld vrij van retinaal vocht zijn.* Dat is onze missie: meer patiënten vrij van retinaal vocht¹,²” wekt de suggestie dat met Beovu® patiënten vrij kunnen worden gemaakt van retinaal vocht en dat behandeling met Beovu® kan leiden tot een droge retina bij meer patiënten. Deze claims worden niet voldoende wetenschappelijk onderbouwd door de SmPC van Beovu® en de HAWK en HARRIER studies.

    De Commissie van Beroep is van oordeel dat de Codecommissie in haar overwegingen 6.8 tot en met 6.11 het standpunt van Novartis niet onjuist heeft weergegeven en dat van een onbegrijpelijk en/of innerlijke tegenstrijdig oordeel evenmin kan worden gesproken. Voornoemde rechtsoverwegingen van de Codecommissie dienen in onderling verband te worden gelezen. Hieruit volgt dat de Codecommissie terecht heeft geoordeeld dat voornoemde claims in strijd zijn met de Gedragscode.

    De Commissie van Beroep is verder van oordeel dat de gemiddelde beroepsbeoefenaar de claim “VOCHT ONDER CONTROLE, ZIEKTE ONDER CONTROLE” gelet op het totaalbeeld van de advertentie in die zin zal opvatten dat de ziekte, dit is de visusverslechtering die zich voordoet bij patiënten met nMLD, onder controle kan worden gebracht met Beovu® door het retinaal vocht onder controle te houden en dat daardoor de visus van de patiënt kan worden behouden of verbeterd. Deze claim wordt niet wetenschappelijk onderbouwd door de studies van HAWK en HARRIER studies of de SmPC van Beovu®. In de rechtsoverwegingen 6.5, 6.16 en 6.19 heeft de Codecommissie terecht geoordeeld dat de claim “VOCHT ONDER CONTROLE, ZIEKTE ONDER CONTROLE” niet voldoende wetenschappelijk wordt onderbouwd en misleidend is. Van een innerlijk tegenstrijdig oordeel van de Codecommissie is geen sprake. De grieven D en E worden verworpen.

    Omdat de Commissie van Beroep zich kan verenigen met het oordeel van de Codecommissie en de gronden waarop dat berust, behoeven de grieven F, G en H geen nadere inhoudelijke behandeling; deze worden eveneens verworpen.

    De Commissie van Beroep bekrachtigt de beslissing van de Codecommissie van 19 november 2020.

  • Datum: 24-12-2020
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Voorwaardelijk positief

    De voorgelegde claims zijn voldoende onderbouwd en kunnen derhalve na goedkeuring van de SmPC en onder de gestelde voorwaarden in de voorgenomen reclame-uiting worden gebezigd.

  • Datum: 18-12-2020
    Onderwerp: Dienstverlening, Onderzoeken
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    De onderhavige vragen hebben betrekking op de vergoeding van werkelijk gemaakte kosten, die, zoals in de toelichting op artikel 6.3.3 is vastgelegd, moeten kunnen worden onderbouwd of anderszins aannemelijk moeten worden gemaakt in lijn met de guidance voor vergoedingen en tijdbesteding voor de uitvoering van niet-wmo-plichting onderzoek. Indien de doorberekening van kosten in lijn is met de guidance voor vergoedingen en tijdbesteding voor de uitvoering van niet-wmo-plichting onderzoek mag worden aangenomen dat deze vergoedingen redelijk zijn en derhalve toegestaan op grond van artikel 6.3.3 van de Gedragscode.

  • Datum: 03-12-2020
    Onderwerp: Publieksreclame
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Ingetrokken

    De CGR heeft meldingen ontvangen over een mogelijke overtreding van de regels inzake geneesmiddelenreclame door GlaxoSmithKline BV. De meldingen betreffen een radiocommercial over het belang van vaccins bij gordelroos.

  • Datum: 26-11-2020
    Onderwerp: Onderscheid reclame / informatie
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    De beoogde handelswijze dient te worden aangemerkt als reclame. De presentatie van drie richtlijnen waarin het nog niet-geregistreerde geneesmiddel van X wordt genoemd, en de context waarin deze richtlijnen onder de aandacht van de doelgroep worden gebracht, maakt dat de beoogde uitingen tot reclame voor een nog niet-geregistreerd geneesmiddel worden aangemerkt, hetgeen op grond van artikel 5.2.1.1 onder a. van de Gedragscode is verboden.

  • Datum: 19-11-2020
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond

    De klacht van Bayer is gericht tegen uitingen van Novartis voor haar geneesmiddel Beovu (werkzame stof brolucizumab).

    Beovu is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen voor de behandeling van neovasculaire (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD). Dat is een aandoening van het oog waarbij zich nieuwe bloedvaten vormen onder of in de macula door onder andere een overproductie van de “vascular endothelial growth factor”, afgekort VEGF. Deze nieuwe bloedvaten zijn van onvoldoende kwaliteit en zorgen voor lekkage van vocht onder en/of in de retina (intra- en/of subretinaal vocht). Het vocht zorgt voor een verslechtering van het zicht (de visus). Een van de mogelijke behandelingen van nLMD is behandeling met injecties met VEGF-remmers. Beovu is een VEGF-remmer, evenals Eylea van Bayer.

    De klacht van Bayer is onder meer gericht tegen de volgende door Novartis in een advertentie gebruikte claims: a) “Wij zien een prachtige, droge retina” b) “Zo mooi kan een OCT-beeld vrij van retinaal vocht zijn.*” c) “Dat is onze missie: meer patiënten vrij van retinaal vocht.1,2”

    De Codecommissie is, mét Bayer, van oordeel dat de uitingen, in de totale context van de Advertentie, de suggestie wekken dat met Beovu® patiënten vrij kunnen worden gemaakt van retinaal vocht en door de beroepsbeoefenaar aldus kunnen worden begrepen. Het feit dat in de tekst is vermeld dat het bereiken van een droge retina voor meer patiënten de missie is van Novartis, maakt dat niet anders. Immers, door die missie te vermelden in een reclame-uiting voor Beovu, wordt een verband gelegd tussen behandeling met Beovu en het bereiken van dat doel. In die context kan de uiting door de beroepsbeoefenaar worden opgevat als een claim dat behandeling met Beovu kan leiden tot een droge retina, bij meer patiënten. Hiermee kan de gemiddelde beroepsbeoefenaar op het verkeerde been worden gezet. De op grond van de Gedragscode vereiste wetenschappelijke onderbouwing van de claims ontbreekt. De (non-inferiority-)studies waarnaar worden verwezen kunnen de claims niet onderbouwen.

    De klacht van Bayer is verder gericht tegen de claim: VOCHT ONDER CONTROLE-, ZIEKTE ONDER CONTROLE”.

    Naar het oordeel van de Codecommissie kan deze claim door de beroepsbeoefenaar worden opgevat als een claim, dat door het retinaal vocht, met Beovu, onder controle te houden, een beter resultaat kan worden behaald voor de visus van de patiënt. Voor een dergelijke claim bestaat echter geen wetenschappelijke onderbouwing. Noch uit de SmPC, noch uit de registratiestudie, zijnde de HAWK en HARRIER studies, waarop de SmPC is gebaseerd, blijkt een dergelijk verband. De claim is naar het oordeel van de Codecommissie dus ook in dit opzicht misleidend. De beroepsbeoefenaar kan op het verkeerde been worden gezet.

    De klachten van Bayer zijn gegrond verklaard.

  • Datum: 02-11-2020
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond

    De klacht van Novartis is gericht tegen uitingen van Bayer voor haar geneesmiddel Eylea (werkzame stof: aflibercept).

    Eylea is onder meer geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen voor de behandeling van neovasculaire (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie.

    De klacht van Novartis is gericht tegen de volgende door Bayer in een Advertentie gebruikte claims: a) “Dus mijn volgende INJECTIE is pas OVER 16 WEKEN?”; b) “Maar liefst 40% van de patiënten in de 4-wekelijkse extensiegroep had na 1 jaar behandeling met Eylea® een volgend gepland injectie-interval tot 16 weken”; c) “Welk proactief behandelschema u ook kiest, EYLEA® kan u helpen de visuswinst te vergroten, terwijl u de behandellast voor u en uw patiënt vermindert.”.

    Voor de onderbouwing van de claims wordt in de Advertentie verwezen naar de ALTAIR-studie. In die studie is onderzoek gedaan naar de werkzaamheid en veiligheid van twee Treat & Extend (T&E) regimes, te weten 2- en 4-wekelijkse aanpassingen bij patiënten met nLMD, waarbij een minimum interval van 8 weken en een maximum interval van 16 weken was toegestaan. 40% van de patiënten in de 4-wekelijkse extensiegroep had na één jaar behandeling met Eylea een volgend gepland injectie-interval van 16 weken.

    De Codecommissie onderschrijft niet het standpunt van Bayer, dat zij met de claims niets anders doet dan voormeld studieresultaat communiceren. Mét Novartis is de Codecommissie van oordeel dat de gewraakte claims, in onderlinge samenhang en in de totale context van de Advertentie bezien, de suggestie wekken, dat ook bij de behandeling van andere (vergelijkbare) patiëntenpopulaties dan de onderzochte met Eylea verwacht kan worden dat bij een substantieel deel van de patiënten een injectie-interval van 16 weken kan worden bereikt en daarmee de behandellast van patiënten zal worden verminderd en dat dit resultaat van de ALTAIR-studie in het algemeen kan worden geëxtrapoleerd naar (vergelijkbare) patiëntenpopulaties buiten de onderzochte.

    Voor een dergelijke claim biedt de ALTAIR-studie echter naar het oordeel van de Codecommissie onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing, omdat de methodologie van de studie niet toelaat een dergelijke gevolgtrekking te maken. Zoals immers uit de publicatie van het onderzoek blijkt, waren alle gehanteerde statistische analyses in het onderzoek exploratief en beschrijvend van aard. Aan de resultaten van op dergelijke wijze uitgevoerd onderzoek kunnen naar het oordeel van de Codecommissie geen gevolgtrekkingen worden verbonden voor patiëntenpopulaties buiten de onderzochte populatie, aangezien daarvoor verklarende, inferentiële, statistiek noodzakelijk zou zijn.

    Ook de klacht van Novartis dat Bayer zich schuldig maakt aan cherry picking met de claim “Maar liefst 40% van de patiënten in de 4-wekelijkse extensiegroep had na 1 jaar behandeling met Eylea® een volgend gepland injectie-interval tot 16 weken” is naar het oordeel van de Codecommissie gegrond. Door dat studieresultaat buiten de context en in een promotionele uiting te gebruiken krijgt het een andere lading. In het geheel van de Advertentie en onder meer door toevoeging van de woorden “Maar liefst”, wordt dit resultaat zodanig benadrukt dat geen sprake meer is van een accuraat en waarheidsgetrouw beeld. Het beeld is te eenzijdig en te rooskleurig en kan de beroepsbeoefenaar op het verkeerde been zetten.

    De klacht van Novartis betreft verder de in een Mailing geuite claim: “Wat erin zit maakt het verschil”. Bayer licht toe dat zij in deze mailing de komst van een voorgevulde spuit met Eylea aankondigt. Om aan te geven dat het feit dat Eylea nu ook in een voorgevulde spuit verkrijgbaar zal zijn voor de werking van Eylea zelf geen verschil maakt, gebruikt zij deze claim.

    De Codecommissie is van oordeel dat de claim te vaag is. Uit de claim valt niet af te leiden wélk verschil Eylea maakt en ten opzichte waarván.

    De Codecommissie is voorts, mét Novartis, van oordeel dat de claim kan worden gelezen als een superioriteitsclaim. Het woord “verschil” duidt per definitie op een vergelijking met iets anders. Nu niet duidelijk is gemaakt waarmee wordt vergeleken, kan de claim gelezen worden als een vergelijking met alle gelijksoortige geneesmiddelen voor dezelfde indicatie, waaronder Lucentis en Beovu van Novartis. Door toevoeging van het lidwoord “het” aan “verschil” krijgt de claim nog een sterkere promotionele lading. De uitdrukking “het verschil maken”, impliceert immers dat sprake is van een substantieel verschil, dat van doorslaggevende betekenis kan zijn. Evident is dat een dergelijke superioriteitsclaim in het geheel niet is onderbouwd en derhalve in strijd is met onder meer de artikelen 5.2.2.8 en 5.2.2.9 van de Gedragscode.

    De klachten van Novartis zijn gegrond verklaard.

  • Datum: 30-10-2020
    Onderwerp: Wetenschappelijke prijzen
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    Beroepsbeoefenaren worden geselecteerd om voor een bijdrage in gastvrijheidskosten tijdens een wetenschappelijk congres in aanmerking te komen op basis van een competitie door middel van het indienen van een Case Study. De competitie ziet op een daadwerkelijke (in)directe verbetering van de zorg aan patiënten of de bevordering van de medische wetenschap. De objectiviteit en de onafhankelijkheid van de competitie zijn voldoende gewaarborgd. De uiteindelijke prijs betreft een bijdrage van € 500,- die volledig wordt besteed aan inschrijving voor een virtueel internationaal wetenschappelijk congres. Gezien de besteding en de omvang van de prijs, acht de CGR deze tevens in redelijke verhouding tot het doel van de betrokken competitie, waarmee de bijdrage aan de prijs door de vergunninghouder voldoet aan de voorwaarden uit art. 6.5.4 van de Gedragscode.

  • Datum: 20-10-2020
    Onderwerp: Publieksreclame, Sponsoring
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    Door op een website een niet nader onderbouwde voorafgaande selectie van een specifieke geneesmiddelengroep te laten plaatsvinden en uitsluitend deze selectie (in eerste instantie) onder de aandacht van de bezoeker te brengen, is sprake van sturing door degene die de link naar de betreffende groepspagina aanbiedt en derhalve van aanprijzing van specifieke geneesmiddelen.

  • Datum: 13-10-2020
    Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    Nu in de voorgelegde uiting het gesuggereerde onderscheid niet nader wordt benoemd of toegelicht en de claim evenmin wordt onderbouwd, is de claim niet controleerbaar, zoals vereist is op grond van artikel 5.2.2.3 van de Gedragscode. Aangezien ook niet duidelijk wordt gemaakt in welk opzicht het produkt onderscheidend zou zijn ten opzichte van concurrerende geneesmiddelen, is niet te controleren in hoeverre aan de criteria a t/m h van artikel 5.2.2.8 van de Gedragscode wordt voldaan.

  • Datum: 07-10-2020
    Onderwerp: Eisen aan informatie, Vergelijkende reclame
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    Door verschillende geneesmiddelen op basis van een kosteneffectiviteitsonderzoek in een zekere rangorde (van doelmatigheid) te zetten, bevat de tekst elementen van ‘aanbeveling’. De voorgenomen uiting is daarom beoordeeld tegen de criteria van vergelijkende reclame zoals neergelegd in de artikelen 5.2.2.8 en 5.2.2.9 van de Gedragscode en kan deze toets niet doorstaan.

  • Datum: 30-09-2020
    Onderwerp: Vergelijkende reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond

    De klacht van AZ is gericht tegen uitingen van GSK over haar geneesmiddel Zejula. AZ stelt zich op het standpunt dat deze uitingen in strijd zijn met de Gedragscode, in het bijzonder de artikelen 5.2.1.3, 5.2.2.2, 5.2.2.3, 5.2.2.8 jo. 5.2.2.9.

    Centraal in de klacht van AZ staat de door GSK gebruikte claim “ZEJULA®, De enige PARPi met een positief CieBOM-advies voor de afzonderlijke subgroepen met een non-BRCA óf BRCA-tumor*met platinasensitief, recidiverend ovariumcarcinoom¹”. AZ meent dat deze claim is aan te merken als ontoelaatbare vergelijkende reclame. GSK betwist deze stelling en stelt zich op het standpunt dat de claim een korte verwijzing is naar het CieBOM-advies over niraparib.

    De Codecommissie is van oordeel dat de claim “ZEJULA®, De enige PARPi met een positief CieBOM-advies voor de afzonderlijke subgroepen met een non-BRCA óf BRCA-tumor*met platinasensitief, recidiverend ovariumcarcinoom¹” is aan te merken als vergelijkende reclame in de zin van de Gedragscode, welke vergelijking de suggestie wekt dat de CieBOM positiever zou zijn over Zejula® dan over de andere PARP-remmers en daarmee de suggestie van superioriteit van Zejula®. Tussen partijen staat vast dat geen direct vergelijkende studie naar de werking en effectiviteit van Zejula®, Lynparza® en Rubraca® voorhanden is. De gemaakte vergelijking is niet wetenschappelijk onderbouwd.

    Het betoog van GSK dat als zij niet de relevante beroepsgroep middels de gewraakte claim zou mogen attenderen op het CieBOM-advies over niraparib, omdat er sprake zou zijn van een impliciete vergelijking dan wel superioriteitsclaim, dit de facto zou betekenen dat klinisch relevant kenmerkende eigenschappen die op enig moment (nog) uniek zijn, niet zouden mogen worden gepubliceerd en de relevante beroepsgroep hierdoor belangrijke klinische informatie wordt onthouden, faalt. Het is een misvatting dat relevante en juiste informatie niet zou mogen worden gedeeld, maar de wijze waarop zulks gebeurt, dient in overeenstemming te zijn met artikel 5.2.2 van de Gedragscode, aan de hand waarvan de Codecommissie uitingen dient te toetsen.

    De uitingen voldoen niet aan de in artikelen 5.2.2.8 jo. 5.2.2.9 van de Gedragscode gestelde eisen en zijn misleidend. Dit onderdeel van de klacht van AZ is gegrond. De overige klachtonderdelen inzake misleiding zijn eveneens gegrond.

    Gelet op de ernst van de overtreding beveelt de Codecommissie GSK een rectificatie te plaatsen in de vakbladen Medische Oncologie en Oncologie Up-to-date.

  • Datum: 11-09-2020
    Onderwerp: Publieksreclame
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Niet-ontvankelijk

    De voorgenomen bewustwordingscampagne valt niet onder de definitie van publieksreclame in de zin van artikel 3.1.a van de Gedragscode, omdat de campagne geen reclame maakt voor een specifiek geneesmiddel.

    Dit oordeel neemt niet weg dat kan worden gesteld dat sprake is van reclame voor geneesmiddelen in het algemeen. Het beoordelen daarvan valt echter buiten de competentie van de Keuringsraad.

  • Datum: 03-09-2020
    Onderwerp: Vergelijkende reclame
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    De voorgenomen promotionele uiting voldoet niet aan de criteria en de geest van vergelijkende reclame en de onderbouwing van claims, zoals neergelegd in de artikelen 5.2.2.8 en 5.2.2.9 van de Gedragscode. Een netwerk meta-analyse kan een nuttige methode van vergelijking van verschillende behandelingen zijn in de afwezigheid van directe vergelijkende studies. Dergelijke analyses zijn echter zeer gecompliceerd en een juiste interpretatie kan alleen bij het lezen van de volledige publicatie.

  • Datum: 26-08-2020
    Onderwerp: Geschenken
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    De projecten die genomineerd zijn voor een wetenschappelijke prijsvraag leiden er niet toe dat er ongewenste beïnvloeding plaatsvindt van het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van geneesmiddelen.

  • Datum: 04-08-2020
    Onderwerp: Sponsoring
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Voorwaardelijk positief

    Bij vergoeding door twee vergunninghouders van gastvrijheidskosten die een individuele beroepsbeoefenaar in dienst van een ziekenhuis in het kader van een tweejarige opleiding aan een buitenlandse universiteit maakt, dient de beroepsbeoefenaar minimaal 50 % zelf te betalen en mogen beide vergunninghouders ieder maximaal 25 % van de totale gastvrijheidskosten vergoeden.

  • Datum: 21-07-2020
    Onderwerp: Publieksreclame
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Ingetrokken

    De CGR heeft een melding ontvangen over een mogelijke overtreding van de regels inzake geneesmiddelenreclame door ACE Pharmaceuticals BV. De melding betreft een advertentie in het Pharmaceutisch weekblad #25 inzake Semprex®.

  • Datum: 30-06-2020
    Onderwerp: Vergelijkende reclame, Onderzoeken
    Instantie: Commissie van beroep
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd

    Janssen is bij de Commissie van Beroep in beroep gekomen tegen de beslissing van de Codecommissie van 28 februari 2020, gegeven onder nummer K19.005 tussen Astellas als verzoekster en Janssen als verweerster. Janssen heeft twee gronden van beroep aangevoerd, waartegen Astellas gemotiveerd verweer heeft gevoerd.

    Janssen voert in haar beroepschrift aan dat de Codecommissie buiten de grenzen van de rechtsstrijd tussen partijen is getreden en voorts dat zij ten onrechte heeft geoordeeld dat de in casu relevante studie onvoldoende wetenschappelijke kwaliteit en overtuigingskracht heeft om de voorgenomen vergelijkende reclame te rechtvaardigen.

    De Commissie van Beroep gaat allereerst niet mee in het betoog van Janssen dat de Codecommissie buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden, en verwijst daarbij naar verschillende onderdelen van het klaagschrift van Astellas.

    Voorts overweegt de Commissie van Beroep dat de effectiviteit of werking van een geneesmiddel van eminent belang is voor een beroepsbeoefenaar bij de keuze om een geneesmiddel voor te schrijven. Omdat reclame erop is gericht het voorschrijfgedrag van de arts te beïnvloeden ten gunste van het geneesmiddel waarop de uiting betrekking heeft, zal bij een vergelijkende claim tussen twee geneesmiddelen met een vergelijkbare indicatiestelling, deze claim in beginsel gebaseerd dienen te zijn op een wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van deze middelen.

    Dat gezegd hebbende, kan ook een observationele studie (zoals de studie in casu) in beginsel als wetenschappelijke onderbouwing van een vergelijkende claim dienen, wanneer aan de in de Gedragscode gestelde eisen wordt voldaan. De Commissie van Beroep is van oordeel dat de studie die hier aan de orde is de nodige kwaliteit en overtuigingskracht mist om de vergelijkende reclame te onderbouwen. Het betreft een niet rechtstreeks vergelijkende, prospectieve, niet gerandomiseerde observationele studie, waarbij het de vraag is of de onderzochte patiëntengroepen bij de start van de behandeling met een van beide middelen volledig vergelijkbaar waren, waarbij de studiepopulatie gedurende de studie drastisch afnam en waarvan de conclusies niet objectief meetbaar zijn. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat bovendien een rechtstreeks vergelijkende studie naar de werking en effectiviteit van beide geneesmiddelen ontbreekt, kan niet geoordeeld worden dat de vergelijkende reclame van Janssen voldoet aan de Gedragscode.

    De Commissie van Beroep bekrachtigt de beslissing van de Codecommissie.

  • Datum: 23-06-2020
    Onderwerp: Publieksreclame
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Ingetrokken

    De CGR heeft een melding ontvangen van een natuurlijk persoon, wiens naam om privacy redenen anoniem blijft, over een mogelijke overtreding van de regels inzake geneesmiddelenreclame door Allergy Therapeutics Netherlands (ATN). De melding betreft de website www.hulpbijhooikoorts.nl.

  • Datum: 29-05-2020
    Onderwerp: Publieksreclame
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    Aanvraagster heeft passende voorzorgsmaatregelen genomen voor een virtueel congres waar ook anderen dan beroepsbeoefenaren aanwezig zullen zijn om zoveel mogelijk te voorkomen dat productreclame de niet-beroepsbeoefenaren bereikt.

  • Datum: 24-03-2020
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Niet-ontvankelijk
  • Datum: 21-02-2020
    Onderwerp: Dienstverlening
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    De onderhavige samenkomst kwalificeert zich als een samenkomst in het kader van een dienstverleningsovereenkomst in de zin van artikel 6.3.4 Gedragscode. Deelname aan deze samenkomst en vergoeding van kosten is voor zowel beroepsbeoefenaren als de niet-beroepsbeoefenaren toegestaan. V.w.b. de beroepsbeoefenaren dient de vergoeding conform de voorwaarden te worden vermeld in het Transparantieregister.

  • Datum: 10-02-2020
    Onderwerp: Geschenken, Samenkomsten in Nederland
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    De Codecommissie gaat er niet van uit dat de ter beschikking te stellen ruimte(s) een dermate luxe uitstraling hebben dat deze in het kader van de toetsing aan hoofdstuk 6 Gedragscode een belemmering vormen. Of de locatie geografisch gezien als passend valt aan te merken is voorts afhankelijk van verschillende factoren, als inhoud en doelgroep en of de bijeenkomst een internationaal karakter heeft.

  • Datum: 03-02-2020
    Onderwerp: Samenkomsten in buitenland
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Voorwaardelijk positief

    Preventieve toetsing buitenlandse bijeenkomst. In het onderhavige geval stuit het aanbieden van een lunch na afronding van het inhoudelijke programma niet op bezwaren gezien de lengte van de inhoudelijke bijeenkomst die daar die ochtend aan vooraf zal gaan en de omstandigheid dat de deelnemers daarna nog een lange terugreis voor de boeg hebben.

  • Datum: 08-02-2011
    Onderwerp: Eisen aan informatie, Publieksreclame
    Instantie: Commissie van beroep
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Beroep: Uitspraak deels bekrachtigd, deels vernietigd

    1. Janssen-Cilag heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de Codecommissie KOAG/KAG (Kamer II) van 4 november 2010. Het beroep richt zich tegen enkele beslissingen waarbij een viertal uitingen van Janssen-Cilag met betrekking tot het ADHD-geneesmiddel Concerta in strijd is geoordeeld met de op publieksreclame voor geneesmiddelen betrekking hebbende codes. Voor zover de beslissing ter beoordeling aan de Commissie van Beroep is voorgelegd, is deze grotendeels vernietigd.

    2. Het gaat in beroep om de volgende uitingen: a. een uitklapfolder Perspectief met daarin opgenomen een verwijzing naar onder meer de website www.psyq.nl. waarop een patiëntenervaring te lezen is met de tekst: “De Concerta die ik gebruik helpt me iedere dag weer het koppie er bij te houden en voornamelijk op mijn werk heb ik daar profijt van.” Volgens de Codecommissie is deze uiting in strijd is met het verbod op publieksreclame voor UR-geneesmiddelen. b. een brochure Perspectief patiënteninformatie met daarin opgenomen een aantal verwijzingen naar websites, (Engelstalige) boeken, ADHD-websites, waaronder www.psyq.nl, en E-groups. De uitingen zijn aan te merken als ontoelaatbare publieksreclame, aldus de Codecommissie. c. de cd-rom Spreekbeurt waarop zijn opgenomen de pagina's D10 tot en met D16 en D20 tot en met D22 waarop telkens de bedrijfsnaam van Janssen-Cilag is vermeld. Door de naamsvermelding profileert Janssen-Cilag zich zo nadrukkelijk als fabrikant van ADHD geneesmiddelen, dat deze uiting ontoelaatbare publieksreclame vormt, aldus de Codecommissie. d. de website www.adhd.nu waarop is opgenomen een vergelijkend overzicht van vergoedingen per ADHD-geneesmiddel. Volgens de codecommissie bevat de website geen gebalanceerde en genuanceerde informatie en is deze daarom in strijd met de “Nadere invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen.”

    3. Janssen-Cilag heeft aangevoerd dat de uitingen niet in strijd zijn met de regels voor publieksreclame voor geneesmiddelen. Ten aanzien van de uitingen c. tot en met d. heeft zij echter in de eerste plaats aangevoerd dat de Codecommissie buiten de rechtsstrijd is getreden.

    4. De Commissie van Beroep heeft het volgende overwogen.

    a. de uitklapfolder Perspectief De website www.PsyQ.nl is een website “die breed informatie over ADHD geeft en als geheel niet aanprijzend wordt beoordeeld”. Janssen-Cilag heeft geen invloed gehad op de inhoud van de website en zij is niet als sponsor van de website of de achterliggende organisatie opgetreden. De vermelding van de patiëntenervaring is direct noch indirect door Janssen-Cilag bewerkstelligd. Vooropgesteld moet worden dat het een vergunninghouder vrijstaat in brochuremateriaal als de onderhavige uitklapfolder verwijzingen op te nemen naar informatiebronnen zoals belangenverenigingen, boeken of ander schriftelijk materiaal en websites, mits dit zorgvuldig geschiedt. De wijze waarop Janssen-Cilag dit heeft gedaan kan de zorgvuldigheidstoets doorstaan. Geenszins is aannemelijk dat Janssen-Cilag bij het bepalen van de volgorde in de opsomming van websites heeft beoogd het publiek in de eerste plaats naar de website www.PsyQ.nl te leiden omdat daarop de patiëntenervaring is vermeld. De bezoeker van de website dient diverse keren door te klikken en te scrollen voordat de patiëntenervaring wordt gevonden en de website bevat ook negatieve uitspraken over Concerta. De bij de vermelding van de website in de folder geplaatste tekst “site met een zeer bruikbare zelftest en vijf korte online films” vestigt niet in bijzondere mate de aandacht op de website www.Psyq.nl. De kwaliteit van de website www.Psyq.nl staat in dit geding niet ter discussie. De enkele vermelding van de patiëntenervaring staat in een te ver verwijderd verband met het voor Janssen-Cilag geldende verbod tot het maken van publieksreclame voor haar UR-geneesmiddel Concerta om de conclusie te kunnen trekken dat Janssen-Cilag verboden publieksreclame heeft gemaakt.

    b. de brochure Perspectief patiënteninformatie, de cd-rom Spreekbeurt en d. de website www.adhd.nu.

    Uit de bepalingen van het Reglement KOAG/KAG blijkt dat klachten of bezwaren met betrekking tot enig handelen of nalaten in strijd met de Codes duidelijk geformuleerd moeten worden ingediend. Uit het systeem van de regeling en de beginselen van een goede procesorde volgt dat dit ook geldt voor een verzoek van KOAG/KAG op de voet van artikel 3.2 van het Reglement. Immers, ongeacht op welke wijze een geding bij de Codecommissie wordt ingeleid, dient voor iedere betrokken partij duidelijk te zijn welke uitingen (en op welke punten) ter toetsing worden voorgelegd. Een gebrek aan voldoende duidelijkheid zal met name de wederpartij van degene die de klacht of het bezwaar heeft ingediend, in zijn of haar verweer kunnen schaden. Dit betekent in deze zaak dat de rapportage van KOAG/KAG het duidelijke verzoek had moeten bevatten om een oordeel uit te spreken over: a. de verwijzingen naar websites, (Engelstalige) boeken, ADHD-websites en E-groups in de brochure Perspectief patiënteninformatie, b. de vermelding van de bedrijfsnaam van Janssen-Cilag op de afbeeldingen D10 t/m D16 en D20 t/m D22 op de cd-rom Spreekbeurt en c. de mogelijke onvolledigheid van het overzicht van ADHD middelen op de website www.adhd.nu.

    Dit is niet gebeurd en deze punten zijn niet voldoende duidelijk op andere wijze ter zitting in eerste aanleg aan de orde gekomen. De punten b. en c. zijn in de rapportage van KOAG/KAG niet ter sprake gebracht. Punt a. is dat wel maar omdat KOAG/KAG en Janssen-Cilag beide van opvatting waren dat de brochure met inbegrip van de verwijzing naar de websites geen publieksreclame voor een UR-geneesmiddel bevatte, behoefde Janssen-Cilag er, zonder een duidelijk verzoek van KOAG/KAG daartoe, geen rekening mee te houden dat de brochure op dit laatste onderdeel aan een beoordeling door de Codecommissie zou worden onderworpen.

    Partijen hebben de omvang van de rechtsstrijd in onderling overleg willen vaststellen. Zij zijn in overleg getreden met de voorzitter van de Codecommissie. De voorzitter van de Codecommissie heeft het bericht doen uitgaan dat zal worden uitgegaan van de rapportage van KOAG/KAG en dat wezenlijk nieuwe bezwaren tegen reclame-uitingen van Janssen-Cilag in beginsel buiten behandeling zullen blijven. Nu KOAG/KAG de bovenstaande kwesties feitelijk niet ter beoordeling aan de Codecommissie heeft voorgelegd, partijen ook niet de bedoeling hebben gehad een beslissing op deze punten uit te lokken en wezenlijk nieuwe bezwaren tegen reclame-uitingen ter zitting niet aan de orde zijn gesteld (en overigens naar verwachting ook niet zouden zijn toegelaten), moet worden geoordeeld dat de Codecommissie met haar oordeel op bovenstaande punten buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. Dit is in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde. De beslissing van de Codecommissie moet daarom op die onderdelen worden vernietigd.

  • Datum: 22-12-2010
    Onderwerp: Onderzoeken
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief
  • Datum: 14-12-2010
    Onderwerp: Dienstverlening, Sponsoring
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    Dit advies betreft de vraag of een vergunninghouder een project mag sponsoren ten behoeve van voorlichting van beroepsbeoefenaren aan patiënten. Aan alle eisen van sponsoring is voldaan, waardoor het advies positief luidt.

  • Datum: 08-12-2010
    Onderwerp: Dienstverlening
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Deels positief, deels negatief

    Dit advies betreft de vraag of een vergunninghouder de sprekers op haar bijeenkomst een vergoeding mag geven van een bepaald uurtartief en daarnaast een bedrag als vergoeding voor het intellectuele eigendom als auteur van de gegeven presentaties. Wat betreft het uurtarief oordeelt de Commissie positief, de andere vergoeding acht de Commissie niet toelaatbaar.

  • Datum: 04-11-2010
    Onderwerp: Onderscheid reclame / informatie, Publieksreclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond

    Het bestuur van de Stichting KOAG/KAG heeft de Codecommissie verzocht een oordeel uit te spreken over de conclusies van de Keuringsraad KOAG/KAG inzake uitingen van Janssen-Cilag BV zoals aangehaald en bedoeld in de Kamervragen van Van Gerven. Het gaat daarbij om de uitklapfolder Perspectief, de Perspectief patiënteninformatie, de brochure Peptalk Too, de CD-ROM spreekbeurt en de inhoud van de website www.adhd.nu.

    In de uitklapfolder Perspectief is door Janssen-Cilag BV een verwijzing opgenomen naar de website www.psyq.nl, waarop een uitlating van een patiënt over Concerta is vermeld. De Codecommissie is van oordeel dat de uitklapfolder Perspectief in strijd is met het verbod op publieksreclame voor UR-geneesmiddelen krachtens artikel 3 sub a CPG. De Codecommissie is tevens van oordeel dat de patiënteninformatie Perspectief die een aantal verwijzingen naar websites, (Engelstalige) boeken, ADHD-websites, waaronder www.psyq.nl, en E-groups bevat, eveneens is aan te merken als ontoelaatbare publieksreclame krachtens artikel 3 sub a CPG.

    In de brochure Peptalk Too is de verwijzing naar methylfenidaat naar het oordeel van de Codecommissie geen verwijzing naar een specifiek geneesmiddel, in casu het UR-geneesmiddel Concerta van Janssen-Cilag BV. De Codecommissie komt tot het oordeel dat de vermelding van werkzame stoffen in de aangehaalde passages in de brochure Peptalk Too in overeenstemming is met de Nadere Invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen.

    De op de cd-rom vermelde basisinformaties zijn naar het oordeel van de Codecommissie niet aan te merken als een directe of indirecte verwijzing naar een (specifiek) geneesmiddel. De basisinformaties voor de verschillende leeftijdsgroepen vallen onder de in artikel 2 sub a van de Nadere Invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen opgenomen definitie van informatie. Ten aanzien van het artikel “Pietje is onrustig. De onstuitbare opmars van de gedragsstoornis ADHD onder kinderen” op de cd-rom is de Codecommissie van oordeel dat deze is aan te merken als ontoelaatbare publieksreclame en daarmee in strijd met artikel 3 sub a CPG.

    De Codecommissie heeft tot slot geconstateerd dat op iedere afbeelding, overgelegd als D10 tot en met D16 en D20 tot en met D22, van de cd-rom de fabrikantnaam “Janssen – Cilag BV” wordt vermeld. Van een gebalanceerde en genuanceerde informatie is in casu geen sprake. Naar het oordeel van de Codecommissie is sprake van ontoelaatbare publieksreclame en daarmee strijd met artikel 3 sub a CPG.

    Ten aanzien van de website www.adhd.nu is de Codecommissie van oordeel dat de inhoud van de website www.adhd.nu, de poster en het visitekaartje zijn aan te merken als informatie in de zin van artikel 2 van de Nadere Invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen. De Codecommissie is daarbij van oordeel dat de website www.adhd.nu geen gebalanceerde en genuanceerde informatie bevat en daarmee in strijd is met artikel 4 sub b van de Nadere Invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen.

  • Datum: 02-11-2010
    Onderwerp: Vergelijkende reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Deels positief, deels negatief

    Dit advies betreft de toelaatbaarheid van een vergelijkende claim in een detail-aid die rayon managers zullen gebruiken in hun gesprek met artsen ter promotie van een geneesmiddel. De Commissie oordeelt dat het toelaatbaar is mits een aantal onderdelen worden geschrapt en de beroepsbeoefenaar ook een kopie van het volledige artikel waarop de claim gebaseerd is ontvangt.

  • Datum: 28-09-2010
    Onderwerp: Dienstverlening, Sponsoring
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    Dit advies betreft een filmwedstrijd voor patiënten, waarmee een geldbedrag en een camera te winnen zijn. Zorgverleners zijn uitgesloten van deelname. De Commissie oordeelt dat de wedstrijd toelaatbaar is en dat er geen sprake is van reclame voor een receptgeneesmiddel. De vergoeding die een beroepsbeoefenaar ontvangt die plaats heeft in de jury is ook toelaatbaar. Het advies luidt positief.

  • Datum: 17-09-2010
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond

    Het eerste onderdeel van de klacht van Boehringer is gericht tegen de reclame-uitingen van Novartis waarin de Onbrez Breezhaler waaruit een spraywolk komt eindigend in de vorm van een springende leeuw, wordt afgebeeld. Boehringer stelt zich op het standpunt dat voornoemde afbeelding ten onrechte de indruk wekt dat de Onbrez Breezhaler een pMDI of soft mist inhalator is en dat daarmee sprake is van misleiding. Novartis meent dat beroepsbeoefenaren de in de reclame-uitingen getoonde Onbrez Breezhaler zullen aanmerken als een droogpoederinhalator en niet als een soft mist inhalator of pMDI en betwist dat sprake is van misleiding. De Codecommissie is van oordeel dat in de onderhavige reclame-uiting door het onderlinge nauwe verband tussen de afgebeelde Onbrez Breezhaler en de spraywolk die eindigt in de vorm van een springende leeuw de suggestie wordt gewekt dat de Onbrez Breezhaler zelf actief een spraywolk werkzame stof voortbrengt, zoals bij onder andere een soft mist inhalator het geval is. Hierdoor kan bij de gemiddeld oplettende beroepsbeoefenaar ten onrechte de indruk ontstaan dat de Onbrez Breezhaler geen droogpoederinhalator is. De beroepsbeoefenaar kan daarmee gemakkelijk op het verkeerde been worden gezet omtrent het type inhalator. De reclame-uiting is naar het oordeel van de Codecommissie misleidend en daarmee in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.

    Het tweede onderdeel van de klacht van Boehringer is gericht tegen de claim “eerste ultra LABA bij COPD” die Novartis gebruikt in de aanprijzing van haar geneesmiddel de Onbrez Breezhaler. Boehringer stelt zich op het standpunt dat Novartis hiermee claimt de eerste en/of de beste langwerkende beta 2 agonist op de Nederlandse markt te zijn. Novartis betwist dit standpunt van Boehringer en betoogt dat met “ultra” slechts wordt gecommuniceerd dat Onbrez Breezhaler langer werkt dan de tot op heden op de markt zijnde LABA’s. Naar het oordeel van de Codecommissie blijkt uit de context van de reclame-uiting niet voldoende dat het begrip “ultra” in “eerste ultra LABA” bij uitstek betrekking heeft op de werkingsduur van Onbrez Breezhaler. Deze indruk wordt nog versterkt door de omstandigheid dat direct onder de zinsnede waarin de term “ultra” voorkomt, een viertal bijzondere eigenschappen van het product worden genoemd. De aanduiding “ultra” zal mede in dit verband worden gelezen en begrepen als een superioriteitsclaim, die niet nader is onderbouwd. De Codecommissie komt tot het oordeel dat de claim “eerste ultra LABA” misleidend is en daarmee in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.

    De klacht van Boehringer is gegrond.

  • Datum: 13-09-2010
    Onderwerp: Geschenken, Onderscheid reclame / informatie, Sponsoring
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    Dit advies betreft de toelaatbaarheid van zorgboeken, Cd-roms en websites met informatie over een ziekte. Deze materialen kunnen artsen aanvragen en aan patiënten doorgeven, en worden gesponsoord door farmaceutische bedrijven. Deze bedrijven hebben geen invloed op de inhoud. De Commissie oordeelt dat er geen sprake is van reclame of van een geschenk van een vergunninghouder aan een beroepsbeoefenaar. Wel is er sprake van sponsoring, en dus dienen de afspraken hierover schriftelijk worden vastgelegd. Indien hieraan voldaan wordt luidt het advies positief.

    Vervolg op dit advies in AA11.004,

  • Datum: 31-08-2010
    Onderwerp: Eisen aan informatie, Onderscheid reclame / informatie
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    Dit advies betreft de toelaatbaarheid van het verstrekken van doseeradviezen van een geneesmiddel door een vergunninghouder aan beroepsbeoefenaren. De Commissie oordeelt dat hier sprake is van informatie en niet van reclame. Een cruciaal element bij het begrip informatie is de vraag of i.c. de te verstrekken doseeradviezen inhoudelijk in overeenstemming zijn met de tekst van de SmPC. Om hierover te oordelen is kennis vereist waarover de Commissie niet beschikt.

  • Datum: 30-08-2010
    Onderwerp: Eisen aan informatie, Onderscheid reclame / informatie, Publieksreclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    Deze aanvraag betreft twee vragen, namelijk of informatie aan een niet-beroepsbeoefenaar ook verstrekt mag worden door een commerciële afdeling i.p.v. een medische afdeling, en of sales representatives informatie aan niet-beroepsbeoefenaren mogen verstrekken. De Commissie oordeelt dat het zeer wel kan uitmaken wie de informatie verstrekt en dat wanneer eigen medewerkers van de farmaceut dit doen het risico te groot is dat er toch sprake zal zijn van reclame. Het advies luidt dus negatief.

  • Datum: 26-08-2010
    Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    Dit advies betreft de vraag of een voorgenomen mailing van een vergunninghouder over een receptgeneesmiddel ook naar assistenten die het middel toedienen gezonden mag worden. De Commissie oordeelt dat in de mailing zoals deze nu klaar ligt een aanprijzend karakter heeft en daarom als reclame aangemerkt dient te worden en daarom niet naar de assistenten gezonden mag worden. Wanneer de aanprijzende elementen aangepast worden en er sprake is van informatie mag de mailing wel ook aan de assistenten gestuurd worden.

  • Datum: 25-08-2010
    Onderwerp: Eisen aan reclame, Kosteloze verstrekking van geneesmiddelen
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    Dit advies betreft de toelaatbaarheid van het kosteloos verstrekken van een medicijn aan patiënten. Het advies van de Commissie is negatief omdat de manier waarop de vergunninghouder is voorgenomen dit uit te voeren een te aanprijzend karakter heeft. Er is sprake van ongeoorloofde reclame.

  • Datum: 24-08-2010
    Onderwerp: Sponsoring
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    Dit advies is een vervolg op A10.007. Het betreft de toelaatbaarheid van de sponsoring van een webapplicatie door een vergunninghouder ten behoeve van apothekers. Het advies luidde toen negatief omdat er niet aan alle eisen aan sponsoring werden voldaan. Ook nu luidt het advies weer negatief omdat de Commissie het niet aannemelijk acht dat de deelnemende apothekers niet in staat zouden zijn de taken die de applicatie biedt uit eigen middelen te financieren.

  • Datum: 19-07-2010
    Onderwerp:
    Instantie: Commissie van beroep
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Niet ontvankelijk
  • Datum: 13-07-2010
    Onderwerp: Publieksreclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    Dit advies betreft de vraag of een prijs, bestaande uit een bokaal en een cheque van € 1.000,-, uitgereikt door een vergunninghouder aan een patiënt, toelaatbaar is. Het advies luidt positief omdat niet is gebleken dat er reclame voor een geneesmiddel richting het publiek wordt gemaakt. Ook wordt het voorschrijfgedrag van beroepsbeoefenaren geenszins beïnvloed.

  • Datum: 06-07-2010
    Onderwerp: Bonussen en kortingen, Geschenken, Sponsoring
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    Dit advies betreft de toelaatbaarheid van een loyaliteitsprogramma, opgesteld door een vergunninghouder. De klanten, apothekers en drogisten, kunnen dan met gemaakte omzet in producten van de vergunninghouder punten verdienen die ingeruild kunnen worden tegen geschenken. Het advies luidt negatief omdat er onvoldoende informatie beschikbaar is om het voornemen te toetsen aan de Gedragscode.

  • Datum: 30-06-2010
    Onderwerp: Sponsoring
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    Dit advies betreft de vraag of X een onderzoeksproject van een afdeling van het UMC Utrecht mag sponsoren voor het bedrag van € 150.000,-. Het advies van de Codecommissie luidt positief omdat aan alle Gedragsregels sponsoring is voldaan en het project niet of niet volledig op andere wijze wordt gefinancierd.

  • Datum: 14-06-2010
    Onderwerp: Geschenken, Publieksreclame, Sponsoring
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Deels positief, deels negatief

    Dit advies betreft de toelaatbaarheid van een wetenschappelijke bijeenkomst georganiseerd door een vergunninghouder, waarbij zowel beroepsbeoefenaren als niet-beroepsbeoefenaren aanwezig zullen zijn. Daarnaast vraagt de vergunninghouder of de voorgenomen sponsoring, beschikbaarstelling van geschenken en gunstbetoon door een bijdrage aan een afsluitende borrel toelaatbaar zijn. Het advies luidt slechts op een onderdeel negatief, namelijk het dat er geen fysiek onderscheid zal zijn tussen ruimtes voor beroepsbeoefenaren en niet-beroepsbeoefenaren omdat hierdoor ongeoorloofde publieksreclame mogelijk is.

  • Datum: 24-05-2010
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond

    De klacht van INC is gericht tegen uitingen van VedaX voor het product VedaX Anti-Aging Formule OPC (hierna genoemd: VedaX OPC). Op het etiket van VedaX OPC staat vermeld onder het kopje “samenstelling per tablet”: “Werkstoffen: Grape seed extract met 98% OPC (Oligo-Proantho-Cyanidine) 250 mg (…)” en de tekst “VedaX OPC zorgt voor een krachtig remmend effect op het verouderingsproces. Gaat oxidatie (verroesting) van ons lichaam tegen. Zorgt voor een goede vitaliteit en verjongende kenmerken op latere leeftijd. Ouderdomsklachten verminderen, levensverwachting stijgt met 15%”. Op de website www.vedax.nl/vedaxopc.php staat onder andere de tekst “(…) bieden naast een enorme bescherming ook een krachtig remmend effect op het verouderingsproces. De door ons niet gewenste verouderingsverschijnselen worden daarmee simpelweg beperkt”.

    INC stelt zich op het standpunt dat de uitingen voor het product VedaX OPC van VedaX in strijd zijn met de Code Aanprijzing Gezondheidsproducten (CAG, in het bijzonder de artikelen 7, 10 en 14) en de Warenwet (in het bijzonder artikel 19 en artikel 20). De claim “Werkstoffen: Grape seed extract met 98% OPC (Oligo-Proantho-Cyanidine) 250 mg (…)” is volgens INC onjuist en misleidend omdat er geen commercieel beschikbare extracten bestaan die 98% “OPC” bevatten. INC stelt zich voorts op het standpunt dat de claims “VedaX OPC zorgt voor een krachtig remmend effect op het verouderingsproces. Gaat oxidatie (verroesting) van ons lichaam tegen. Zorgt voor een goede vitaliteit en verjongende kenmerken op latere leeftijd. Ouderdomsklachten verminderen, levensverwachting stijgt met 15%” en “(…) bieden naast een enorme bescherming ook een krachtig remmend effect op het verouderingsproces. De door ons niet gewenste verouderingsverschijnselen worden daarmee simpelweg beperkt” eveneens onjuist en misleidend zijn.

    VedaX voert gemotiveerd verweer en betwist de door INC voorgestane uitleg van OPC. VedaX stelt dat niet wetenschappelijk vast staat dat hogere condensaten dan n = 2-5, aldus n= 6-20, niet tot de oligomeren mogen worden gerekend. De op het etiket van VedaX OPC vermelde 98% OPC omvat de condensaten van alle polymeren (zowel de lage oligomeren als de hoge oligomeren) inclusief de catechines, zodat het vermelde percentage juist is.

    De Codecommissie KOAG/KAG constateert dat zowel INC als VedaX geen nadere stukken hebben overgelegd dan wel feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit onomstotelijk blijkt hoe het begrip oligomere proanthocyanidines (OPC) wetenschappelijk wordt gedefinieerd. Ook is het de Codecommissie KOAG/KAG niet gebleken dat wetenschappelijk is vastgesteld welke condensaten tot oligomeren mogen worden gerekend. De Codecommissie KOAG/KAG komt tot het oordeel dat het percentage van 98% OPC in de claim “Werkstoffen: Grape seed extract met 98% OPC (Oligo-Proantho-Cyanidine) 250 mg (…)” niet door VedaX kan worden aangetoond. Gelet hierop acht de Codecommissie KOAG/KAG de claim misleidend en onjuist en daarmee in strijd met artikel 7 CAG.

    Het tweede onderdeel van de klacht is gericht tegen de claims “VedaX OPC zorgt voor een krachtig remmend effect op het verouderingsproces. Gaat oxidatie (verroesting) van ons lichaam tegen. Zorgt voor een goede vitaliteit en verjongende kenmerken op latere leeftijd. Ouderdomsklachten verminderen, levensverwachting stijgt met 15%” op het etiket van VedaX OPC en de claim “(…) bieden naast een enorme bescherming ook een krachtig remmend effect op het verouderingsproces. De door ons niet gewenste verouderingsverschijnselen worden daarmee simpelweg beperkt” op de website www.vedax.nl/vedaxopc.php. Gelet op de artikelen 1 onder d en 10 CAG en de toelichting daarop alsmede de Indicatieve lijst gezondheidsaanprijzingen is de Codecommissie KOAG/KAG met INC van oordeel dat de uitdrukkingen/claims als “zorgen voor”, “krachtig remmend effect op het verouderingsproces”, “enorme bescherming” en “niet gewenste verouderingsverschijnselen worden simpelweg beperkt” zijn aan te merken als medische claims dan wel aanprijzingen met een geneeskundige inhoud of toespeling daarop. Deze claims zijn in strijd met artikel 10 CAG.

    De klacht van INC is gegrond.

  • Datum: 15-04-2010
    Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Deels positief, deels negatief

    Dit advies betreft de toelaatbaarheid van een reclame-uiting voor een UAD geneesmiddel. Het advies luidt op één onderdeel negatief, omdat objectiviteit niet gewaarborgd is.

  • Datum: 23-03-2010
    Onderwerp: Publieksreclame, Samenkomsten in Nederland, Sponsoring
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Deels positief, deels negatief

    Dit advies betreft een congres voor beroepsbeoefenaren dat grotendeels door vergunninghouders zal worden gesponsord. Wat betreft de sponsoring en de voorgenomen gastvrijheid luidt het advies positief. Het feit dat er grote kans is op publieksreclame maakt dat het advies deels negatief luidt.

  • Datum: 25-02-2010
    Onderwerp: Eisen aan reclame, Kosteloze verstrekking van geneesmiddelen, Onderscheid reclame / informatie
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Deels positief, deels negatief

    Dit advies betreft de toelaatbaarheid van een terugbetalingsregeling omtrent een UR-geneesmiddel. Het advies luidt positief mits een mededeling aan voorschrijvende artsen achterwege wordt gelaten.

  • Datum: 19-02-2010
    Onderwerp: Vergelijkende reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Deels positief, deels negatief

    Dit advies betreft de toelaatbaarheid van een claim in een reclame-uiting van een vergunninghouder betreffende een recept-geneesmiddel. Het advies luidt deels positief, deels negatief.

  • Datum: 16-02-2010
    Onderwerp: Sponsoring
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    Dit advies betreft de toelaatbaarheid van de donatie van een webapplicatie van een vergunninghouder aan apothekers. Het advies luidt negatief omdat er sprake is van sponsoring die niet voldoet aan de regels van de Gedragscode.

  • Datum: 08-02-2010
    Onderwerp: Dienstverlening, Eisen aan reclame, Samenkomsten in Nederland
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Deels positief, deels negatief

    Dit advies betreft de vraag in hoeverre het toelaatbaar is om gastvrijheid te verlenen aan beroepsbeoefenaren door vergunninghouders in andere situaties dan wetenschappelijke bijeenkomsten, manifestaties of dienstverlening. De commissie oordeelt dat er altijd sprak is van ofwel een wetenschappelijke bijeenkomst, of een manifestatie. De gastvrijheid dient binnen de redelijke perken te blijven die in de Gedragscode zijn vastgelegd.

  • Datum: 29-02-2008
    Onderwerp: Vergelijkende reclame, Onderscheid reclame / informatie, Publieksreclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    Het aan de Codecommissie voorgelegde artikel geeft een overzicht van de bij het stoppen met roken gehanteerde methoden, variërend van de inzet van nicotinevervangende middelen en van een drietal recept-geneesmiddelen tot verschillende vormen van professionele ondersteuning bij het stoppen met roken. De opdrachtgever voor het artikel is een zorgverzekeraar. De Codecommissie stelt zich op het standpunt dat de wijze waarop de drie UR-geneesmiddelen in het artikel verder worden gepresenteerd en onderling worden vergeleken als (verboden) publieksreclame moet worden aangemerkt.

  • Datum: 20-02-2008
    Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame, Onderscheid reclame / informatie
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    De aanvraag betreft een schrijven van een vergunninghouder aan beroepsbeoefenaren over een prijsdaling van een geneesmiddel en vergelijkt dit met de prijs van een ander geneesmiddel. De Codecommissie concludeert dat de vergunninghouder in de voorgenomen mailing het beeld oproept dat de twee producten onderling vergelijkbaar zijn, maar daarvoor ontbreekt elke medische onderbouwing. Indien niet is aangetoond dat de verschillende met elkaar vergeleken geneesmiddelen wat betreft hun essentiële eigenschappen, zoals effectiviteit en duur van de behandeling, daadwerkelijk medisch-wetenschappelijk vergelijkbaar zijn, kan van een zuivere prijsvergelijking geen sprake zijn (aldus CvB d.d. 10 juni 2002 inzake Byk – Janssen Cilag). Er is alleen een verkorte productinformatie van één van beide producten (medicijn A) overgelegd, maar deze kan voor een onderbouwing niet voldoende zijn, reeds omdat deze tekst alleen betrekking heeft op één geneesmiddel en niet op enigerlei vergelijking van meerdere producten. Derhalve is het oordeel negatief.

  • Datum: 18-12-2007
    Onderwerp: Dienstverlening, Eisen aan informatie, Eisen aan reclame, Onderscheid reclame / informatie, Onderzoeken
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    De vergunninghouder is voornemens een medewerkster met een verpleegkundige achtergrond in te zetten om artsen en patiënten te ondersteunen bij het gebruik van het geneesmiddel van de vergunninghouder, met name om hen te informeren over de juiste wijze van gebruik, de met het gebruik gepaard gaande risico’s en hoe die risico’s zoveel mogelijk te beperken. De Codecommissie komt tot de conclusie dat de dienst in de omschreven vorm en omvang niet als gunstbetoon is aan te merken. De dienst wordt bovendien beoordeeld als informatie en t.a.v. uitlatingen richting de beroepsbeoefenaren die in de praktijk moeten worden beschouwd als reclame zal de Gedragscode moeten worden nageleefd.

  • Datum: 07-12-2007
    Onderwerp: Samenkomsten in Nederland
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Ongegrond

    De klacht van Stichting KOEL is gericht tegen Boehringer/Pfizer. Zij zijn voornemens gezamenlijk een nascholingsbijeenkomst te houden voor huisartsen en hebben een aantal huisartsen schriftelijk uitgenodigd om daaraan deel te nemen. De bijeenkomst zal plaatsvinden onder de titel “COPD to be continued …, COPD naar een hoger plan”. Stichting KOEL meent dat de door Boehringer/Pfizer te bieden gastvrijheid niet binnen redelijke perken blijft. De Codecommissie is van oordeel dat de geboden gastvrijheid beneden de daarvoor toegestane norm blijft. In tegenstelling tot hetgeen de Stichting KOEL betoogt, moet onder het verlenen van de gastvrijheid volgens de Gedragscode Geneesmiddelenreclame en de Uitwerking worden verstaan de vergoeding of het voor rekening nemen van reis-, verblijf- en inschrijvingskosten van samenkomsten, en in beginsel niet andersoortige kosten zoals algemene kosten. Voor een ruimere interpretatie van het begrip gastvrijheid in het licht van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de Stichting KOEL heeft bepleit, vindt de Codecommissie niet alleen geen ruimte maar ook geen aanleiding gelet op de ratio van de vigerende regelgeving en de werking van die regels in de praktijk. De klacht van Stichting KOEL is ongegrond.

  • Datum: 05-12-2007
    Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
    Instantie: Commissie van beroep
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Beroep: Uitspraak deels bekrachtigd, deels vernietigd

    1. MSD heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de Codecommissie van 16 augustus 2007, gegeven tussen Novartis als klaagster en MSD als verweerster. Het beroep beperkt zich inhoudelijk tot de in vier mailings neergelegde claims ”Krachtige bloeddrukdaling en méér”, “25% risicoreductie voor CVA”, “13% risicoreductie voor CV-sterfte, MI en CVA” (zie hierna onder 3) en “Cozaar Plus 100/12,5 biedt u een logische vervolgstap na Cozaar 100 (losartan, MSD) indien additionele bloeddrukdaling gewenst is.” (zie hierna onder 4) Deze claims zijn door de Codecommissie in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame geoordeeld. Ten aanzien van de claim “logische vervolgstap” is de beslissing van de Codecommissie vernietigd. Ten aanzien van de andere hiervoor genoemde claims is de beslissing bekrachtigd.

    2. Er is een spoedeisend belang bij behandeling in kort geding aangenomen ofschoon de reclame-uitingen al enige tijd geleden waren verspreid.

    3. De mailings zijn verspreid ter introductie van Cozaar Plus. Daarin wordt ook het geneesmiddel Cozaar genoemd. Direct onder die vermelding zijn de bewuste claims vermeld. Op die wijze wordt op zijn minst de suggestie gewekt dat de risicoreducties ook voor Cozaar Plus gelden. Bij de vraag of de resultaten van de LIFE-studie zonder meer naar Cozaar Plus mogen worden geëxtrapoleerd, heeft de Codecommissie de juiste maatstaf gehanteerd (geclaimde werking geneesmiddel moet overtuigend kunnen worden aangetoond aan de hand van concreet (empirisch) wetenschappelijk onderzoek). De in de LIFE-studie genoemde risicoreducties zijn de overall resultaten met betrekking tot de totale studiepopulatie in de losartan groep. Patiënten binnen die groep zijn met verschillende doseringen losartan, al dan niet in combinatie met (verschillende doseringen) HCTZ behandeld. De LIFE-studie noemt geen resultaten met betrekking tot risicoreducties voor de afzonderlijke categorieën toegepaste doseringen. Omdat denkbaar is dat behandelingen met verschillende combinaties tot andere eindresultaten leiden, kan met de LIFE-studie de juistheid van de claims niet worden aangetoond. De claims kunnen ook niet aan de hand van de 1B-tekst worden onderbouwd. De beslissing van de Codecommissie wordt op dit onderdeel bekrachtigd.

    4. Bij taalkundige benadering is de claim in overeenstemming met de 1B-tekst van Cozaar Plus. Uit de andere 1B-teksten van de geneesmiddelen uit de “Cozaar familie” blijkt niet dat de patiënt van Cozaar 100 mg kan worden opgetitreerd naar een ander geneesmiddel uit de “Cozaar-familie” dan Cozaar Plus. De enige vervolgstap op Cozaar is Cozaar Plus. Het is niet aannemelijk dat beroepsbeoefenaren door de claim zullen worden misleid, althans dat zij een onjuist beeld zullen krijgen van de opbouw van het pakket geneesmiddelen binnen de Cozaarfamilie. De claim wekt geenszins de suggestie dat aan een behandeling met Cozaar Plus steeds een behandeling met Cozaar vooraf gaat en laat de variant van een voorafgaande behandeling met Hyzaar 50/12,5 mg volledig open. De stelling dat de claim duidelijkheid dient te verschaffen omtrent de plaats van Cozaar Plus in het totale behandelarsenaal van de arts, vindt geen steun in de regelgeving met betrekking tot geneesmiddelenreclame. De beslissing van de Codecommissie wordt op dit onderdeel vernietigd.

  • Datum: 23-11-2007
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond

    1. Gelet op de complexiteit van de ter discussie gestelde materie en gelet op de wederzijdse belangen van partijen ten deze, leent de onderhavige klacht, dat de Excalibur-studie van Novartis in strijd is met art 16 van de Gedragscode en art 3 van de Nadere Uitwerking inzake niet-WMO-plichtig onderzoek, zich niet voor behandeling in een kort geding procedure. Verwijzing naar de voltallige Codecommissie.

    2.In de studie waarnaar MSD refereert ter onderbouwing van haar claims met betrekking tot de effectiviteit van Exforge werden enkel patiënten onderzocht met een bloeddruk van gemiddeld meer dan 170/112. Op grond van die studie kan niet worden onderbouwd dat óók voor patiënten met een systolische bloeddruk lager dan 170 bij het gebruik van Exforge eenzelfde systolische bloeddrukdaling ('tot 36 mmHg') kan worden bereikt. De gewraakte reclame-uiting suggereert dat wel en derhalve zijn de in die uiting opgenomen claims met die strekking ongeoorloofd.

    3.Klacht voor het overige afgewezen.

  • Datum: 09-11-2007
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    De vergunninghouder heeft het voornemen haar product in het kader van haar verkoopactiviteiten te ondersteunen met de claim “Een spectaculaire daling”, daarmee doelend op de daling van de (systolische) bloeddruk welke het effect zou zijn van het gebruik van het geneesmiddel door (een categorie van) patiënten met essentiële hypertensie. De claim wordt onderbouwd met twee studies. De conclusie van de Codecommissie luidt dat het gebruik van de woorden “Een spectaculaire daling” niet alleen in combinatie met de eerder gebezigde claim maar ook zonder vermelding daarvan, moet worden ontraden.

  • Datum: 09-11-2007
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    Dit advies bouwt verder op A07.048. Het oordeel is opnieuw negatief, aangezien de uiting misleidend is. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de genoemde bezwaren niet door nieuwe tekstuele veranderingen lijken te kunnen worden ondervangen aangezien het eventuele verband tussen de (al dan niet spectaculaire) onderzoeksresultaten inzake de bloeddrukverlaging en het gebruik van het geneesmiddel bij de voorgeschreven indicatie hoogstwaarschijnlijk niet uit de desbetreffende studies is af te leiden.

  • Datum: 18-10-2007
    Onderwerp: Samenkomsten in Nederland
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Voorwaardelijk positief

    Het betreft de sponsoring van stands in het kader van de viering van het 100-jarig bestaan van een wetenschappelijke vereniging. De Codecommissie concludeert dat het vergoeden van standhuur tijdens een wetenschappelijke bijeenkomst of een wetenschappelijk gedeelte van een bijeenkomst waarbij marktconforme tarieven worden betaald niet als gunstbetoon in de zin van artikel 12 van de Gedragscode behoeft te worden aangemerkt. In het algemeen gesproken lijkt wel gezegd te kunnen worden dat een tarief dat een verhuurder doorgaans voor het huren van stands hanteert, als marktconform kan worden aangemerkt. Indien evenwel andere dan marktconforme tarieven worden betaald ofwel de bijdrage tevens op andere onderdelen van het programma dan het wetenschappelijke gedeelte ziet, zal een beoordeling moeten worden gemaakt op basis van de Gedragscode.

  • Datum: 21-08-2007
    Onderwerp: Geschenken
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    De interne regeling van de aanvrager voldoet aan de geschenkenregeling die is opgenomen in de Gedragscode. Voor de toelaatbaarheid van een geschenk maakt het geen verschil welke vertegenwoordiger van de vergunninghouder het geschenk zal verstrekken.

  • Datum: 16-08-2007
    Onderwerp: Eisen aan informatie, Eisen aan reclame, Onderscheid reclame / informatie
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond

    Klacht met betrekking tot verscheidene reclame-uitingen voor de geneesmiddelen Cozaar en Cozaar Plus 100/12,5.

    1.In het licht van de regelgeving ter zake reclame voor receptgeneesmiddelen is het ongewenst dat degene tot wie een aanprijzing gericht is op prominente wijze diagrammen en claims gepresenteerd krijgt die in farmacotherapeutisch opzicht geen relevante informatie verschaffen omtrent het geneesmiddel. Het enkele feit dat op de zoekterm 'losartan' in pubmedsearch de meeste documenten worden gevonden, kan redelijkerwijs niet als maat worden gezien voor de waarde en/of de relevantie van die publicaties voor de klinische praktijk.

    2.Uit wetenschappelijk oogpunt niet overtuigend aangetoond dat de resultaten uit de LIFE-studie zonder meer geëxtrapoleerd mogen worden naar Cozaar 100/12,5 mg.

    3.SmPC's van Cozaar, Hyzaar, Cozaar Plus 100/12,5 en Fortzaar maken duidelijk dat in het kader van de dosering onderscheid moet worden gemaakt tussen de verschillende therapeutische indicaties van genoemde geneesmiddelen. Voor patiënten met essentiële hypertensie geldt een ander doserings-/titratieschema dan voor hypertensiepatiënten met LVH. Voor laatstgenoemde groep geldt namelijk dat bij onvoldoende resultaat met Cozaar 50 mg, eerst Hyzaar 50/12,5 aangewezen is en dat eerst nadat is vastgesteld dat ook dat onvoldoende soelaas biedt, Cozaar Plus 100/12,5 is aangewezen. De claim "Cozaar Plus 100/12,5 biedt u een logische vervolgstap na Cozaar 100, indien additionele bloeddrukdaling gewenst is", is daarom niet geoorloofd.

    4.De verkorte productinformatie over een geneesmiddelen dient in de reclame-uiting (althans in hetzelfde medium) te zijn opgenomen. Ingeval van gebruik van een brochure met een los daarin gevouwen bijlage met de productinformatie, bestaat een gerede kans dat de bijlage wordt weggegooid of anderszins in het ongerede raakt, waardoor de reclame-uiting als onvolledig in de zin van de Gedragscode dient te worden beschouwd.

  • Datum: 16-08-2007
    Onderwerp:
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond
  • Datum: 31-07-2007
    Onderwerp: Eisen aan informatie, Eisen aan reclame, Onderscheid reclame / informatie
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Positief
    Uitspraak: Ongegrond

    De klacht van Janssen-Cilag heeft betrekking op een agendakaartje, een leaflet, congrestassen en twee uitingen in Bodymagazine van mei 2007 en Balans Magazine van mei 2007 voor het geneesmiddel Equasym XL van UCB. Centraal staat de afbeelding van een opengemaakte capsule waarvan de inhoud wordt uitgestrooid over een maaltijd.

    De Codecommissie is van oordeel dat de uitingen op het agendakaartje en de leaflet voor Equasym XL in strijd zijn met de SmPC-tekst en daarmee in strijd met artikel 4.2 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. De gebruikswaarschuwing dat de inhoud van de capsule niet mag worden geplet of worden gekauwd en dat na inname vloeistof gedronken moet worden, wordt niet in de afbeelding en bijbehorende tekst vermeld, hoewel deze waarschuwing essentieel is voor het werkingsmechanisme van dit geneesmiddel.

    Ten aanzien van de tekst “Neem je ADHD-medicatie elke dag in” op de congrestassen is de Codecommissie van oordeel dat sprake is van herinneringsreclame in de zin van artikel 8.2 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.

    De Codecommissie is van oordeel dat de uitingen in Bodymagazine en Balans Magazine niet zijn aan te merken als reclame voor een geneesmiddel. Naar het oordeel van de Codecommissie is sprake van informatie betreffende een indicatiegebied of menselijke ziekte in de zin van artikel 2 onder a van de Nadere invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen. De uitingen vallen niet onder de werkingssfeer van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame zodat de klacht op dit onderdeel derhalve ongegrond moet worden verklaard. Ten overvloede merkt de Codecommissie op dat zij de getoonde afbeelding niet als adequate patiënteninformatie beschouwt.

  • Datum: 26-07-2007
    Onderwerp: Publieksreclame, Sponsoring, Patiëntenverenigingen
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    De sponsoring voldoet aan alle vereisten voor de sponsoring van patiëntenorganisaties.

  • Datum: 20-07-2007
    Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame, Publieksreclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond

    Norgine richt in conventie haar klacht (K07.007) tegen een in het Gastro Results Today gepubliceerde artikel “Verschil in smaak tussen Movicolon en Forlax”, de detail aid voor Forlax en Forlax Junior en een wachtkamerboek. Naar het oordeel van de Codecommissie dient het artikel in de GRT als (vergelijkende) reclame van Zambon c.s. voor haar geneesmiddel Forlax te worden beschouwd. Gelet op de nauwe (financiële) betrokkenheid van Zambon en Ipsen bij de totstandkoming en de verspreiding van het artikel is de Codecommissie van oordeel dat Zambon en Ipsen hiervoor verantwoordelijk zijn. Zambon en Ipsen hebben voorts niet voldaan aan het twee studiescriterium ter onderbouwing van haar vergelijkende claims. De detail aid voor Forlax is in strijd met artikel 5.8 sub van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame, omdat afbreuk wordt gedaan aan de waarde van andere geneesmiddelen. Tot slot oordeelt de Codecommissie het wachtkamerboek is in strijd met artikel 10 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame juncto artikel 3 van de Code voor de Publieksreclame voor Geneesmiddelen. De Codecommissie is van mening dat Zambon en Ipsen mede verantwoordelijk zijn voor de inhoud van het wachtkamerboek, nu vaststaat dat het wachtkamerboek mede mogelijk wordt gemaakt door Forlax. De klacht van Norgine is gegrond.

    Zambon en Ipsen hebben hun klacht in reconventie (K07.009) ter zitting ingetrokken.

  • Datum: 29-06-2007
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond

    Bezwaar tegen radiospot en inhoud website www.beschermjedochter.nl. De Codecommissie verwerpt de klacht van Nederlandse Vereniging Kritisch Prikken dat website van SPMSD bezoekers angst aanjaagt voor een ernstige aandoening en de nadruk legt op - en/of het als noodzaak doet gevoelen van - het vaccineren van jonge vrouwen tegen het HPV - virus. De enkele verwijzing naar de huisarts, waarbij uiteraard de kans bestaat dat deze de betrokkene zal wijzen op de mogelijkheid van vaccinatie door middel van Gardasil, maakt nog niet dat de informatie als reclame moet worden gekwalificeerd. Voorts verwerpt de Codecommissie de klacht dat bezoekers van de website worden aangespoord verder te zoeken om hen uiteindelijk via andere websites te wijzen op het bestaan van het receptgeneesmiddel Gardasil, teneinde aldus de vraag naar het product aan te wakkeren. De gewraakte uitingen worden door de Codecommissie als informatie aangemerkt. Radiospot en website kunnen in dit geval niet onder de Gedragscode worden gebracht.

  • Datum: 27-06-2007
    Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    Gezien het voorgaande baseert X haar verzoek kennelijk uitsluitend op het argument dat reclame wetgeving niet in de weg zou mogen staan aan het actief verstrekken van informatie aan oncologen over de behandelingsmogelijkheden met A aan de hand van een vergelijking met B op basis van de resultaten van de Y studie, welke informatie van levensbelang zou zijn voor patiënten. De Codecommissie is evenwel van mening dat dit argument geen grond vormt om in het onderhavige geval een uitzondering op het “twee-studies criterium” te maken.

  • Datum: 24-05-2007
    Onderwerp: Publieksreclame, Samenkomsten in buitenland
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Voorwaardelijk positief

    Het sponsorverzoek van een patiëntenorganisatie aan een vergunninghouder wordt getoetst aan de gedragsregels sponsoring.

    In deze casus wordt naar het oordeel van de Codecommissie de onafhankelijkheid van de patiëntenorganisatie, haar beleid en haar activiteiten niet in gevaar gebracht. Tevens wordt geconcludeerd dat geen enkele inspraak of invloed van de vergunninghouder bestaat op de selectie van deelnemers, op inhoud van lezing en voordracht. In het kader van het belang van de (aanwezig geachte) onafhankelijkheid is tevens relevant dat de vergunninghouder enkel haar productieproces toelicht en dat het productieproces betreft een geneesmiddel dat niet is gerelateerd aan de belangenbehartiging waarvoor de patiëntenorganisatie staat. Dienaangaande heeft de vergunninghouder overigens aangegeven dat promotionele activiteiten niet aan de orde zijn en medewerkers van de marketing- en verkooporganisatie niet aanwezig zullen zijn.

    Voorts dienen in dit verband in aanmerking te worden genomen de in de gedragsregels neergelegde uitgangspunten t.a.v. gunstbetoon: bij het verlenen en genieten van gastvrijheid dient de gastvrijheid binnen redelijke perken te blijven en ondergeschikt te zijn aan het hoofddoel der samenkomst. Hier geldt de restrictie dat voorzover leden van een Belgische patiëntenvereniging aan de activiteit deelnemen de in België geldende regels prevaleren voorzover deze conflicterend zijn met de Nederlandse regels.

  • Datum: 02-05-2007
    Onderwerp: Vergelijkende reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond

    De klacht van GSK heeft betrekking op de claim “SMART is effectiever op exacerbatiereductie dan traditionele combinatietherapie”, zoals gebruikt in een brochure van AZ voor haar geneesmiddel Symbicort Turbuhaler 200/6 en de Symbicort SMART behandelmethode. De Codecommissie is van oordeel dat voornoemde claim dient te worden aangemerkt als vergelijkende reclame tussen Symbicort SMART/Symbicort Turbuhaler 200/6 en Seretide van GSK. De Codecommissie komt tot het oordeel dat de claim ten tijde van de verspreiding van de brochure – omstreeks januari 2007 - onvoldoende controleerbaar en onvoldoende onderbouwd was, hetgeen in strijd is met artikel 5.3 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. De Codecommissie komt voorts tot het oordeel dat de claim ten tijde van de verspreiding van de brochure niet is gestaafd en niet kon worden gestaafd met twee rechtstreeks vergelijkende studies als bedoeld in het twee-studiescriterium, zodat sprake is van strijd met artikel 5.8 van de Code. Het is de Codecommissie daarnaast gebleken dat ten tijde van de zitting de claim door AZ is onderbouwd door twee rechtstreeks vergelijkende studies, zodat aldus is voldaan aan het twee-studiescriterium.

    De Codecommissie heeft expliciet opgemerkt dat het onaanvaardbaar is en tevens in strijd met de Gedragscode om vergelijkende claims op voorhand in reclame-uitingen te hanteren in afwachting van nog te publiceren studieresultaten.

  • Datum: 27-04-2007
    Onderwerp: Bonussen en kortingen, Kosteloze verstrekking van geneesmiddelen
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Positief

    De Codecommissie concludeert dat, in beginsel, het gratis verstrekken, op zichzelf bezien, door een vergunninghouder van een geneesmiddel dat niet voor de betreffende indicatie is geregistreerd en niet wordt vergoed via het GVS, in een individueel geval als het onderhavige, waarin sprake is van een ernstig ziektebeeld, alle overige reguliere medicamenteuze behandelmethoden zijn uitgeput en waarin er dus geen ander geneesmiddel meer voorhanden is, en deze verstrekking geschiedt op verzoek en initiatief van een arts, niet strijdig is met het bepaalde in de Gedragscode.

  • Datum: 24-04-2007
    Onderwerp: Publieksreclame, Samenkomsten in buitenland, Relaties met niet-beroepsbeoefenaren
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Negatief

    Er wordt gastvrijheid verleend aan verpleegkundigen en dit wordt in dit geval beoordeeld als een vorm van verboden publieksreclame. Beperking van de gastvrijheid tot de grenzen voor beroepsbeoefenaren doet daar niet aan af. Gastvrijheid aan verpleegkundigen kan niet worden gelijkgesteld met gastvrijheid die wordt verleend aan (vertegenwoordigers van) een patiëntenorganisatie.

  • Datum: 02-03-2007
    Onderwerp: Eisen aan informatie, Publieksreclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Voorwaardelijk positief

    De aanvraag betreft een programma dat door een vergunninghouder is opgezet om de therapietrouw te bevorderen. De Codecommissie concludeert dat de op de website en in de brochures verschafte informatie alleszins adequaat is en geen informatie bevat die als publieksreclame kan worden uitgelegd. Wat betreft contacten met de gebruiker concludeert de Codecommissie dat dit ook toelaatbaar is, mits: 1) de gebruiker daartoe zelf het initiatief neemt, 2) de door de vergunninghouder verschafte informatie zich beperkt tot algemene en/of technisch inhoudelijke informatie over het betrokken geneesmiddel en 3) iedere vorm van publieksreclame bij die contacten wordt vermeden

    In twee rubrieken wordt de gebruiker opgeroepen om, wanneer hij vragen heeft die niet op de website worden beantwoord, contact op te nemen met de medische afdeling van de vergunninghouder. Hierover concludeert de Codecommissie dat er alle aanleiding is om onder deze rubrieken duidelijk te vermelden dat vragen over de persoonlijke (gezondheids)situatie thuis horen bij de behandelende arts van de gebruiker respectievelijk bij diens apotheker en dat dergelijke vragen derhalve niet zullen worden beantwoord door de medische afdeling van de vergunninghouder.

  • Datum: 08-02-2007
    Onderwerp: Eisen aan reclame
    Instantie: Commissie van beroep
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd

    1. UCB Pharma heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de Codecommissie van 31 juli 2007, gegeven tussen Janssen-Cilag als klaagster en UCB Pharma als verweerster. Het beroep beperkt zich inhoudelijk tot de reclame-uitingen die Janssen-Cilag op het agendakaartje en het leaflet heeft gemaakt en welke door de Codecommissie in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame zijn geoordeeld. Voorts zijn kwesties als spoedeisend belang, rechtsverwerking en uitvoerbaarheid bij voorraad aan de Commissie van Beroep voorgelegd. De beslissing van de Codecommissie is bekrachtigd.

    2. Er is een spoedeisend belang bij behandeling in kort geding aangenomen ofschoon UCB Pharma al enige tijd met de reclame-uitingen bekend was.

    3. Er is geen rechtsverwerking aangenomen. De voor rechtsverwerking in acht te nemen uitgangspunten zijn nader geformuleerd (maatstaven van redelijkheid en billijkheid, aanwezigheid van bijzondere omstandigheden, gewekt gerechtvaardigd vertrouwen)

    4. Het spoedkarakter van een procedure in kort geding verlangt in het algemeen dat een opgelegde (voorlopige) maatregel uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. De verklaring kan ook ambtshalve worden uitgesproken. De uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal slechts dan niet worden uitgesproken indien de verwerende partij ten opzichte van het belang van de verzoekende partij een voldoende zwaarwichtig belang bij het achterwege blijven van die verklaring aannemelijk maakt.

    5.1 Equasym wordt aangeboden als capsule. In de 1B-1 tekst is opgenomen dat de inhoud van de capsule ook over een kleine hoeveelheid voedsel kan worden gestrooid, dat de capsule en de inhoud van de capsule niet dienen te worden geplet of te worden gekauwd en dat na de inname wat vocht dient te worden gedronken.

    5.2 De Commissie van Beroep heeft de reclame-uiting in strijd met de artikelen 4.2 jo. 8.1 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame geoordeeld. Equasym dient in beginsel te worden ingenomen in de vorm waarin het geneesmiddel wordt aangeboden, te weten als capsule. Bij een onzorgvuldige inname (bij het uitstrooien over voedsel) kan de voorgeschreven dosering niet worden gerealiseerd (bijvoorbeeld doordat korrels in de mond achterblijven). Ook kan de verhouding tussen de verschillende componenten van Equasym XL niet worden gerealiseerd, zodat er een verkeerde samenstelling van het geneesmiddel ontstaat (met name als de extended release korrels worden gekauwd of geplet). De strekking van het gebruiksvoorschrift in de 1B-tekst is zoveel mogelijk te bevorderen dat ook bij het uitstrooien, de volledige inhoud van de capsule daadwerkelijk wordt ingenomen. De beschrijving hoe Equasym XL bij het uitstrooien kan worden ingenomen dient strikt te worden uitgelegd en gevolgd. Naast het voorschrift met betrekking tot de hoeveelheid zacht voedsel waarop Equasym XL kan worden gestrooid zijn genoemde voorschriften aan te merken als “belangrijkste waarschuwingen” zoals bedoeld in artikel 8.1 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. Zij moeten in schriftelijke reclame gericht tot beroepsbeoefenaren worden opgenomen. Het niet in acht nemen van deze waarschuwingen brengt gezondheidsrisico’s met zich. Door de afbeelding op het agendakaartje en het leaflet kan een onjuist beeld bij beroepsbeoefenaren blijven hangen dat van invloed kan zijn op het voorschrijfgedrag of de informatieverstrekking aan de patiënt.

  • Datum: 24-03-2000
    Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond
  • Datum: 25-02-2000
    Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
    Instantie: Commissie van beroep
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
  • Datum: 06-01-2000
    Onderwerp: Publieksreclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond
  • Datum: 04-11-1999
    Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
    Instantie: Codecommissie
    Type uitspraak: Klacht
    Uitspraak: (Deels) gegrond
  • Datum:
    Onderwerp:
    Instantie: Keuringsraad
    Type uitspraak: Advies
    Uitspraak: Ingetrokken