Filter uitspraken
We werken nog aan het invoeren en bewerken van de weergave van de uitspraken.
Sorteren
Datum: 11-06-2025
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Sanofi heeft betrekking op uitingen van AstraZeneca, te weten een advertorial “Tezepelumab: Verbetering van sino-nasale symptomen en astma uitkomsten in ernstig astmapatiënten met comorbide CRSwNP”, de mobiele website met de webpagina met de tekst ‘Exacerbatiereductie 56%” en de daarbij behorende afgebeelde grafiek en de webpagina ‘Tezspire verlaagt alle belangrijke biomarkerniveaus’ welke via de QR-code in voornoemde advertorial is te raadplegen, en de video “Navigator Tezepelumab bij volwassenen en adolescenten met ongecontroleerd ernstig astma” met onder meer de afbeelding “Primair eindpunt Significante reductie van astma exacerbaties na 52 weken” met de staafdiagram 56% reductie en de afbeelding “Primair eindpunt Significante reductie van astma exacerbaties na 52 weken”.
Sanofi neemt het standpunt in dat voornoemde uitingen niet voldoen aan de eisen die de Gedragscode Geneesmiddelenreclame daaraan stelt. AstraZeneca heeft verweer gevoerd. De Codecommissie stelt voorop vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de door AstraZeneca geclaimde resultaten worden onderbouwd door de uitkomsten van de Navigator studie. De vraag is of AstraZeneca naar de resultaten van de Navigator studie in haar reclame-uitingen voor Tezspire® mag verwijzen, nu Tezspire® blijkens de SmPC geïndiceerd is voor patiënten met ernstig astma dat onvoldoende onder controle is ondanks hoog gedoseerde ICS in combinatie met een ander geneesmiddel als onderhoudsbehandeling, terwijl in de Navigator studie ook patiënten waren geïncludeerd met een ICS-dosis van 500 µg, een dosis die binnen de medium ICS-dosisrange valt. Onder verwijzing naar hetgeen in het ‘Assessment report Tezspire' van het CHMP is opgenomen is de Codecommissie van oordeel dat het AstraZeneca is toegestaan naar de resultaten van de Navigator studie in haar reclame-uitingen voor Tezspire® te verwijzen. De vervolgvraag is of door de verwijzing naar de Navigator studie, en de wijze waarop dat gebeurt, direct of indirect sprake is van een claim die niet geïndiceerd is. De Codecommissie is van oordeel dat de overgelegde uitingen van AstraZeneca de suggestie kunnen wekken dat Tezspire® tevens werkzaam is voor patiënten die een medium ICS dosering (250 µg tot en met 500 µg) als achtergrondtherapie gebruiken. Deze suggestie is in strijd met de SmPC van Tezspire® en daarmee in strijd met de artikelen 5.2.1.2 en 5.2.1.3 van de Gedragscode.
Ook het bezwaar van Sanofi over de claim “verbetering van sino-nasale symptomen” in de titel van de advertorial is gegrond. Het claimen van een verbetering van symptomen van CRSwNP als resultaat van de behandeling met Tezspire®, zoals gemeten via de SNOT-22, impliceert naar het oordeel van de Codecommissie een werkzaamheid van Tezspire® op deze comorbiditeit en kan worden aangemerkt als een effectiviteitsclaim voor de indicatie CRSwNP. De huidige registratie van Tezspire® beperkt zich tot de behandeling van ernstig astma. De advertorial is daarmee naar het oordeel van de Codecommissie misleidend en in strijd met de SmPC en daarmee in strijd met de artikelen 5.2.1.2 en 5.2.1.3 van de Gedragscode.
Met betrekking tot de referentie naar “ernstig astmapatiënten” in de titel van de advertorial is de Codecommissie van oordeel dat de gebruikte term ‘ernstig astmapatiënten’ in de advertorial in voldoende mate aansluit bij de populatie waarvoor Tezspire® is goedgekeurd en dat deze claim niet misleidend of in strijd met de Gedragscode is. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.
Datum: 17-04-2025
Onderwerp: Eisen aan reclame, Geschenken
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Théa Pharma heeft een advertentie geplaatst (hierna: de Advertentie) in het vaktijdschrift Kompakt Oogheelkunde, waarin onder meer de volgende tekst is gebruikt: “Bezoek ons op het NOG voor een kleine verrassing en: (…) - Beleef een wellness sessie Ontvang een gratis Blepha Eyebag®*;”
De Codecommissie heeft in eerste aanleg de daartegen door Santen ingediende klacht gegrond verklaard en geoordeeld dat het in het vooruitzicht stellen en/of aanbieden van de gratis Blepha Eyebag (hierna: het Oogmasker) in strijd is met de artikelen 6.2.1 en 6.2.2 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame (hierna: de Gedragscode). Tegen die beslissing heeft Théa Pharma beroep ingesteld.
Primair stelt Théa Pharma zich op het standpunt dat de Codecommissie onbevoegd is een oordeel te geven over de Advertentie. Ter onderbouwing van dat standpunt stelt zij dat het Oogmasker een medisch hulpmiddel is en dat een klacht over het aanbieden van een medisch hulpmiddel aan een beroepsbeoefenaar valt buiten de taak van de Codecommissie als omschreven in artikel 3.1.1. van het Reglement. Het is in dat geval volgens Théa Pharma uitsluitend aan de Codecommissie Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH) om te oordelen over een dergelijke klacht.
De Commissie van Beroep verwerpt deze beroepsgrond en overweegt daartoe dat op grond van het bepaalde in artikel 3.1.1. aanhef en onder c van het Reglement en de daarin genoemde artikelen, de Codecommissie belast is met de behandeling van klachten wegens niet-naleving van het bepaalde in de Gedragscode. Verder neemt de Commissie van Beroep in aanmerking dat Théa Pharma vergunninghouder is zoals gedefinieerd in artikel 3.1 aanhef en sub e van de Gedragscode en dat Théa Pharma dus gehouden is tot naleving van de Gedragscode.
De klacht van Santen is dat Théa Pharma met de Advertentie in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in de Gedragscode. Omdat de bevoegdheid moet worden vastgesteld aan de hand van de stellingen van de klager, is daarmee, gelet op het bepaalde in voormelde artikelen, de bevoegdheid van de Codecommissie om van die klacht kennis te nemen en daarover te oordelen gegeven.
Het is niet aan de Codecommissie, noch aan de Commissie van Beroep om in het kader van de vraag of zij bevoegd zijn, te beoordelen of het handelen van Théa Pharma mogelijk ook valt onder andere wet- en regelgeving dan de Gedragscode.
Subsidiair stelt Théa Pharma dat de Codecommissie de Advertentie niet had moeten toetsen aan de geschenkenregeling zoals opgenomen in de artikelen 6.2.1 en 6.2.2 van de Gedragscode, maar dat zij de regeling omtrent het verstrekken van monsters van geneesmiddelen, zoals opgenomen in artikel 6.2.4 van de Gedragscode, analoog had moeten toepassen.
De Commissie van Beroep stelt voorop, dat in deze procedure niet aan de orde is of Théa Pharma het Oogmasker als demonstratiemodel of monster aan een beroepsbeoefenaar ter hand mag stellen. Vaststaat dat op het NOG feitelijk geen Oogmaskers zijn verstrekt vanwege een probleem in de levering. Van het als demonstratiemodel of monster ter hand stellen van het Oogmasker aan een beroepsbeoefenaar is dus geen sprake (geweest). Het gaat om de Advertentie, waarin Théa Pharma beroepsbeoefenaren in het vooruitzicht stelt dat zij, wanneer zij de stand van Théa Pharma op het NOG congres bezoeken, een wellness sessie kunnen beleven en (daartoe of daarbij) het Oogmasker ontvangen, gratis en bij wijze van traktatie vanwege het 30-jarig bestaan van Théa Pharma.
Théa Pharma biedt het Oogmasker daarom aan beroepsbeoefenaren aan als geschenk (“een wellness sessie”) in een promotionele context en niet als demonstratiemodel of monster van een medisch hulpmiddel. Daarmee valt de Advertentie onder artikel 6.2.1 aanhef en sub a van de Gedragscode.
De Commissie van Beroep verwerpt op grond van deze overwegingen ook de subsidiair beroepsgrond.
Uiterst subsidiair stelt Théa Pharma dat de Codecommissie op grond van onjuiste argumenten/uitgangspunten heeft geoordeeld dat de Advertentie in strijd is met de artikelen 6.2.1 en 6.2.2. van de Gedragscode. Artikel 6.2.1 verbiedt vergunninghouders om aan beroepsbeoefenaren geschenken in welke vorm ook aan te bieden of in het vooruitzicht te stellen. Artikel 6.2.2 maakt daarop een uitzondering voor geschenken of voordelen in geld of in natura, die een geringe waarde hebben en tevens van betekenis zijn voor de uitoefening van de praktijk van de beroepsbeoefenaar. Het Oogmasker valt volgens Théa Pharma onder die uitzondering.
Dat het Oogmasker een geringe waarde heeft staat niet ter discussie.
De stelling van Théa Pharma dat het Oogmasker van betekenis is voor de uitoefening van de praktijk van de oogarts, is door Santen gemotiveerd betwist. Het had op de weg van Théa Pharma gelegen om ter weerlegging van dat verweer concreet te onderbouwen dat het Oogmasker van betekenis is voor de uitoefening van de praktijk van de oogarts. Dat heeft zij niet gedaan. De Commissie van Beroep is, daarvan uitgaande, van oordeel, dat het Oogmasker geen relevantie heeft met de gewone loop der dingen in de uitoefening van de praktijk van de oogarts. Daarom wordt ook deze beroepsgrond verworpen.
Datum: 17-03-2025
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
De CGR heeft een melding ontvangen in verband met een vermeende overtreding van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame van de Stichting CGR. De melding ziet op een online artikel op de website van de Volkskrant m.b.t. het receptplichtige geneesmiddel Ozempic met de titel titel “Ozempic is ongekend doeltreffend tegen overgewicht. Maar er is nog veel wat we niet weten over dit ‘wondermiddel’”, gepubliceerd op 2 mei 2024.
Datum: 17-03-2025
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De CGR heeft een melding ontvangen in verband met een vermeende overtreding van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame van de Stichting CGR. De melding ziet op een artikel in de Stentor d.d. 6 november 2023 met als kop “[naam] zweert bij nieuw dieetmedicijn: ‘Denk dat ik nog wel 10 kilo kwijtraak’”. Het artikel bevat succesverhalen over het diabetesmedicijn Ozempic en het (op dat moment) nog niet in Nederland op de markt zijnde afslannmedicijn Wegovy met betrekking tot afvallen.
Datum: 17-12-2024
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Niet ontvankelijk
De klacht van Sanofi is gericht tegen uitingen van de Spaanse vennootschap Almirall S.A. ten behoeve van haar geneesmiddel Ebglyss® welke tijdens en rondom het jaarlijks congres van de European Academy of Dermatology and Venereology (EADV-congres) in Amsterdam van 25 tot en met 28 september 2024 zijn gebezigd. Sanofi stelt zich op het standpunt dat voornoemde uitingen van Almirall S.A. in strijd zijn met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame en dat de uitingen van Almirall S.A. aan de Nederlandse vennootschap Almirall B.V. toegerekend dienen te worden, omdat het EADV-congres in Nederland heeft plaatsgevonden. Almirall heeft daartegen verweer gevoerd.
Artikel 3.3.1 van het Reglement bepaalt dat een ieder een klacht kan indienen met betrekking tot enigerlei handelen of nalaten in strijd met het bepaalde in de Gedragscode door - onder meer – vergunninghouders. De Codecommissie stelt vast dat de Spaanse vennootschap Almirall S.A. geen vergunninghouder is in de zin van de Gedragscode, omdat Almirall S.A. niet in Nederland is gevestigd. Almirall S.A. is bovendien geen lid van één van de bij de CGR aangesloten brancheorganisaties en heeft zich niet vrijwillig geconformeerd aan de rechtsmacht van de Codecommissie in onderhavige zaak. De Codecommissie komt tot het oordeel dat zij niet bevoegd is kennis te nemen van de klacht van Sanofi jegens Almirall S.A.
De vraag rijst voorts of de uitingen van de Spaanse vennootschap Almirall S.A. aan Almirall B.V. in haar hoedanigheid van Nederlandse dochtermaatschappij kunnen worden toegerekend. Volgens de Codecommissie is niet gebleken dat Almirall B.V. bij het sponsorcontract of bij enige organisatie of voorbereiding voor het EADV-congres, het organiseren van de satellietsymposia, het inrichten van de stand en het regelen van de uitnodigingen betrokken is geweest. Daarbij komt dat het UR-geneesmiddel Ebglyss® nog niet op de Nederlandse markt is gebracht en de uitingen van Almirall S.A. gedaan tijdens en rondom het internationale EADV-congres niet specifiek op de Nederlandse markt zijn gericht. De Codecommissie is van oordeel dat door Sanofi onvoldoende aanknopingspunten zijn aangevoerd om de uitingen van Almirall S.A. toe te rekenen aan Almirall B.V. en dat Almirall B.V. derhalve niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de uitingen van Almirall S.A.
De Codecommissie verklaart zich onbevoegd om van de klacht van Sanofi jegens Almirall S.A. kennis te nemen en wijst de klacht van Sanofi jegens Almirall B.V. af.
Datum: 11-12-2024
Onderwerp: Sponsoring
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Vergunninghouder en een ziekenhuis onderzoeken de mogelijkheid om de hoge kosten voor het voor toediening gereed maken van een geneesmiddel te sponsoren. Vergunninghouder heeft onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat de sponsoring betrekking heeft op innovatieve en/of kwaliteitsverbeterende activiteiten (artikel 6.5.3 onder a) en dat de sponsoring de directe of indirecte verbetering van zorg aan patiënten of de bevordering van de medische wetenschap tot doel heeft (artikel 6.5.3 onder b). Het is een activiteit die door de apotheek sowieso zal moeten worden verricht voor toediening van het middel. Bovendien moet de CGR constateren dat sponsoring van de bereidingskosten zou leiden tot het financieren van kosten die op reguliere wijze worden vergoed. Daarin voorziet het wettelijk stelsel van de DBC-zorgproducten en add-on vergoeding voor dure geneesmiddelen.
Datum: 06-11-2024
Onderwerp: Geschenken
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Santen is gericht tegen een aantal weggeef- en winacties van Théa Pharma tijdens het jaarlijks congres van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap alsmede tegen de uiting die betrekking heeft op deze acties en die voorafgaand aan het congres is gepubliceerd. Santen stelt zich op het standpunt dat deze uiting in strijd is met de Gedragscode, in het bijzonder de artikelen 6.2.1 en 6.2.2. Volgens Santen heeft Théa Pharma geschenken aangeboden respectievelijk geschenken in het vooruitzicht heeft gesteld richting beroepsbeoefenaren, welke geschenken niet zijn uitgezonderd van het verbod op gunstbetoon op grond van het bepaalde in artikel 6.2.2 van de Gedragscode. Théa Pharma heeft verweer gevoerd en stelt – kort gezegd – dat de geschenken (onder andere sokken, Blepha Eyebag en een afvalopruimset) een geringe waarde hebben en relevant zijn voor de uitoefening van de oogheelkundepraktijk.
Datum: 15-10-2024
Onderwerp: Eisen aan informatie, Geschenken, Samenkomsten in Nederland
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
In het onderhavige geval lijkt sprake te zijn van een samenwerking tussen vergunninghouder en zorginstelling, waarbij beide partijen een eigen inbreng hebben. Als het een samenwerking betreft, dan zou de inbreng van de vergunninghouder wel gerechtvaardigd zijn, mits het ziekenhuis hier expliciet mee instemt en ook van tevoren is bepaald wat de inbreng van de vergunninghouder is. De inhoud van de voorlichting over een behandeling moet zijn voorbehouden aan het ziekenhuis.
Datum: 06-09-2024
Onderwerp: Eisen aan informatie, Sponsoring
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Ondernemingen X en Y, die beide op een eigen wijze aanvullende informatie over het gebruik van geneesmiddelen ontwikkelen, verzamelen en beschikbaar maken voor patiёnten en deze distribueren via voorschrijvers en apothekers, beogen hun krachten te bundelen door een samenwerking aan te gaan. De CGR oordeelt dat deze samenwerking niet leidt tot een vorm van publieksreclame, indien de materialen voldoen aan § 5.8 en indien ze worden verstrekt via voorschrijvers en afleveraars. Evenmin zal de samenwerking leiden tot een vorm van gunstbetoon, nu de geldstromen van vergunninghouders naar de ondernemingen tot het normale rechtsverkeer kunnen worden gerekend.
Datum: 17-06-2024
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
De CGR heeft een melding ontvangen in verband met een vermeende overtreding van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame van de Stichting CGR. De melding ziet op een advertentie van Boehringer Ingelheim in het tijdschrift Medisch Contact, editie 11 van 14 maart 2024 m.b.t. het geneesmiddel Jardiance.
Datum: 20-05-2024
Onderwerp: Bonussen en kortingen, Geschenken
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Het gratis toedienen van een vaccin aan de beroepsbeoefenaar heeft geen functie in diens praktijk en voldoet niet aan voorwaarde a. of b. van artikel 6.2.2 van de Gedragscode. Het betreft een geschenk dat in de eerste plaats de beroepsbeoefenaar zelf ten goede komt.
Datum: 26-04-2024
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Indien bij reclame-uitingen via online media specifiek de Nederlandse doelgroep wordt benaderd in de Nederlandse taal, vervalt de parallel met reclame tijdens internationale congressen uit AA15.082. De CGR ziet vooralsnog geen mogelijkheid voor meer ruimte in de interpretatie van artikel 3.1 onder b van de Gedragscode. Tevens handhaaft de CGR de voorwaarde dat een banner met geneesmiddelenreclame niet op de landingspagina of homepage van de betreffende website mag worden getoond.
Datum: 28-03-2024
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
De CGR heeft een melding ontvangen in verband met een vermeende overtreding van de Gedragscode. De melding ziet op een reclamefolder van Bayer m.b.t. het receptplichtige geneesmiddel Xarelto.
Datum: 26-02-2024
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Niet ontvankelijk
De klacht van LEO Pharma is gericht tegen uitingen van Almirall S.A. ten behoeve van haar geneesmiddelen Ebglyss® en Wynzora® welke tijdens en rondom het jaarlijks congres van de European Academy of Dermatology and Venereology (EADV-congres) in Amsterdam van 25 tot en met 28 september 2024 zijn gebezigd. LEO Pharma stelt zich op het standpunt dat de Codecommissie bevoegd is te oordelen over Almirall S.A., dat voornoemde uitingen van Almirall S.A. in strijd zijn met de Gedragscode, in het bijzonder de artikelen 5.2.1.2, 5.2.1.3, 5.2.2.1, 5.2.1.4, 5.2.2.2, .5.2.2.3, 5.2.2.4, 5.2.2.8, 5.2.2.9 en 5.4.1, en dat de uitingen van Almirall S.A. aan Almirall B.V. toegerekend dienen te worden. Almirall heeft daartegen verweer gevoerd en stelt dat de Codecommissie onbevoegd is om kennis te nemen van klachten jegens Almirall S.A., dat Almirall S.A. niet is gehouden aan de Gedragscode, dat de uitingen van Almirall S.A. niet aan Almirall B.V. kunnen worden toegerekend omdat Almirall B.V. hiermee geen bemoeienis heeft gehad.
Een cruciaal punt in de beoordeling van de klacht van LEO Pharma betreft de vraag of de Codecommissie bevoegd is kennis te nemen van de klacht jegens Almirall S.A. Almirall S.A. was één van de sponsoren van het EADV-congres dat in Amsterdam van 25 september tot en met 28 september 2024 heeft plaatsgevonden. Het EADV-congres is een internationaal en wetenschappelijk congres gericht op dermatologie en venereologie dat ieder jaar in een ander land plaatsvindt. Als sponsor was Almirall S.A. met een stand aanwezig tijdens het EADV-congres en organiseerde zij twee satellietsymposia met zorgprofessionals en sprekers.
Artikel 3.3.1 van het Reglement bepaalt dat een ieder een klacht kan indienen met betrekking tot enigerlei handelen of nalaten in strijd met het bepaalde in de Gedragscode door - onder meer – vergunninghouders. De bepalingen uit de Gedragscode zijn gericht op de Nederlandse gezondheidszorg en daarmee op in Nederland gevestigde vergunninghouders alsmede op uitingen die in Nederland toegankelijk zijn en onmiskenbaar op de Nederlandse doelgroep zijn gericht. Hiervan is naar het oordeel van de Codecommissie in het onderhavige geval geen sprake. De Spaanse vennootschap Almirall S.A. is niet in Nederland gevestigd, zodat zij niet als vergunninghouder in de zin van de Gedragscode dient te worden aangemerkt. Almirall S.A. is geen lid van één van de bij de CGR aangesloten brancheorganisaties. Almirall S.A. heeft zich aangesloten bij de Spaanse branchevereniging Farmaindustria. Almirall S.A. heeft zich niet vrijwillig geconformeerd aan de rechtsmacht van de Codecommissie in onderhavige zaak. Bovendien is het EADV-congres met deelnemers wereldwijd niet specifiek gericht op Nederland of de Nederlandse beroepsbeoefenaren. De Codecommissie komt tot het oordeel dat zij niet bevoegd is kennis te nemen van de klacht van LEO Pharma jegens Almirall S.A.
De Codecommissie is voorts van oordeel dat door LEO Pharma onvoldoende aanknopingspunten zijn aangevoerd om de uitingen van Almirall S.A. toe te rekenen aan Almirall B.V. en dat Almirall B.V. derhalve niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de uitingen van Almirall S.A. Van een klacht wegens niet-naleving van het bepaalde in de Gedragscode door een vergunninghouder in de zin van artikelen 3.3.1 jo. 3.1.1 sub c van het Reglement is geen sprake, zodat de Codecommissie de klacht van LEO Pharma jegens Almirall B.V. zal afwijzen.
Datum: 19-02-2024
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
De CGR heeft een melding ontvangen in verband met een vermeende overtreding van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame van de Stichting CGR. De melding ziet op een LinkedIn bericht van Medice m.b.t. de receptplichtige geneesmiddelen Medikinet CR, Tentin en Kinecteen.
Datum: 06-02-2024
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
Datum: 24-03-2020
Onderwerp: Geschenken
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
De Codecommissie heeft op 29 januari 2020 onder bovengenoemd nummer advies uitgebracht op het verzoek van [X] over kort gezegd de toelaatbaarheid van haar voornemen om in haar jubileumjaar [X] aan zorgverleners om niet een jaarabonnement op een aantal diensten van [X] ter waarde van € 40,00 aan te bieden. [X] wijst er terecht op dat het uitgebrachte advies enkel betrekking heeft op beroepsbeoefenaren, maar dat in de adviesaanvraag ook niet-beroepsbeoefenaren zoals praktijkondersteuners en mondhygiënisten zijn betrokken.
Datum: 28-02-2020
Onderwerp: Vergelijkende reclame, Onderzoeken
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Astellas is gericht tegen leave behind van Janssen met de titel “’AQUARIUS’ REAL WORLD EVIDENCE IN MCRPC¹” en ondertitel “De effecten van abiraterone + prednisone en van enzalutamide op de kwaliteit van leven (cognitie, vermoeidheid en pijn) bij mCRPC patiënten.” In deze uiting wordt de tekst “De uitkomsten van de interim analyse tonen voor de AQUARiUS studie betere resultaten aan op vlak van cognitieve & vermoeidheidsgerelateerde eindpunten voor abiraterone + predison in vergelijking met enzalutamide. Deze resultaten zijn ook consistent met de bevindingen die na 3 maanden werden gerapporteerd.” gebruikt. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van vergelijkende reclame. Astellas stelt zich op het standpunt dat de leave behind in strijd is met de Gedragscode, in het bijzonder de artikelen 5.2.2.3, 5.2.2.8 sub g en sub h jo. 5.2.2.9. Janssen voert gemotiveerd verweer.
Gelet op hetgeen door Astellas is gesteld en het verweer van Janssen daarop ten aanzien van de factoren zoals vermeld in artikel 5.2.2.9 derde alinea onder b, c en d ter beoordeling van de wetenschappelijke kwaliteit en vierde alinea onder a, b, c en f ter beoordeling van de overtuigingskracht van de AQUARiUS studie alsmede hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht, is de Codecommissie er onvoldoende van overtuigd geraakt dat de AQUARiUS studie voldoende wetenschappelijke kwaliteit en overtuigingskracht heeft om de onderhavige vergelijkende reclameclaim te onderbouwen, te meer nu een direct vergelijkende studie naar de effectiviteit tussen Zytiga® en Xtandi® ontbreekt.
Naar het oordeel van de Codecommissie is de uiting waarin Janssen voornemens is te verwijzen naar de publicaties over de interimresultaten van de AQUARiUS studie ter onderbouwing van de vergelijkende claim in strijd met de artikelen 5.2.2.8 sub g jo 5.2.2.9 van de Gedragscode. De overige klachtonderdelen zijn eveneens gegrond. De Codecommissie ziet niet de noodzaak om Janssen te bevelen een rectificatie te zenden aan beroepsbeoefenaren aan wie de uiting is verzonden of bij wie de uiting is achtergelaten.
Datum: 29-01-2020
Onderwerp: Geschenken
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
Het voornemen van een patiëntenorganisatie om aan zorgverleners een jaarabonnement ter waarde van € 40,- op een aantal van haar diensten aan te bieden is toelaatbaar.
Datum: 28-11-2019
Onderwerp: Samenkomsten in Nederland
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Er is niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de dinerlocatie, een toeristische en hoogwaardige attractie, een passende locatie is, nu niet is onderbouwd waarom niet kan worden uitgeweken naar een dinerlocatie buiten Amsterdam. Daarnaast zijn de kosten voor zaalhuur excessief, waardoor deze als (verkapte) kosten voor gastvrijheid aangemerkt dienen te worden. Bovendien overstijgen de dinerkosten incl. dranken de maximaal toegestane maaltijdkosten van € 75,-.
Datum: 21-11-2019
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
De ter advies voorgelegde reprint en begeleidende brief richting beroepsbeoefenaren dient als reclame te worden aangemerkt en voldoet aan de eisen aan reclame zoals vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
Datum: 27-09-2019
Onderwerp: Eisen aan informatie
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Voorgenomen mailing aan beroepsbeoefenaren met assortimentsoverzicht (incl. bestellijsten) [testen Z/diagnostica] en UR-geneesmiddelen en (de termijnen van) beschikbaarheid ervan in Nederland.
Datum: 23-09-2019
Onderwerp: Vergelijkende reclame, Publieksreclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ongegrond
UCB is bij de Commissie van Beroep in beroep gekomen van de beslissing van de Codecommissie van 12 april 2019, gegeven onder nummer K18.016 tussen MSD als verzoekster en UCB als verweerster. UCB heeft in het beroepschrift drie grieven opgeworpen tegen de beslissing van de Codecommissie. MSD heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
In het beroepschrift voert UCB aan dat zij zich conformeert aan de maatregelen die de Codecommissie haar heeft opgelegd met dien verstande dat de motivering van deze beslissing van invloed is op de uitvoering van de maatregel, waarbij zij “in het bijzonder refereert aan het onderdeel van de maatregel ten aanzien van Uiting 1, die betrekking heeft op het staken en gestaakt houden van ‘vergelijkbare uitingen met dezelfde strekking’”. De Codecommissie komt bij de beoordeling van de klacht van MSD tot enkele overwegingen waarin UCB zich principieel niet kan vinden. Hiertegen is het beroep van UCB gericht.
De Commissie van Beroep ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of UCB voldoende belang heeft bij een beoordeling van haar beroep. UCB heeft zich in haar beroepschrift en tijdens de zitting uitdrukkelijk geconformeerd aan de door de Codecommissie aan haar opgelegde maatregelen, hetgeen betekent dat zij in beroep niet een andere beslissing dan die van de Codecommissie nastreeft. Wat UCB met het beroep wil bereiken is aanpassing van enkele onderdelen van de motivering van de beslissing, waarin zij zich “principieel niet kan vinden”. Daarvoor is een beroep niet bedoeld.
De Commissie van Beroep verwerpt het beroep van UCB.
Datum: 14-08-2019
Onderwerp: Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
De Codecommissie ziet onvoldoende grond om de onderhavige meeting als een bijeenkomst dan wel manifestatie te zien omdat het een ‘consensus meeting’ betreft, waarbij een actieve inbreng van de deelnemers wordt gevraagd om tot een consensusdocument te komen. De meeting betreft aldus een samenkomst in het kader van een dienstverleningsovereenkomst in de zin van artikel 6.3.4 Gedragscode.
Datum: 05-08-2019
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
De CGR heeft een melding ontvangen over een mogelijke overtreding van de regels inzake geneesmiddelenreclame door Galephar. De melding betreft een advertentie op pagina 2 in Medisch Contact van 31 mei 2019 voor het product D-Cura.
Datum: 29-07-2019
Onderwerp: Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
De voorgenomen wetenschappelijke prijsvraag valt onder artikel 6.5.1 onder c. Gedragscode.
Datum: 26-07-2019
Onderwerp: Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van AstraZeneca is gericht tegen een poster van Boehringer Ingelheim over haar geneesmiddel Jardiance. In deze uiting zijn de claims “JARDIANCE® IN DE STRIJD TEGEN CV STERFTE - BIJ DIABETES TYPE 2 EN HVZ”, “Minder CV sterfte 38% relatieve risicoreductie” en “Jardiance® is bewezen en geregistreerd om uw patiënt CV bescherming te bieden” gebruikt.
AstraZeneca stelt dat de uiting primair in strijd is met de uitspraak van de Codecommissie van de Stichting CGR van 26 april 2019 met nummer K19.001 en subsidiair in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame (hierna “Gedragscode”), in het bijzonder de artikelen 5.2.1.2, 5.2.1.3, 5.2.2.3, 5.2.2.4 en 5.2.2.8g en h jo. 5.2.2.9. Boehringer Ingelheim stelt dat de klacht is gericht tegen een oude poster die door een medewerker tijdens een bijeenkomst abusievelijk is gebruikt. Boehringer Ingelheim stelt dat dit niet had mogen gebeuren en dat de uiting niet op alle onderdelen in lijn is met de uitspraak K19.001. Boehringer Ingelheim stelt voorts dat zij expliciet en onvoorwaardelijk heeft toegezegd om de onderhavige uiting niet meer te gebruiken en dat zij heeft toegezegd dat zij in de toekomst bij claims over CV-sterfte steeds duidelijk (en dus niet slechts in een voetnoot) zal vermelden het feit dat CV-sterfte een verkennend eindpunt was in de EMPA-REG studie (als onderdeel van een samengesteld eindpunt (3P-MACE)) en de patiëntenpopulatie: patiënten met HVZ en diabetes type 2.
De Codecommissie overweegt als volgt. Ten aanzien van de claim “JARDIANCE® IN DE STRIJD TEGEN CV STERFTE - BIJ DIABETES TYPE 2 EN HVZ” is de Codecommissie van oordeel dat deze claim in strijd is met de uitspraak K19.001, omdat de beperkingen die aan de uitkomsten moeten worden gesteld onvoldoende duidelijk blijken uit de uiting. Hetzelfde oordeel geldt voor de claim “Minder CV sterfte 38% relatieve risicoreductie”.
De claim “Jardiance® is bewezen en geregistreerd om uw patiënt CV bescherming te bieden” is naar het oordeel van de Codecommissie in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. De Codecommissie is van oordeel dat op basis van de EMPA-REG studie, zonder daarbij de beperkingen te noemen die aan de resultaten daarvan moeten worden gesteld, niet gebaseerd kan worden dat Jardiance® op het onderdeel van CV sterfte bescherming biedt en dat gelet op de totaliteit van de uiting met de claim de onjuiste suggestie wordt gewekt dat bewezen is dat Jardiance® CV bescherming biedt bij alle diabetes type 2 patiënten met HVZ en dat Jardiance® om die reden is geregistreerd voor het bieden van CV bescherming.
De klacht van AstraZeneca is gegrond. De Codecommissie beveelt Boehringer Ingelheim een rectificatie te verzenden.
Datum: 16-07-2019
Onderwerp: Dienstverlening
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Op basis van deze zeer summiere aanvraag, waarbij niet is vermeld om welk medicijn het gaat, hoe de meetings precies zullen worden ingedeeld, waar en wanneer deze zullen worden gehouden en wie daarbij precies aanwezig zullen zijn, kan dan ook niet worden geconcludeerd dat de voorgenomen dienstverlening met de beroepsbeoefenaren niet in strijd zal zijn met artikel 6.3.1. van de Code, zodat negatief wordt geadviseerd.
Datum: 21-05-2019
Onderwerp: Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
De sponsoring van een aantal projecten van een patiëntenvereniging, die grotendeels door de vrijwilligers worden uitgevoerd, lijkt te voldoen aan art. 6.6.2 van de Gedragscode. In het kader van art. 6.6.3 zal de sponsoring schriftelijk dienen te worden vastgelegd. Om te voldoen aan art. 6.5.3 sub h zal in dit geval in de overeenkomst dienen te worden opgenomen dat de sponsor-overeenkomst een maximale looptijd van drie jaar heeft.
Datum: 09-05-2019
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame, Onderscheid reclame / informatie, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Shire is gericht tegen uitingen van Pharming, te weten de persberichten van 7 december 2018 en van 23 januari 2019 over haar geneesmiddel Ruconest. Shire stelt dat deze uitingen van Pharming aan te merken zijn als reclame. Pharming meent dat geen sprake is van geneesmiddelenreclame, maar van voorwetenschapsberichten welke zij uit hoofde van de Verordening (EU) 596/14 van 16 april 2014 (“MAR”) dient te publiceren op haar website.
Voor het oordeel of een uiting als reclame voor een geneesmiddel in de zin van de Gedragscode moet worden aangemerkt is het aanprijzende karakter van de uiting van doorslaggevende betekenis. Ook als de doelstelling van Pharming is om (potentiële) beleggers middels de persberichten op grond van de MAR te informeren, valt naar het oordeel van de Codecommissie uit de totaliteit van de voorgelegde uitingen tevens de doelstelling van reclame in de zin van de Gedragscode af te leiden. De Codecommissie heeft daarbij gelet op het herhaaldelijk verwijzen naar het geneesmiddel Ruconest, de vormgeving van de uitingen, de plaatsing van het bericht onder het kopje “News” en het aanprijzende karakter van de tekst over het geneesmiddel Ruconest. De uitingen dienen naar het oordeel van de Codecommissie als reclame voor Ruconest in de zin van de Gedragscode te worden aangemerkt.
Pharming heeft het in artikel 3 sub a van de Code voor de Publieksreclame voor Geneesmiddelen (ingevolge artikel 5.6.1 van de Gedragscode deel uitmakend van de Gedragscode) opgenomen verbod van publieksreclame voor geneesmiddelen die uitsluitend op recept ter hand mogen worden gesteld geschonden, omdat de onderhavige persberichten toegankelijk zijn voor het publiek.
Het persbericht van 7 december 2018 en de bijhorende tekst op de website onder het kopje “News” is naar het oordeel van de Codecommissie aan te merken als ontoelaatbare vergelijkende reclame tussen Ruconest enerzijds en Berinert®, Cinryze® en Firazyr® anderzijds in de zin van artikelen 5.2.2.8 en 5.2.2.9 van de Gedragscode. De door Pharming gepubliceerde data van een niet nader gepubliceerde studie vormen onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing van de gemaakte vergelijking in de zin van de Gedragscode. Het persbericht is ook in strijd met artikel 5.2.1.3. van de Gedragscode dat bepaalt dat reclame op een zodanige wijze dient te geschieden dat het rationele gebruik van de betrokken geneesmiddelen in farmacotherapeutisch opzicht wordt bevorderd en dat degene tot wie de aanprijzing is gericht op generlei wijze wordt misleid.
De Codecommissie is voorts van oordeel dat het persbericht van 23 januari 2019 en de inleidende tekst daartoe op de website in strijd is met artikel 5.2.1.2 van de Gedragscode, omdat Ruconest niet voor de indicatie van profylaxe werking krachtens de SPC is toegelaten.
Omdat Pharming geen lid is van een organisatie die bij de Stichting Code Geneesmiddelenreclame is aangesloten en onvrijwillig in de procedure is verschenen is het advies van de Codecommissie voor haar niet bindend en beperkt de Codecommissie zich tot het doen van aanbevelingen. De Codecommissie ziet voldoende aanleiding om Pharming aan te bevelen om een rectificatie te plaatsen.
Datum: 26-04-2019
Onderwerp: Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van AstraZeneca is gericht tegen uitingen van Boehringer Ingelheim over haar geneesmiddel Jardiance®, te weten een leave behind met de titel “JARDIANCE® IN DE STRIJD TEGEN CV STERFTE” en een insteekkaart getiteld “JARDIANCE® IN UW STRIJD TEGEN CV STERFTE”. AstraZeneca klaagt over de claims “Minder CV sterfte 38% relatieve risicoreductie”, “Jardiance® in de strijd tegen CV sterfte”, “Jardiance® verlaagt CV sterfte* bij patiënten met HVZ en diabetes type 2¹,²,**”, “Bij patiënten met HVZ en diabetes type 2 verlaagt Jardiance® cardiovasculaire sterfte¹,²” en “indicatie uitgebreid”, zoals gebruikt in de leave behind en over de claims “Minder CV sterfte¹,²,** 38% relatieve risicoreductie”, “Jardiance® in uw strijd tegen CV sterfte”, “Voor patiënten met diabetes type 2 en HVZ biedt Jardiance® extra CV bescherming¹” en “Jardiance® heeft het bewijs en is geregistreerd om uw patiënt CV bescherming te bieden¹,²”, zoals gebruikt in de insteekkaart. AstraZeneca stelt dat de uitingen onjuist, misleidend alsmede in strijd zijn met het verbod op het maken van ongeoorloofde vergelijkende reclame. Boehringer Ingelheim heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Ten aanzien van klachtonderdeel I inhoudende dat de uitingen vergelijkende claims bevatten die de vereiste wetenschappelijke onderbouwing missen is de Codecommissie van oordeel dat de claims onvoldoende wetenschappelijk worden onderbouwd door de EMPA-REG studie en de SPC van Jardiance®. Bovendien is de Codecommissie van oordeel dat met de wijziging van de indicatie geen uitbreiding daarvan is beoogd in de zin dat behandeling bij CV sterfte een separate indicatie vormt. De Codecommissie is voorts van oordeel dat de tekst “Ondanks behandeling volgens de huidige richtlijnen zijn HVZ NOG STEEDS DE BELANGRIJKSTE DOODSOORZAAK bij patiënten met diabetes type 2³” en de tekst “Extra effect boven op het effect van standaardbehandeling” met daaronder de tekst “95% Bloeddrukverlagende middelen, 77% Statines, 89% Anticoagulantia en 98% Bloedglucose-verlagende middelen” zoals vermeld onder de grafiek in de leave behind gelet op de totaliteit van deze uiting, is aan te merken als vergelijkende reclame. Tussen partijen staat vast dat Jardiance® in de EMPA-REG studie wordt vergeleken ten opzichte van placebo. Naar het oordeel van de Codecommissie kan de EMPA-REG studie daarmee niet ter onderbouwing dienen van de door Boehringer Ingelheim gemaakte vergelijking.
Ten aanzien van klachtonderdeel II, inhoudende dat de uitingen niet onderbouwde vergelijkende claims bevatten, omdat onvoldoende duidelijk is wat de comparator is, is de Codecommissie van oordeel dat de leave behind en insteekkaart op dit punt niet in strijd zijn met de Gedragscode.
Ten aanzien van klachtonderdeel III, inhoudende dat de voorschrijver op het verkeerde been wordt gezet ten aanzien van de indicatie van Jardiance® door de claims “Jardiance® verlaagt CV sterfte* bij patiënten met HVZ en diabetes type 2¹,²,**”, “indicatie uitgebreid” en “Jardiance® heeft het bewijs en is geregistreerd om uw patiënt CV bescherming te bieden” is de Codecommissie van oordeel dat met de wijziging door de CHMP van de SPC tekst naar aanleiding van de EMPA-REG studie geen uitbreiding van de indicatie van Jardiance® is beoogd. Zowel de leave behind als de insteekkaart zijn naar het oordeel van de Codecommissie misleidend.
De klacht van AstraZeneca wordt gegrond verklaard.
Datum: 23-04-2019
Onderwerp: Samenkomsten in Nederland
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Ondanks de luxe uitstraling van gebouw en entourage van het Koninklijk Instituut voor de Tropen kan de locatie in de hier te beoordelen context als passend worden beschouwd.
Datum: 11-03-2019
Onderwerp: Sponsoring, Wetenschappelijke prijzen
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
Het mogelijk maken van een wetenschappelijke prijs valt, in aanmerking nemend van tweetal restricties, onder artikel 6.5.1 onder c Gedragscode.
Datum: 26-02-2019
Onderwerp: Dienstverlening
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Een niet langer BIG geregistreerde gepensioneerde arts/hoogleraar is geen beroepsbeoefenaar (meer) als bedoeld in artikel 82 lid 1 van de geneesmiddelenwet en in art 3.1 van de Gedragscode. De relatie tussen verzoekster en arts/hoogleraar wordt in zoverre niet beheerst door de Gedragscode (vgl advies A18.011). In casu dient die relatie echter wel te worden getoetst aan de artikelen 6.5.1. en 6.5.2. (juncto 6.3.3.) van de Gedragscode.
Datum: 18-02-2019
Onderwerp: Samenkomsten in buitenland
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Zonder nadere toelichting wordt de locatie van de bijeenkomst, het productie- en onderzoekscentrum van verzoekster, niet passend geacht en valt niet in te zien dat het voorgenomen inhoudelijk programma niet ook in Nederland aan de deelnemers kan worden aangeboden. Wanneer het bezoek niet alleen programmaonderdeel is maar ook als rechtvaardiging van de niet-centraal gelegen locatie wordt aangedragen, dan zal de noodzakelijkheid c.q. het belang van dit bezoek kritisch moeten worden getoetst in het licht van de doelstelling van de bijeenkomst. De vraag is dan of het bezoek rechtvaardigt dat de sprekers en deelnemers afreizen naar een niet-centraal gelegen locatie.
Datum: 28-01-2019
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
Op zichzelf is het sub 2.3. beschreven technische probleem een aangelegenheid die in de risicosfeer van [X] ligt. Het is [X] dat een nieuw reclamemedium wil gebruiken en het is dan aan [X] om te bevorderen dat aan de door de Codecommissie gestelde voorwaarde ter voorkoming van het risico dat niet-beroepsbeoefenaren worden blootgesteld aan geneesmiddelenreclame wordt voldaan. Wél roept de nu voorgestelde aanscherping van het subgebied Titel de vraag op of de BIG-registratie-toets nu nog wel als passend kan worden beschouwd. De Codecommissie beantwoordt die vraag ontkennend. In 2.3. van het advies A18.061 heeft zij het risico van al dan niet bewust gemaakte fouten in het profiel als beperkt aangemerkt. Daar komt bij dat ook in het ‘papieren’ tijdperk (vaktijdschriften, publicaties) het risico niet nul was en is dat niet-beroepsbeoefenaren kennis nemen van reclame-uitingen voor receptgeneesmiddelen, bestemd voor de ogen van beroepsbeoefenaren. Het komt de Codecommissie voor dat enkel de noviteit van het reclamemedium geen grond mag zijn voor beperkingen die er in het ‘papieren’ tijdperk niet waren/zijn.
Datum: 08-02-2011
Onderwerp: Eisen aan informatie, Publieksreclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak deels bekrachtigd, deels vernietigd
1. Janssen-Cilag heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de Codecommissie KOAG/KAG (Kamer II) van 4 november 2010. Het beroep richt zich tegen enkele beslissingen waarbij een viertal uitingen van Janssen-Cilag met betrekking tot het ADHD-geneesmiddel Concerta in strijd is geoordeeld met de op publieksreclame voor geneesmiddelen betrekking hebbende codes. Voor zover de beslissing ter beoordeling aan de Commissie van Beroep is voorgelegd, is deze grotendeels vernietigd.
2. Het gaat in beroep om de volgende uitingen: a. een uitklapfolder Perspectief met daarin opgenomen een verwijzing naar onder meer de website www.psyq.nl. waarop een patiëntenervaring te lezen is met de tekst: “De Concerta die ik gebruik helpt me iedere dag weer het koppie er bij te houden en voornamelijk op mijn werk heb ik daar profijt van.” Volgens de Codecommissie is deze uiting in strijd is met het verbod op publieksreclame voor UR-geneesmiddelen. b. een brochure Perspectief patiënteninformatie met daarin opgenomen een aantal verwijzingen naar websites, (Engelstalige) boeken, ADHD-websites, waaronder www.psyq.nl, en E-groups. De uitingen zijn aan te merken als ontoelaatbare publieksreclame, aldus de Codecommissie. c. de cd-rom Spreekbeurt waarop zijn opgenomen de pagina's D10 tot en met D16 en D20 tot en met D22 waarop telkens de bedrijfsnaam van Janssen-Cilag is vermeld. Door de naamsvermelding profileert Janssen-Cilag zich zo nadrukkelijk als fabrikant van ADHD geneesmiddelen, dat deze uiting ontoelaatbare publieksreclame vormt, aldus de Codecommissie. d. de website www.adhd.nu waarop is opgenomen een vergelijkend overzicht van vergoedingen per ADHD-geneesmiddel. Volgens de codecommissie bevat de website geen gebalanceerde en genuanceerde informatie en is deze daarom in strijd met de “Nadere invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen.”
3. Janssen-Cilag heeft aangevoerd dat de uitingen niet in strijd zijn met de regels voor publieksreclame voor geneesmiddelen. Ten aanzien van de uitingen c. tot en met d. heeft zij echter in de eerste plaats aangevoerd dat de Codecommissie buiten de rechtsstrijd is getreden.
4. De Commissie van Beroep heeft het volgende overwogen.
a. de uitklapfolder Perspectief De website www.PsyQ.nl is een website “die breed informatie over ADHD geeft en als geheel niet aanprijzend wordt beoordeeld”. Janssen-Cilag heeft geen invloed gehad op de inhoud van de website en zij is niet als sponsor van de website of de achterliggende organisatie opgetreden. De vermelding van de patiëntenervaring is direct noch indirect door Janssen-Cilag bewerkstelligd. Vooropgesteld moet worden dat het een vergunninghouder vrijstaat in brochuremateriaal als de onderhavige uitklapfolder verwijzingen op te nemen naar informatiebronnen zoals belangenverenigingen, boeken of ander schriftelijk materiaal en websites, mits dit zorgvuldig geschiedt. De wijze waarop Janssen-Cilag dit heeft gedaan kan de zorgvuldigheidstoets doorstaan. Geenszins is aannemelijk dat Janssen-Cilag bij het bepalen van de volgorde in de opsomming van websites heeft beoogd het publiek in de eerste plaats naar de website www.PsyQ.nl te leiden omdat daarop de patiëntenervaring is vermeld. De bezoeker van de website dient diverse keren door te klikken en te scrollen voordat de patiëntenervaring wordt gevonden en de website bevat ook negatieve uitspraken over Concerta. De bij de vermelding van de website in de folder geplaatste tekst “site met een zeer bruikbare zelftest en vijf korte online films” vestigt niet in bijzondere mate de aandacht op de website www.Psyq.nl. De kwaliteit van de website www.Psyq.nl staat in dit geding niet ter discussie. De enkele vermelding van de patiëntenervaring staat in een te ver verwijderd verband met het voor Janssen-Cilag geldende verbod tot het maken van publieksreclame voor haar UR-geneesmiddel Concerta om de conclusie te kunnen trekken dat Janssen-Cilag verboden publieksreclame heeft gemaakt.
b. de brochure Perspectief patiënteninformatie, de cd-rom Spreekbeurt en d. de website www.adhd.nu.
Uit de bepalingen van het Reglement KOAG/KAG blijkt dat klachten of bezwaren met betrekking tot enig handelen of nalaten in strijd met de Codes duidelijk geformuleerd moeten worden ingediend. Uit het systeem van de regeling en de beginselen van een goede procesorde volgt dat dit ook geldt voor een verzoek van KOAG/KAG op de voet van artikel 3.2 van het Reglement. Immers, ongeacht op welke wijze een geding bij de Codecommissie wordt ingeleid, dient voor iedere betrokken partij duidelijk te zijn welke uitingen (en op welke punten) ter toetsing worden voorgelegd. Een gebrek aan voldoende duidelijkheid zal met name de wederpartij van degene die de klacht of het bezwaar heeft ingediend, in zijn of haar verweer kunnen schaden. Dit betekent in deze zaak dat de rapportage van KOAG/KAG het duidelijke verzoek had moeten bevatten om een oordeel uit te spreken over: a. de verwijzingen naar websites, (Engelstalige) boeken, ADHD-websites en E-groups in de brochure Perspectief patiënteninformatie, b. de vermelding van de bedrijfsnaam van Janssen-Cilag op de afbeeldingen D10 t/m D16 en D20 t/m D22 op de cd-rom Spreekbeurt en c. de mogelijke onvolledigheid van het overzicht van ADHD middelen op de website www.adhd.nu.
Dit is niet gebeurd en deze punten zijn niet voldoende duidelijk op andere wijze ter zitting in eerste aanleg aan de orde gekomen. De punten b. en c. zijn in de rapportage van KOAG/KAG niet ter sprake gebracht. Punt a. is dat wel maar omdat KOAG/KAG en Janssen-Cilag beide van opvatting waren dat de brochure met inbegrip van de verwijzing naar de websites geen publieksreclame voor een UR-geneesmiddel bevatte, behoefde Janssen-Cilag er, zonder een duidelijk verzoek van KOAG/KAG daartoe, geen rekening mee te houden dat de brochure op dit laatste onderdeel aan een beoordeling door de Codecommissie zou worden onderworpen.
Partijen hebben de omvang van de rechtsstrijd in onderling overleg willen vaststellen. Zij zijn in overleg getreden met de voorzitter van de Codecommissie. De voorzitter van de Codecommissie heeft het bericht doen uitgaan dat zal worden uitgegaan van de rapportage van KOAG/KAG en dat wezenlijk nieuwe bezwaren tegen reclame-uitingen van Janssen-Cilag in beginsel buiten behandeling zullen blijven. Nu KOAG/KAG de bovenstaande kwesties feitelijk niet ter beoordeling aan de Codecommissie heeft voorgelegd, partijen ook niet de bedoeling hebben gehad een beslissing op deze punten uit te lokken en wezenlijk nieuwe bezwaren tegen reclame-uitingen ter zitting niet aan de orde zijn gesteld (en overigens naar verwachting ook niet zouden zijn toegelaten), moet worden geoordeeld dat de Codecommissie met haar oordeel op bovenstaande punten buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. Dit is in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde. De beslissing van de Codecommissie moet daarom op die onderdelen worden vernietigd.
Datum: 22-12-2010
Onderwerp: Onderzoeken
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Datum: 14-12-2010
Onderwerp: Dienstverlening, Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Dit advies betreft de vraag of een vergunninghouder een project mag sponsoren ten behoeve van voorlichting van beroepsbeoefenaren aan patiënten. Aan alle eisen van sponsoring is voldaan, waardoor het advies positief luidt.
Datum: 08-12-2010
Onderwerp: Dienstverlening
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Dit advies betreft de vraag of een vergunninghouder de sprekers op haar bijeenkomst een vergoeding mag geven van een bepaald uurtartief en daarnaast een bedrag als vergoeding voor het intellectuele eigendom als auteur van de gegeven presentaties. Wat betreft het uurtarief oordeelt de Commissie positief, de andere vergoeding acht de Commissie niet toelaatbaar.
Datum: 04-11-2010
Onderwerp: Onderscheid reclame / informatie, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Het bestuur van de Stichting KOAG/KAG heeft de Codecommissie verzocht een oordeel uit te spreken over de conclusies van de Keuringsraad KOAG/KAG inzake uitingen van Janssen-Cilag BV zoals aangehaald en bedoeld in de Kamervragen van Van Gerven. Het gaat daarbij om de uitklapfolder Perspectief, de Perspectief patiënteninformatie, de brochure Peptalk Too, de CD-ROM spreekbeurt en de inhoud van de website www.adhd.nu.
In de uitklapfolder Perspectief is door Janssen-Cilag BV een verwijzing opgenomen naar de website www.psyq.nl, waarop een uitlating van een patiënt over Concerta is vermeld. De Codecommissie is van oordeel dat de uitklapfolder Perspectief in strijd is met het verbod op publieksreclame voor UR-geneesmiddelen krachtens artikel 3 sub a CPG. De Codecommissie is tevens van oordeel dat de patiënteninformatie Perspectief die een aantal verwijzingen naar websites, (Engelstalige) boeken, ADHD-websites, waaronder www.psyq.nl, en E-groups bevat, eveneens is aan te merken als ontoelaatbare publieksreclame krachtens artikel 3 sub a CPG.
In de brochure Peptalk Too is de verwijzing naar methylfenidaat naar het oordeel van de Codecommissie geen verwijzing naar een specifiek geneesmiddel, in casu het UR-geneesmiddel Concerta van Janssen-Cilag BV. De Codecommissie komt tot het oordeel dat de vermelding van werkzame stoffen in de aangehaalde passages in de brochure Peptalk Too in overeenstemming is met de Nadere Invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen.
De op de cd-rom vermelde basisinformaties zijn naar het oordeel van de Codecommissie niet aan te merken als een directe of indirecte verwijzing naar een (specifiek) geneesmiddel. De basisinformaties voor de verschillende leeftijdsgroepen vallen onder de in artikel 2 sub a van de Nadere Invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen opgenomen definitie van informatie. Ten aanzien van het artikel “Pietje is onrustig. De onstuitbare opmars van de gedragsstoornis ADHD onder kinderen” op de cd-rom is de Codecommissie van oordeel dat deze is aan te merken als ontoelaatbare publieksreclame en daarmee in strijd met artikel 3 sub a CPG.
De Codecommissie heeft tot slot geconstateerd dat op iedere afbeelding, overgelegd als D10 tot en met D16 en D20 tot en met D22, van de cd-rom de fabrikantnaam “Janssen – Cilag BV” wordt vermeld. Van een gebalanceerde en genuanceerde informatie is in casu geen sprake. Naar het oordeel van de Codecommissie is sprake van ontoelaatbare publieksreclame en daarmee strijd met artikel 3 sub a CPG.
Ten aanzien van de website www.adhd.nu is de Codecommissie van oordeel dat de inhoud van de website www.adhd.nu, de poster en het visitekaartje zijn aan te merken als informatie in de zin van artikel 2 van de Nadere Invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen. De Codecommissie is daarbij van oordeel dat de website www.adhd.nu geen gebalanceerde en genuanceerde informatie bevat en daarmee in strijd is met artikel 4 sub b van de Nadere Invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen.
Datum: 02-11-2010
Onderwerp: Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Dit advies betreft de toelaatbaarheid van een vergelijkende claim in een detail-aid die rayon managers zullen gebruiken in hun gesprek met artsen ter promotie van een geneesmiddel. De Commissie oordeelt dat het toelaatbaar is mits een aantal onderdelen worden geschrapt en de beroepsbeoefenaar ook een kopie van het volledige artikel waarop de claim gebaseerd is ontvangt.
Datum: 28-09-2010
Onderwerp: Dienstverlening, Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Dit advies betreft een filmwedstrijd voor patiënten, waarmee een geldbedrag en een camera te winnen zijn. Zorgverleners zijn uitgesloten van deelname. De Commissie oordeelt dat de wedstrijd toelaatbaar is en dat er geen sprake is van reclame voor een receptgeneesmiddel. De vergoeding die een beroepsbeoefenaar ontvangt die plaats heeft in de jury is ook toelaatbaar. Het advies luidt positief.
Datum: 17-09-2010
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Het eerste onderdeel van de klacht van Boehringer is gericht tegen de reclame-uitingen van Novartis waarin de Onbrez Breezhaler waaruit een spraywolk komt eindigend in de vorm van een springende leeuw, wordt afgebeeld. Boehringer stelt zich op het standpunt dat voornoemde afbeelding ten onrechte de indruk wekt dat de Onbrez Breezhaler een pMDI of soft mist inhalator is en dat daarmee sprake is van misleiding. Novartis meent dat beroepsbeoefenaren de in de reclame-uitingen getoonde Onbrez Breezhaler zullen aanmerken als een droogpoederinhalator en niet als een soft mist inhalator of pMDI en betwist dat sprake is van misleiding. De Codecommissie is van oordeel dat in de onderhavige reclame-uiting door het onderlinge nauwe verband tussen de afgebeelde Onbrez Breezhaler en de spraywolk die eindigt in de vorm van een springende leeuw de suggestie wordt gewekt dat de Onbrez Breezhaler zelf actief een spraywolk werkzame stof voortbrengt, zoals bij onder andere een soft mist inhalator het geval is. Hierdoor kan bij de gemiddeld oplettende beroepsbeoefenaar ten onrechte de indruk ontstaan dat de Onbrez Breezhaler geen droogpoederinhalator is. De beroepsbeoefenaar kan daarmee gemakkelijk op het verkeerde been worden gezet omtrent het type inhalator. De reclame-uiting is naar het oordeel van de Codecommissie misleidend en daarmee in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
Het tweede onderdeel van de klacht van Boehringer is gericht tegen de claim “eerste ultra LABA bij COPD” die Novartis gebruikt in de aanprijzing van haar geneesmiddel de Onbrez Breezhaler. Boehringer stelt zich op het standpunt dat Novartis hiermee claimt de eerste en/of de beste langwerkende beta 2 agonist op de Nederlandse markt te zijn. Novartis betwist dit standpunt van Boehringer en betoogt dat met “ultra” slechts wordt gecommuniceerd dat Onbrez Breezhaler langer werkt dan de tot op heden op de markt zijnde LABA’s. Naar het oordeel van de Codecommissie blijkt uit de context van de reclame-uiting niet voldoende dat het begrip “ultra” in “eerste ultra LABA” bij uitstek betrekking heeft op de werkingsduur van Onbrez Breezhaler. Deze indruk wordt nog versterkt door de omstandigheid dat direct onder de zinsnede waarin de term “ultra” voorkomt, een viertal bijzondere eigenschappen van het product worden genoemd. De aanduiding “ultra” zal mede in dit verband worden gelezen en begrepen als een superioriteitsclaim, die niet nader is onderbouwd. De Codecommissie komt tot het oordeel dat de claim “eerste ultra LABA” misleidend is en daarmee in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
De klacht van Boehringer is gegrond.
Datum: 13-09-2010
Onderwerp: Geschenken, Onderscheid reclame / informatie, Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Dit advies betreft de toelaatbaarheid van zorgboeken, Cd-roms en websites met informatie over een ziekte. Deze materialen kunnen artsen aanvragen en aan patiënten doorgeven, en worden gesponsoord door farmaceutische bedrijven. Deze bedrijven hebben geen invloed op de inhoud. De Commissie oordeelt dat er geen sprake is van reclame of van een geschenk van een vergunninghouder aan een beroepsbeoefenaar. Wel is er sprake van sponsoring, en dus dienen de afspraken hierover schriftelijk worden vastgelegd. Indien hieraan voldaan wordt luidt het advies positief.
Vervolg op dit advies in AA11.004,
Datum: 31-08-2010
Onderwerp: Eisen aan informatie, Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Dit advies betreft de toelaatbaarheid van het verstrekken van doseeradviezen van een geneesmiddel door een vergunninghouder aan beroepsbeoefenaren. De Commissie oordeelt dat hier sprake is van informatie en niet van reclame. Een cruciaal element bij het begrip informatie is de vraag of i.c. de te verstrekken doseeradviezen inhoudelijk in overeenstemming zijn met de tekst van de SmPC. Om hierover te oordelen is kennis vereist waarover de Commissie niet beschikt.
Datum: 30-08-2010
Onderwerp: Eisen aan informatie, Onderscheid reclame / informatie, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Deze aanvraag betreft twee vragen, namelijk of informatie aan een niet-beroepsbeoefenaar ook verstrekt mag worden door een commerciële afdeling i.p.v. een medische afdeling, en of sales representatives informatie aan niet-beroepsbeoefenaren mogen verstrekken. De Commissie oordeelt dat het zeer wel kan uitmaken wie de informatie verstrekt en dat wanneer eigen medewerkers van de farmaceut dit doen het risico te groot is dat er toch sprake zal zijn van reclame. Het advies luidt dus negatief.
Datum: 26-08-2010
Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Dit advies betreft de vraag of een voorgenomen mailing van een vergunninghouder over een receptgeneesmiddel ook naar assistenten die het middel toedienen gezonden mag worden. De Commissie oordeelt dat in de mailing zoals deze nu klaar ligt een aanprijzend karakter heeft en daarom als reclame aangemerkt dient te worden en daarom niet naar de assistenten gezonden mag worden. Wanneer de aanprijzende elementen aangepast worden en er sprake is van informatie mag de mailing wel ook aan de assistenten gestuurd worden.
Datum: 25-08-2010
Onderwerp: Eisen aan reclame, Kosteloze verstrekking van geneesmiddelen
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Dit advies betreft de toelaatbaarheid van het kosteloos verstrekken van een medicijn aan patiënten. Het advies van de Commissie is negatief omdat de manier waarop de vergunninghouder is voorgenomen dit uit te voeren een te aanprijzend karakter heeft. Er is sprake van ongeoorloofde reclame.
Datum: 24-08-2010
Onderwerp: Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Dit advies is een vervolg op A10.007. Het betreft de toelaatbaarheid van de sponsoring van een webapplicatie door een vergunninghouder ten behoeve van apothekers. Het advies luidde toen negatief omdat er niet aan alle eisen aan sponsoring werden voldaan. Ook nu luidt het advies weer negatief omdat de Commissie het niet aannemelijk acht dat de deelnemende apothekers niet in staat zouden zijn de taken die de applicatie biedt uit eigen middelen te financieren.
Datum: 19-07-2010
Onderwerp:
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Niet ontvankelijk
Datum: 13-07-2010
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Dit advies betreft de vraag of een prijs, bestaande uit een bokaal en een cheque van € 1.000,-, uitgereikt door een vergunninghouder aan een patiënt, toelaatbaar is. Het advies luidt positief omdat niet is gebleken dat er reclame voor een geneesmiddel richting het publiek wordt gemaakt. Ook wordt het voorschrijfgedrag van beroepsbeoefenaren geenszins beïnvloed.
Datum: 06-07-2010
Onderwerp: Bonussen en kortingen, Geschenken, Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Dit advies betreft de toelaatbaarheid van een loyaliteitsprogramma, opgesteld door een vergunninghouder. De klanten, apothekers en drogisten, kunnen dan met gemaakte omzet in producten van de vergunninghouder punten verdienen die ingeruild kunnen worden tegen geschenken. Het advies luidt negatief omdat er onvoldoende informatie beschikbaar is om het voornemen te toetsen aan de Gedragscode.
Datum: 30-06-2010
Onderwerp: Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
Dit advies betreft de vraag of X een onderzoeksproject van een afdeling van het UMC Utrecht mag sponsoren voor het bedrag van € 150.000,-. Het advies van de Codecommissie luidt positief omdat aan alle Gedragsregels sponsoring is voldaan en het project niet of niet volledig op andere wijze wordt gefinancierd.
Datum: 14-06-2010
Onderwerp: Geschenken, Publieksreclame, Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Dit advies betreft de toelaatbaarheid van een wetenschappelijke bijeenkomst georganiseerd door een vergunninghouder, waarbij zowel beroepsbeoefenaren als niet-beroepsbeoefenaren aanwezig zullen zijn. Daarnaast vraagt de vergunninghouder of de voorgenomen sponsoring, beschikbaarstelling van geschenken en gunstbetoon door een bijdrage aan een afsluitende borrel toelaatbaar zijn. Het advies luidt slechts op een onderdeel negatief, namelijk het dat er geen fysiek onderscheid zal zijn tussen ruimtes voor beroepsbeoefenaren en niet-beroepsbeoefenaren omdat hierdoor ongeoorloofde publieksreclame mogelijk is.
Datum: 24-05-2010
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van INC is gericht tegen uitingen van VedaX voor het product VedaX Anti-Aging Formule OPC (hierna genoemd: VedaX OPC). Op het etiket van VedaX OPC staat vermeld onder het kopje “samenstelling per tablet”: “Werkstoffen: Grape seed extract met 98% OPC (Oligo-Proantho-Cyanidine) 250 mg (…)” en de tekst “VedaX OPC zorgt voor een krachtig remmend effect op het verouderingsproces. Gaat oxidatie (verroesting) van ons lichaam tegen. Zorgt voor een goede vitaliteit en verjongende kenmerken op latere leeftijd. Ouderdomsklachten verminderen, levensverwachting stijgt met 15%”. Op de website www.vedax.nl/vedaxopc.php staat onder andere de tekst “(…) bieden naast een enorme bescherming ook een krachtig remmend effect op het verouderingsproces. De door ons niet gewenste verouderingsverschijnselen worden daarmee simpelweg beperkt”.
INC stelt zich op het standpunt dat de uitingen voor het product VedaX OPC van VedaX in strijd zijn met de Code Aanprijzing Gezondheidsproducten (CAG, in het bijzonder de artikelen 7, 10 en 14) en de Warenwet (in het bijzonder artikel 19 en artikel 20). De claim “Werkstoffen: Grape seed extract met 98% OPC (Oligo-Proantho-Cyanidine) 250 mg (…)” is volgens INC onjuist en misleidend omdat er geen commercieel beschikbare extracten bestaan die 98% “OPC” bevatten. INC stelt zich voorts op het standpunt dat de claims “VedaX OPC zorgt voor een krachtig remmend effect op het verouderingsproces. Gaat oxidatie (verroesting) van ons lichaam tegen. Zorgt voor een goede vitaliteit en verjongende kenmerken op latere leeftijd. Ouderdomsklachten verminderen, levensverwachting stijgt met 15%” en “(…) bieden naast een enorme bescherming ook een krachtig remmend effect op het verouderingsproces. De door ons niet gewenste verouderingsverschijnselen worden daarmee simpelweg beperkt” eveneens onjuist en misleidend zijn.
VedaX voert gemotiveerd verweer en betwist de door INC voorgestane uitleg van OPC. VedaX stelt dat niet wetenschappelijk vast staat dat hogere condensaten dan n = 2-5, aldus n= 6-20, niet tot de oligomeren mogen worden gerekend. De op het etiket van VedaX OPC vermelde 98% OPC omvat de condensaten van alle polymeren (zowel de lage oligomeren als de hoge oligomeren) inclusief de catechines, zodat het vermelde percentage juist is.
De Codecommissie KOAG/KAG constateert dat zowel INC als VedaX geen nadere stukken hebben overgelegd dan wel feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit onomstotelijk blijkt hoe het begrip oligomere proanthocyanidines (OPC) wetenschappelijk wordt gedefinieerd. Ook is het de Codecommissie KOAG/KAG niet gebleken dat wetenschappelijk is vastgesteld welke condensaten tot oligomeren mogen worden gerekend. De Codecommissie KOAG/KAG komt tot het oordeel dat het percentage van 98% OPC in de claim “Werkstoffen: Grape seed extract met 98% OPC (Oligo-Proantho-Cyanidine) 250 mg (…)” niet door VedaX kan worden aangetoond. Gelet hierop acht de Codecommissie KOAG/KAG de claim misleidend en onjuist en daarmee in strijd met artikel 7 CAG.
Het tweede onderdeel van de klacht is gericht tegen de claims “VedaX OPC zorgt voor een krachtig remmend effect op het verouderingsproces. Gaat oxidatie (verroesting) van ons lichaam tegen. Zorgt voor een goede vitaliteit en verjongende kenmerken op latere leeftijd. Ouderdomsklachten verminderen, levensverwachting stijgt met 15%” op het etiket van VedaX OPC en de claim “(…) bieden naast een enorme bescherming ook een krachtig remmend effect op het verouderingsproces. De door ons niet gewenste verouderingsverschijnselen worden daarmee simpelweg beperkt” op de website www.vedax.nl/vedaxopc.php. Gelet op de artikelen 1 onder d en 10 CAG en de toelichting daarop alsmede de Indicatieve lijst gezondheidsaanprijzingen is de Codecommissie KOAG/KAG met INC van oordeel dat de uitdrukkingen/claims als “zorgen voor”, “krachtig remmend effect op het verouderingsproces”, “enorme bescherming” en “niet gewenste verouderingsverschijnselen worden simpelweg beperkt” zijn aan te merken als medische claims dan wel aanprijzingen met een geneeskundige inhoud of toespeling daarop. Deze claims zijn in strijd met artikel 10 CAG.
De klacht van INC is gegrond.
Datum: 15-04-2010
Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Dit advies betreft de toelaatbaarheid van een reclame-uiting voor een UAD geneesmiddel. Het advies luidt op één onderdeel negatief, omdat objectiviteit niet gewaarborgd is.
Datum: 23-03-2010
Onderwerp: Publieksreclame, Samenkomsten in Nederland, Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Dit advies betreft een congres voor beroepsbeoefenaren dat grotendeels door vergunninghouders zal worden gesponsord. Wat betreft de sponsoring en de voorgenomen gastvrijheid luidt het advies positief. Het feit dat er grote kans is op publieksreclame maakt dat het advies deels negatief luidt.
Datum: 25-02-2010
Onderwerp: Eisen aan reclame, Kosteloze verstrekking van geneesmiddelen, Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Dit advies betreft de toelaatbaarheid van een terugbetalingsregeling omtrent een UR-geneesmiddel. Het advies luidt positief mits een mededeling aan voorschrijvende artsen achterwege wordt gelaten.
Datum: 19-02-2010
Onderwerp: Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Dit advies betreft de toelaatbaarheid van een claim in een reclame-uiting van een vergunninghouder betreffende een recept-geneesmiddel. Het advies luidt deels positief, deels negatief.
Datum: 16-02-2010
Onderwerp: Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Dit advies betreft de toelaatbaarheid van de donatie van een webapplicatie van een vergunninghouder aan apothekers. Het advies luidt negatief omdat er sprake is van sponsoring die niet voldoet aan de regels van de Gedragscode.
Datum: 08-02-2010
Onderwerp: Dienstverlening, Eisen aan reclame, Samenkomsten in Nederland
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Dit advies betreft de vraag in hoeverre het toelaatbaar is om gastvrijheid te verlenen aan beroepsbeoefenaren door vergunninghouders in andere situaties dan wetenschappelijke bijeenkomsten, manifestaties of dienstverlening. De commissie oordeelt dat er altijd sprak is van ofwel een wetenschappelijke bijeenkomst, of een manifestatie. De gastvrijheid dient binnen de redelijke perken te blijven die in de Gedragscode zijn vastgelegd.
Datum: 24-03-2000
Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 25-02-2000
Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Datum: 06-01-2000
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 04-11-1999
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum:
Onderwerp:
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
Datum:
Onderwerp:
Instantie: Keuringsraad
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief