Filter uitspraken
We werken nog aan het invoeren en bewerken van de weergave van de uitspraken.
Sorteren
Datum: 12-04-2019
Onderwerp: Vergelijkende reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van MSD is gericht tegen uitingen van UCB voor haar geneesmiddel Cimzia (certolizumab pegol).
Uiting 1 is een leave-behind met een advertentie met een portretfoto van een vrouw en onder meer de volgende teksten: a) “Make a difference with CIMZIA® for women of childbearing age*” b) “Before, during and after pregnancy”
Onderaan de leave-behind staat in heel kleine letters de volgende voetnoot: “The use of adequate contraception should be considered for women of childbearing potential. For women planning pregnancy, continued contraception may be considered for 5 months after the last CIMZIA® dose due to its elimination rate, but the need for treatment of the woman should also be taken into account. CIMZIA® should only be used during pregnancy if clinically needed. Data from more than 500 prospectively collected pregnancies exposed to CIMZIA® with known pregnancy outcomes, including more than 400 pregnancies exposed during the first trimester, does not indicate a malformative effect of CIMZIA®. However, the available clinical experience is too limited to, with a reasonable certainty, conclude that there is no increased risk associated with CIMZIA® administration during pregnancy. CIMZIA® can be used during breastfeeding.”
UCB vestigt in de advertentie de aandacht op de mogelijkheden van het gebruik van Cimzia voor en tijdens de zwangerschap. UCB stelt dat zij met de advertentie beroepsbeoefenaren wilde informeren over een wijziging in de paragraaf “4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding” van de SmPC.
Naar het oordeel van Codecommissie is het in strijd met de op grond van de SmPC geboden voorzichtigheid om het voorschrijven van Cimzia voor en tijdens zwangerschap te bevorderen door op promotionele wijze die mogelijkheid onder de aandacht te brengen, terwijl er nog onvoldoende wetenschappelijk bewijs is voor de veiligheid van Cimzia voor en tijdens zwangerschap. Dat daarbij in de Uiting de veiligheidswaarschuwingen worden vermeld, doet daaraan niet af. In zoverre is de Uiting naar het oordeel van de Codecommissie in strijd met de SmPC en bevordert deze niet het rationele gebruik in farmacotherapeutisch opzicht. Aldus is de Uiting derhalve in strijd met de artikelen 5.2.1.2 en 5.2.1.3 van de Gedragscode.
Naar het oordeel van de Codecommissie doet de Uiting ook geen recht aan de zeer kwetsbare positie van vrouwen in de vruchtbare leeftijd met chronische ontstekingsziekten die zich voor moeilijke beslissingen gesteld zien ten aanzien van het wel of niet krijgen van kinderen en het al dan niet voorzetten van de behandeling voor en tijdens de zwangerschap en aan het zorgvuldige proces van voorlichting en begeleiding dat van de behandelend arts in deze wordt gevergd. In zoverre is in de Uiting niet de waardigheid en omzichtigheid betracht welke in overeenstemming is met de aard van het geneesmiddel. De Uiting is daarmee ook in strijd met artikel 5.2.2.1 van de Gedragscode.
De claim “Make a difference with CIMZIA® for women of childbearing age” suggereert een positief effect van Cimzia ten opzichte van vergelijkbare geneesmiddelen. De Codecommissie is derhalve van oordeel dat de Uiting aangemerkt moet worden als een vergelijkende claim. Voor deze claim bestaat geen wetenschappelijke onderbouwing, zodat de claim in strijd is met artikel 5.2.2.8 sub g in samenhang met artikel 5.2.2.9 van de Gedragscode.
Uiting 2 betreft een filmpje over de werking van TNF–remmers tijdens de zwangerschap, dat is getoond in een ook voor niet-beroepsbeoefenaren toegankelijke stand van UCB op de NVR najaarsdagen 2018. De video laat zien dat gemodificeerde IgG’s zonder Fc-gebied niet actief door de placenta heen gaan, waarmee wordt verwezen naar het gebruik van een geneesmiddel voor een chronische ontstekingsziekte tijdens zwangerschap. UCB brengt slechts één geneesmiddel op de markt voor chronische ontstekingsziekten, te weten Cimzia, dat, in tegenstelling tot andere TNF–remmers geen Fc-gebied heeft. Aangenomen mag worden dat niet beroepsbeoefenaren die het congres bezoeken, zoals bijvoorbeeld studenten of wetenschappers die geen arts zijn, voldoende kennis kunnen hebben van de beschikbare geneesmiddelen voor chronische ontstekingsziekten om de link te leggen tussen de informatie in de video en Cimzia. De video heeft aldus ook voor die niet-beroepsbeoefenaren een aanprijzend effect voor Cimzia. Het verbod van publieksreclame voor geneesmiddelen die uitsluitend op recept verkrijgbaar zijn is daarmee overschreden.
In zoverre zijn de klachten van MSD gegrond verklaard.
Datum: 19-02-2019
Onderwerp: Vergelijkende reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Inzake B18.010/B18.03 heeft Sanofi beroep ingesteld tegen de beslissing van de Codecommissie van 26 oktober 2018.
Sanofi beperkt haar beroep tegen het deel van de uitspraak dat de uitingen van Sanofi behandelt tijdens het Minisymposium UMCG op 12 juli 2018 (r.o. 6.16 t/m 6.34).
De eerste twee grieven richten zich tegen het oordeel van de Codecommissie in r.o. 6.26, 6.28 en 6.29 dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om het Minisymposium als puur wetenschappelijke bijeenkomst aan te merken. Vast staat dat op het tijdstip waarop het Minisymposium werd gehouden geen accreditatie was verleend, zodat het Minisymposium niet op deze grond kan worden aangemerkt als een wetenschappelijke bijeenkomst. In haar beoordeling over het wetenschappelijke karakter van de bijeenkomst aan de hand van de overige in artikel 6.4.5. beschreven gevallen sluit de Commissie van Beroep zich aan bij hetgeen is overwogen door de Codecommissie onder 6.21 tot en met 6.23 over lid 2 van genoemd artikel en onder 6.25 over lid 3 (geen preventieve toetsing door de CGR), waaraan wordt toegevoegd dat Novo Nordisk onbetwist heeft gesteld dat Sanofi actief ziekenhuizen heeft benaderd voor het laten plaatsvinden van een vergelijkbaar Minisymposium. Ook naar het oordeel van de Commissie van Beroep zijn er onvoldoende aanknopingspunten om het symposium als een wetenschappelijke bijeenkomst als bedoeld in artikel 6.4.5 van de Code aan te merken.
De derde grief richt zich tegen het oordeel van de Codecommissie dat de resultaten van de BRIGHT studie een onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing vormen voor de claim dat Toujeo op het punt van hypoglykemie in de titratiefase een voordeel biedt vergeleken met Tresiba. De Commissie van Beroep sluit zich aan bij hetgeen door de Codecommissie is overwogen in r.o. 6.30 tot en met 6.33 van de bestreden uitspraak en het oordeel dat de BRIGHT studie een onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing vormt voor bovenstaande claim. Voorop moet gesteld worden dat de BRIGHT studie een ‘non-inferiority’ studie is. Dat wil zeggen dat het doel van de studie is het aantonen dat het ene middel niet inferieur is aan een ander middel. Uit een dergelijke studie mag dan ook niet zondermeer de conclusie getrokken worden dat het ene middel een voordeel oplevert ten opzichte van het andere middel. De methodologische opzet en uitvoering van de studie zijn ongeschikt om met voldoende mate van zekerheid te kunnen concluderen dat Toujeo in de titratiefase een voordeel biedt voor patiënten ten opzichte van Tresiba. Immers is niet uitgesloten dat er ook andere oorzaken kunnen zijn die de verschillen zouden kunnen verklaren. De derde grief faalt aldus ook.
Sanofi heeft ook bezwaar gemaakt tegen de (ruime) formulering van het bevel. Dat bezwaar slaagt in zoverre dat het bevel dient te worden beperkt tot staking van iedere vorm van reclame op basis van de BRIGHT studie, strekkende tot het claimen van een voordeel voor Toujeo ten opzichte van Tresiba met betrekking tot de incidentie van hypoglykemie in de titratiefase, waaronder, maar niet beperkt tot, de activiteiten en uitingen die in strijd met de Gedragscode zijn geoordeeld.
Geen van de door Sanofi opgeworpen grieven slaagt, zodat de Commissie van Beroep de bestreden beslissing van de Codecommissie zal bekrachtigen, met dien verstande dat het bevel zal worden aangepast als hiervoor omschreven.
Datum: 17-12-2018
Onderwerp: Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Gilead is gericht tegen uitingen van ViiV voor haar geneesmiddel Juluca dat ViiV dit jaar in Nederland introduceerde (EMA registratie in mei 2018). Juluca is een combinatiepreparaat bestaande uit twee ARV (antiretrovirale) bestanddelen (dolutegravir en rilpivirine), geïndiceerd voor de onderhoudsbehandeling van een hiv-1-infectie bij volwassenen, die gedurende tenminste zes maanden stabiel zijn behandeld met een ander ARV-regime.
In de uitingen zet ViiV Juluca als 2-drug therapie af tegen single tablet therapieën die 3 ARV-middelen bevatten.
ViiV gebruikt in diverse uitingen de claim: “Een regime met twee middelen vermindert de ARV blootstelling” en vergelijkbare claims met dezelfde strekking. Daarmee suggereert zij naar het oordeel van de Codecommissie dat Juluca, omdat het slechts 2 ARV-middelen bevat, een veiligere optie is voor patiënten, dan therapieën met 3 ARV-middelen, in die zin dat het risico op negatieve toxicologische effecten op lange termijn kleiner zou zijn. Daarvoor ontbreekt echter iedere wetenschappelijke onderbouwing. Dat zal pas over langere tijd kunnen blijken en kunnen worden onderzocht. De Codecommissie is van oordeel dat deze (vergelijkende) claims misleidend zijn en het rationele voorschrijfgedrag niet bevorderen en aldus in strijd zijn met de Gedragscode.
ViiV gebruikt voorts de claim “Significant herstel van de botmineraaldichtheid (DEXA sub-study)”. In de DEXA studie waarnaar ViiV verwijst is Juluca vergeleken met 3-drug therapieën die TDF (tenefovir disoproxil fumerate) bevatten. Gegeven het feit dat ook bij het switchen van een 3-drug regime met TDF naar een 3-drug regime zonder TDF herstel van de botmineraaldichtheid optreedt, is het maar zeer de vraag of bij een switch van een 3-drug therapie zonder TDF naar Juluca een verbetering van de botdichtheid zou optreden. In elk geval is dat tot op heden niet onderzocht. Nu ViiV met de uiting zoals geciteerd herstel van de botdichtheid claimt bij het switchen naar Juluca van “een” willekeurige 3-drugtherapie, terwijl niet onderbouwd kan worden dat dit geldt voor een overstap vanuit een 3-drug therapie zonder TDF, is de claim onjuist en misleidend. In diverse uitingen presenteert ViiV Juluca als “een nieuw tijdperk binnen HIV-behandeling”. Vanuit het streven van de medische wetenschap om de veiligheidsrisico’s van de behandeling van hiv op langere termijn zoveel mogelijk te beperken, kan de ontwikkeling van Juluca, als eerste 2-drug therapie, een belangrijke stap zijn. Hoe belangrijk deze stap is en of die als een mijlpaal in de evolutie van hiv-behandeling kan worden gekwalificeerd, kan naar het oordeel van de Codecommissie echter –retrospectief – eerst worden vastgesteld over tientallen jaren, indien alsdan zou blijken dat Juluca, als gevolg van het toepassen van één ARV minder, op termijn minder negatieve toxicologische effecten heeft.
In zoverre zijn de klachten van Gilead gegrond verklaard.
Datum: 11-12-2018
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Positief
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Eli Lilly is gericht tegen reclame-uitingen van Novo Nordisk over Ozempic, waarin onder andere de claims a) De enige eenmaalwekelijkse GLP-1-analoog die superieure glykemische controle* biedt én MACE† bewezen helpt te voorkomen§.1-5; b) Superieure glykemische controle¹,²*; c) Superieure gewichtsafname¹,²* en d) Helpt MACE† te voorkomen³§ worden gebruikt. Eli Lilly stelt zich op het standpunt dat de uitingen in strijd zijn met de Gedragscode, in het bijzonder de artikelen 5.2.1.3, 5.2.2.1, 5.2.2.2, 5.2.2.3, 5.2.2.4, 5.2.2.8, 5.2.2.9 en 5.4.1. Volgens Eli Lilly wordt in voornoemde uitingen onterechte superioriteit geclaimd zonder aandacht voor relevante patiëntenpopulaties, risico’s en bijwerkingen en op onjuiste en misleidende wijze met Eli Lilly’s receptgeneesmiddel Trulicity vergeleken. Novo Nordisk stelt dat de bezwaren van Eli Lilly ongegrond zijn.
Met Eli Lilly is de Codecommissie van oordeel dat de claim “De enige eenmaalwekelijkse GLP-1-analoog die superieure glykemische controle* biedt én MACE† bewezen helpt te voorkomen§.1-5” en de claim “Helpt MACE† te voorkomen³§“ zijn aan te merken als vergelijkende claims in de zin van de Gedragscode. Gelet op de totaliteit van de reclame-uiting wordt naar het oordeel van de Codecommissie in de reclame-uiting een vergelijking gemaakt tussen enerzijds Ozempic en anderzijds de andere eenmaalwekelijkse GLP-1 analogen, waaronder het geneesmiddel Trulicity van Eli Lilly en wordt gesuggereerd dat Ozempic voor alle diabetes type 2 patiënten cardiovasculaire incidenten helpt te voorkomen. De vergelijking tussen Ozempic en Trulicity wordt door Novo Nordisk onderbouwd met een verwijzing naar de uitkomsten van de SUSTAIN 6 studie in de MARSO-publicatie. Tussen partijen staat vast dat deze studie geen direct vergelijkende studie tussen Ozempic en Trulicity is. Naar het oordeel van de Codecommissie kan deze studie om die reden niet ter onderbouwing dienen van de door Novo Nordisk gemaakte vergelijking tussen Ozempic en andere eenmaalwekelijkse GLP-1 analogen, waaronder het geneesmiddel Trulicity, zodat sprake is van strijdigheid met de Gedragscode.
De Codecommissie is voorts van oordeel dat de claims “De enige eenmaalwekelijkse GLP-1-analoog die superieure glykemische controle* biedt én MACE† bewezen helpt te voorkomen§.1-5”, “Superieure glykemische controle¹,²*” en “Superieure gewichtsafname¹,²*” gelet op de totaliteit van de reclame-uiting zijn aan te merken als vergelijkende claims. Naar het oordeel wordt door de Codecommissie een vergelijking gemaakt tussen het geneesmiddel Ozempic en het geneesmiddel Trulicity ten aanzien van glykemische controle en gewichtsafname, waarbij wordt gesuggereerd dat het geneesmiddel Ozempic op beide punten superieur is aan andere eenmaalwekelijkse GLP-1 analogen, waaronder het geneesmiddel Trulicity. De vergelijking wordt door Novo Nordisk onderbouwd met een verwijzing naar de resultaten van de SUSTAIN 7 studie in de Pratley-publicatie en de SmPC tekst van Ozempic. Naar het oordeel van de Codecommissie is het voor de beroepsbeoefenaar in de reclame-uiting niet direct duidelijk dat de claims “superieure glykemische controle” en “superieure gewichtsafname” betrekking hebben op statistische superieure en klinisch belangrijke afname van HbA1c en lichaamsgewicht, waardoor de onjuiste suggestie wordt gewekt dat het geneesmiddel Ozempic in zijn algemeenheid klinisch superieur is ten opzichte van andere eenmaalwekelijkse GLP-1 analogen, waaronder het geneesmiddel Trulicity. De reclame-uiting is naar het oordeel van de Codecommissie op dit punt misleidend en daarmee in strijd met de Gedragscode.
De Codecommissie is voorts van oordeel dat de superioriteitsclaims voor het geneesmiddel Ozempic in de onderhavige reclame-uitingen onvoldoende worden genuanceerd door de (negatieve) uitkomsten in de SUSTAIN-6 studie. De Codecommissie is van oordeel dat in de reclame-uitingen de ernstige bijwerking betreffende ‘diabetische retinopathie’ dient te worden vermeld op een wijze die recht doet aan de ernst van deze bijwerking en aan het genuanceerd beeld van het geneesmiddel Ozempic. De reclame-uiting is daarmee in strijd met de artikelen 5.2.1.3 en 5.2.2.4 van de Gedragscode.
Het laatste onderdeel van de klacht van Eli Lilly is gericht tegen de gebruikte visual – een sportende vrouw afgebeeld in haar juichend silhouet - en stelt dat het beeld bijdraagt aan het overdreven en onevenwichtige karakter van de claims en de advertentie. De Codecommissie is van oordeel dat de gemiddelde beroepsbeoefenaar de afbeelding van de in het park hardlopende vrouw afgebeeld in een juichend silhouet niet noodzakelijkerwijze zal opvatten in de zin die Eli Lilly daaraan geeft en evengoed kan opvatten volgens de uitleg die Novo Nordisk daaraan geeft. Dit onderdeel van de klacht van Eli Lilly wordt afgewezen.
De klacht van Eli Lilly is grotendeels gegrond. De Codecommissie beveelt Novo Nordisk een rectificatie te plaatsen.
Datum: 19-11-2018
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Reclame richting beroepsbeoefenaren via het platvorm LinkedIn in de vorm van teasers is toegestaan indien er voldoende waarborgen zijn ingebouwd zodat reclame niet bij het publiek terecht kan komen. De voorgenomen waarborgen worden niet voldoende geacht, er dient een extra controle plaats te vinden aan de hand van BIG-registratie.
Datum: 16-11-2018
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
X verzoekt de Codecommissie te beoordelen of en hoe zij mag informeren over een nieuwe geregistreerde indicatie voor geneesmiddel C van vergunninghouder E, waarbij sprake is van een combinatietherapie met werkzame stof B, die ook in geneesmiddel A van X aanwezig is. Deze nieuwe indicatie staat echter niet in de SmPC van geneesmiddel A. De Codecommissie oordeelt dat uitsluitend informatie mag worden verstrekt en geen reclame mag worden gemaakt. Van informatie kan geen sprake zijn indien deze ongevraagd wordt verstrekt aan beroepsbeoefenaren. De informatie die wordt verstrekt ter beantwoording van vragen van beroepsbeoefenaren over de behandeling met geneesmiddel C in combinatie met geneesmiddel A, dient te voldoen aan art. 5.7 van de Gedragscode en mag op geen enkele wijze een aanprijzend karakter hebben. Slechts in 1 van de 8 overgelegde voorbeeldslides is dat het geval en kan positief worden geoordeeld door de Codecommissie.
Datum: 01-11-2018
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Inzake B18.007/B18.01 heeft Genzyme beroep ingesteld tegen de beslissing van de Codecommissie van 23 juli 2018.
De grieven A, B en C van Genzyme betreffen het oordeel van de Codecommissie in r.o. 6.3, 6.4 en 6.5 ten aanzien van de claim a “Innovatively simple” en claim b “Mavenclad®: een innovatieve en eenvoudige behandeling voor volwassen patiënten met zeer actieve relapsing multiple sclerose (RMS)¹”. Genzyme voert kort gezegd aan dat het oordeel van de Codecommissie ten aanzien van het begrip “innovatief” is gebaseerd op een onjuiste feitelijke aanname en dat het oordeel van de Codecommissie innerlijk tegenstrijdig is. De Commissie van Beroep is van oordeel dat het geneesmiddel Mavenclad® als innovatief of vernieuwend kan worden aangemerkt. Gelet op de combinatie van een orale behandeling, het doseringsschema, de kortdurende behandelingsweken en de langdurige behandeleffecten geldt Mavenclad® als een belangrijke stap voorwaarts binnen de groep van bestaande middelen in dit indicatiegebied. Deze stap vooruit kan naar het oordeel van de Commissie van Beroep als innovatief worden bestempeld omdat sprake is van een nieuwe relevante functionaliteit, bestaande uit een hoger gebruiksgemak voor patiënten, te weten voornoemde combinatie van orale behandeling en doseringsschema van maximaal 20 dagen orale behandeling in 2 jaar met geen verdere behandeling in jaar 3 & 4. Bovendien is Mavenclad® de enige kortdurende orale behandeling, zodat naar het oordeel van de Commissie van Beroep Mavenclad® ook in dat opzicht uniek is. Van een (indirecte) vergelijking met een ander middel in de zin van artikel 5.2.2.8 van de Gedragscode is naar het oordeel van de Commissie van Beroep geen sprake. De Commissie van Beroep is voorts van oordeel dat voor de beroepsbeoefenaar voldoende duidelijk is waar de claims “innovatively simple” en “innovatieve en eenvoudige behandeling” op zien door de door Merck toegezegde toevoeging “Maximaal 20 dagen orale behandeling in 2 jaar met geen verdere behandeling in jaar 3 & 4” door middel van een asterisk en dat deze daarom toelaatbaar zijn. Op grond van deze overwegingen is de Commissie van Beroep van oordeel dat de Codecommissie haar oordeel niet op een onjuiste feitelijke aanname heeft gebaseerd. De grieven A, B en C worden verworpen.
Met de grieven D en E verwijt Genzyme de Codecommissie niet te hebben geoordeeld dat het gebruik van het begrip “behandeleffecten” in claim d vaag, onduidelijk en misleidend is. Merck betoogt dat Genzyme geen belang heeft bij de behandeling van de grieven D en E en stelt dat de grieven D en E een ontoelaatbare uitbreiding van de klacht in beroep inhouden. Nu Genzyme niet in haar oorspronkelijke klacht heeft gesteld dat de term “behandeleffecten” vaag en misleidend is in de zin van de Gedragscode en Merck tijdens de mondelinge behandeling van de oorspronkelijke klacht niet heeft ingestemd met de uitbreiding van de klacht door Genzyme, gaat de Commissie van Beroep uit van de oorspronkelijke klacht en is sprake van een ontoelaatbare uitbreiding van de klacht in beroep. De Commissie van Beroep komt tot het oordeel dat ook de grieven D en E dienen te worden verworpen.
Met grief F komt Genzyme op tegen het oordeel van de Codecommissie in r.o. 6.16 dat door Genzyme meer betekenis aan de door Merck gebruikte visuals wordt toegekend dan daaraan door de gemiddelde beroepsbeoefenaar die er kennis van neemt zal worden gegeven en dat daarmee het vijfde klachtonderdeel ongegrond is. Naar het oordeel van de Commissie van Beroep zullen beroepsbeoefenaren niet door de afbeeldingen in de zin die Genzyme voorstaat, op het verkeerde been worden gezet. De gemiddelde beroepsbeoefenaar tot wie de uiting is gericht, weet dat het om een reclame-uiting gaat en dat de ziekte van MS een progressieve neurodegeneratieve ziekte is die niet kan worden genezen. De Commissie van Beroep komt tot het oordeel dat de Codecommissie terecht heeft geoordeeld dat de afbeeldingen niet in strijd zijn met de Gedragscode. Grief F wordt derhalve verworpen.
Geen van de door Genzyme opgeworpen grieven slaagt. Inzake B18.007/B18.01 bekrachtigt de Commissie van Beroep de beslissing van de Codecommissie van 23 juli 2018 en inzake B18.007/B18.02 is het beroep van Merck niet aan de orde omdat de voorwaarde waaronder het is ingesteld niet is vervuld.
Datum: 30-10-2018
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
De CGR heeft een melding ontvangen over een mogelijke overtreding van de regels inzake geneesmiddelenreclame door Amgen BV. De melding ziet op het beeld gebruikt in de non-branded stand van Amgen en hetzelfde beeld en infographics over nieuwe behandelopties gebruikt in een uiting richting beroepsbeoefenaren en niet-beroepsbeoefenaren
Datum: 29-10-2018
Onderwerp: Dienstverlening
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Dienstverlening in de vorm van een adviessessie voldoet niet aan de gestelde eisen; doelstelling en uitvoering zijn niet helder omschreven. De vergoeding voor deelname aan de adviessessie wordt niet passend geacht.
Datum: 26-10-2018
Onderwerp: Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Novo Nordisk is gericht tegen diverse wijzen waarop Sanofi de zogenaamde BRIGHT studie (hierna: de Studie) onder de aandacht heeft gebracht. Dat is een 24 weken open label non-inferiority studie, waarin Toujeo werd vergeleken met Tresiba (insuline degludec 100 E/ml). Op maandag 25 juni 2018 is de studie gepresenteerd tijdens het 78ste internationale congres van de American Diabetes Association (ADA) in Orlando (Florida). Ten tijde van de presentatie was nog geen full paper versie van de studie openbaar beschikbaar. Voor de presentatie op de ADA is een poster met een samenvatting gebruikt. De full paper versie van de Studie is op 13 augustus 2018 online openbaar gemaakt op de website van Diabetes Care.
De klacht betreft: - een inputsessie op 4 juli 2018, waarvoor Sanofi beroepsbeoefenaren heeft uitgenodigd. De uitnodiging vermeldt als onderwerp:“Praktische implicaties van de eerste head-to-head studie Toujeo vs. degludec”; - een advertentie met de tekst: “Coming soon at ADA: Resultaten eerste head-to-head klinische studie insuline glargine 300 E/ml vs. degludec bij patiënten met DM2”; - een LinkedIn bericht van een medewerker van Sanofi waarin hij een artikel heeft geliket dat geplaatst was op de website “finanznachrichten.de” met de titel “Sanofi Reports Positive Results From Study Comparing Insulin Toujeo To Degludec”; - een minisymposium in het UMCG op 12 juli 2018.
Al deze activiteiten hebben plaatsgevonden vóór 13 augustus 2018, derhalve voordat de fullpaper versie van de Studie beschikbaar en gepubliceerd was. De Codecommissie komt tot het oordeel dat de uitnodiging voor de inputsessie, de advertentie, het LinkedIn bericht en het minisymposium zijn aan te merken als vormen van vergelijkende reclame voor Toujeo. Ten aanzien van het minisymposium heeft de Codecommissie daarbij overwogen dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om het symposium als een puur wetenschappelijke bijeenkomst aan te merken. Er moet daarom van worden uitgegaan dat de resultaten van de Studie in een verkoop bevorderende context zijn besproken en dat de poster promotioneel is gebruikt.
Vergelijkende reclame voor een geneesmiddel op basis van een nog niet in een peer-reviewed tijdschrift gepubliceerde studie is in strijd met de artikelen 5.2.2.8 sub g en 5.2.2.9 van de Gedragscode. De beroepsbeoefenaar tot wie de reclame is gericht kan de juistheid van de reclame niet controleren en kan niet kennisnemen van de studie waarop de uiting gebaseerd is en kan zich daarover niet zelfstandig een oordeel vormen.
Het LinkedIn-bericht is bovendien in strijd met het verbod van publieksreclame voor UR-geneesmiddelen.
De Codecommissie is van oordeel dat Sanofi door de wijze waarop zij de Studieresultaten met gebruik van de poster openbaar maakt op promotionele wijze claimt dat Toujeo ten aanzien van de incidentie van hypoglykemie in de titratiefase een voordeel heeft ten opzicht van Tresiba. De Codecommissie stelt voorop dat de Studie een non-inferiority studie is. In beginsel is de enige wetenschappelijke conclusie die daaruit mag worden getrokken dat het ene middel niet inferieur is aan het andere. Het geclaimde voordeel is naar het oordeel van de Codecommissie onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd en daarom in strijd met de artikelen 5.2.2.28 sub g en 5.2.2.9 van de Gedragscode.
In zoverre zijn de klachten van Novo Nordisk gegrond verklaard.
Een klacht van Novo Nordisk over activiteiten van de buitendienst van Sanofi is ongegrond verklaard.
Datum: 26-10-2018
Onderwerp: Vergelijkende reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Sanofi is in de eerste plaats gericht tegen uitingen van Novo Nordisk over haar geneesmiddel Tresiba in een brochure die onder beroepsbeoefenaren is verspreid naar aanleiding van een wijziging van het doseringsadvies in de SPC. De wijziging betrof een dosisreductie van 20% bij overschakeling van tweemaal daags basale insuline of van Toujeo (insuline glargine 300E/ml) naar Tresiba.
In de brochure wordt de dosisreductie bij overschakeling van tweemaal daags basale insuline wel genoemd, maar wordt door de hele opmaak van de brochure in vergelijking daarmee de dosisreductie bij overschakeling van Toujeo teveel en op promotionele wijze benadrukt. Daarbij wordt naar het oordeel van de Codecommissie de indruk gewekt dat die dosisreductie een klinisch voordeel oplevert. De Codecommissie is van oordeel dat de brochure is aan te merken als vergelijkende reclame voor Tresiba. Deze vergelijkende reclame wordt in strijd geoordeeld met artikel 5.2.2.8 sub a en g van de Gedragscode, onder meer omdat het gebruikte beeldmateriaal (staafdiagrammen) het verschil in dosering tussen Toujeo en Tresiba niet in de juiste verhouding weergeeft en omdat het gesuggereerde voordeel niet wetenschappelijk is onderbouwd. Deze klacht van Sanofi is gegrond.
De klacht van Sanofi is verder gericht tegen twee persberichten over respectievelijk Tresiba en Xultophy die op de commerciële Nederlandse website ANP Pers Support zijn gepubliceerd. Voor het plaatsen van een bericht op die site moet betaald worden. De Codecommissie acht het waarschijnlijk dat Novo Nordisk (internationaal of nationaal) daarbij betrokken is. Novo Nordisk Nederland kan in elk geval verantwoordelijk worden gehouden voor het feit dat zij, nadat zij bekend was met plaatsing van de artikelen op de Nederlandse website, niet op de kortst mogelijke termijn maatregelen heeft genomen om die te laten verwijderen.
Zowel in het artikel over Tresiba als in het artikel over Xultophy wordt een studie besproken die op dat moment nog niet was gepubliceerd. De artikelen bevatten vergelijkende reclame op basis van die studies, welke niet voldoet aan de eisen van artikel 5.2.2.8 sub g van de Gedragscode.
Omdat de artikelen voor iedereen te raadplegen zijn, heeft Novo Nordisk voorts het verbod van publieksreclame voor UR-geneesmiddelen overtreden.
De klacht van Sanofi over de persberichten is dan ook gegrond.
Een algemene klacht van Sanofi over gedragingen van Novo Nordisk die volgens haar afbreuk doen aan de reputatie van de farmaceutische industrie is ongegrond verklaard.
Datum: 11-10-2018
Onderwerp: Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ongegrond
De klacht van Fresenius is gericht tegen twee brochures, getiteld “Fish oil-containing lipid emulsions in adult parenteral nutrition: a review of the evidence” en “Olive oil for immune function. Prescribe to preserve”.
De vraag of de brochure “Fish oil-containing lipid emulsions in adult parenteral nutrition: a review of the evidence” is aan te merken als reclame in de zin van de Gedragscode, wordt bevestigend beantwoord door de Codecommissie.
Fresenius stelt dat de brochure en de claim “There is very little high quality evidence to indicate that fish oil-containing (FOC) intravenous lipid emulsions (IVLEs) have a more beneficial effect than other IVLEs on clinical outcomes in adult patients.” misleidend zijn in de zin van artikel 5.2.1.2, onjuist en niet accuraat zijn in de zin van artikel 5.2.2.3 en tot slot aan te merken zijn als ontoelaatbare vergelijkende reclame in de zin van de artikelen 5.2.2.8 en 5.2.2.9 van de Gedragscode.
De Codecommissie is van oordeel dat de brochure en voornoemde claim niet in strijd zijn met de artikelen 5.2.1.2 en 5.2.2.3 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. De brochure geeft een accurate samenvatting van de publicatie van Abbasoglu die in het gerenommeerd en peer-reviewed tijdschrift JPEN is gepubliceerd. De Codecommissie is voorts van oordeel dat de brochure niet is aan te merken als vergelijkende reclame in de zin van de artikelen 5.2.2.8 en 5.2.2.9 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
De klacht van Fresenius met betrekking tot deze brochure is ongegrond.
Het tweede onderdeel van de klacht van Fresenius is gericht tegen de brochure “Olive oil for immune function. Prescribe to preserve”. De Codecommissie is van oordeel dat deze brochure niet is aan te merken als reclame in de zin van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame, omdat niet is voldaan aan het vereiste van een openbare aanprijzing. Het is niet voldoende aannemelijk geworden dat Baxter de onderhavige brochure onder beroepsbeoefenaren heeft verspreid.
Fresenius is niet-ontvankelijk in haar klacht met betrekking tot deze brochure.
Datum: 29-08-2018
Onderwerp: Kosteloze verstrekking van geneesmiddelen
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
Kosteloze verstrekking van een geneesmiddel in de zogenoemde sluis. Toegestaan onder voorwaarde dat die verstrekking kosteloos blijft voor die patiënten aan wie het middel na introductie is voorgeschreven ook nadat negatief is beslist op bekostiging. Na een dergelijke beslissing is er geen verplichting om het middel kosteloos te verstrekken aan patiënten aan wie het niet eerder kosteloos is verstrekt.
Datum: 23-08-2018
Onderwerp: Sponsoring
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
Onder voorbehoud van een de schriftelijke vastlegging als bedoeld onder c van artikel 6.5.4 Gedragscode Nieuw wordt voldaan aan de voorwaarden, neergelegd in artikel 6.5.4 Gedragscode Nieuw en valt het mogelijk maken van de wetenschappelijke prijs in dit geval onder artikel 6.5.1 onder c Gedragscode Nieuw.
Datum: 10-08-2018
Onderwerp: Relaties met niet-beroepsbeoefenaren
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
De Codecommissie acht het niet ongepast dat aan deelnemende patiënten/mantelzorgers aan Patiënt Ambassador Programma’s een beperkte vergoeding wordt toegekend voor hun bijdrage aan bijeenkomsten. Voor beïnvloeding van het voorschrijfgedrag door deelname aan deze bijeenkomsten valt niet te vrezen. De vergoeding acht zij passend.
Datum: 27-07-2018
Onderwerp: Geschenken
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Ondersteuning van ziekenhuizen en zorginstellingen door vergunninghouders in de vorm van bevordering van financiële besparingen door de kosteloze ontvangst van zonnepanelen is niet toelaatbaar. De zorginstelling komt in een relatie van afhankelijkheid van (mede)financiering van haar onderneming door een vergunninghouder te staan.
Datum: 23-07-2018
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Genzyme is gericht tegen de uiting van Merck betreffende haar geneesmiddel Mavenclad®, te weten een uitvouwbare folder. De klacht behelst dat de door Merck gebruikte claims en visuals in de uiting in strijd zijn met de Gedragscode, in het bijzonder de artikelen 5.2.1.3, 5.2.1.5, 5.2.2, 5.2.2.2, 5.2.2.3 en 5.2.2.8.
De Codecommissie is van mening dat het geneesmiddel Mavenclad® uniek is met betrekking tot het behandelschema, nu het middel oraal en thuis ingenomen kan worden door de patiënt, in tegenstelling tot vergelijkbare middelen die intraveneus in het ziekenhuis moeten worden toegediend. Anders dan Genzyme is de Codecommissie niet van oordeel dat van een innovatie slechts mag worden gesproken indien de aangeprezen verandering of verbetering grensverleggend of baanbrekend is. Nu vaststaat dat het behandelschema uniek is, is het gebruik van het begrip innovatief met betrekking tot het geneesmiddelen Mavenclad® toelaatbaar.
Ten aanzien van de claim “Alleen met Mavenclad® kunnen de behandeleffecten 4 jaar aanhouden | met maximaal 20 dagen orale behandeling in de eerste twee jaar” overweegt de Codecommissie dat de claim als één volzin gelezen dient te worden. Door het verschil in kleur in de twee zinnen kan een beroepsbeoefenaar echter op het verkeerde worden gezet, hetgeen een ontoelaatbare onduidelijkheid oproept. Ter zitting heeft Merck echter toegezegd bereid te zijn de twee zinnen de zelfde kleur te geven en het woord “alleen” weg te halen, waarmee de voornoemde onduidelijkheid en superioriteitsclaim weggenomen worden.
De Codecommissie merkt verder op dat, hoewel een van de claims gesteund wordt met een referentie aan de SmPC, de letterlijke bewoording die gebruikt wordt in de claim afwijkt van de bewoording in de SmPC. De SmPC houdt immers in dat een behandeling met Mavenclad® “niet nodig” is, terwijl er in de claim wordt gesproken van “geen verdere noodzaak”. In dit kader stelt de Codecommissie dat, wanneer er in een claim wordt teruggevallen op de SmPC, het in het algemeen dan ook de voorkeur verdient om de tekst van de SmPC aan te houden.
Verder is de Codecommissie van mening dat het gebruik van het woord “patiëntervaring” in een van de claims suggereert dat er langetermijnervaring is opgedaan bij (dezelfde) patiënten. Deze ervaring is er echter niet: het betreft ervaring uit verschillende klinische onderzoeken met verschillende patiënten over kortere periodes in een tijdsspanne van 13 jaren. Derhalve had in plaats van “patiëntervaring” de terminologie “klinische ervaring” meer duidelijkheid gegeven. Derhalve is de klacht van Genzyme, dat de claim onjuist en misleidend is, gegrond.
De Codecommissie oordeelt dat de klacht van Genzyme grotendeels gegrond is. Merck heeft zich echter bereid gesteld om de nodige aanpassingen te doen om strijdigheid met de Gedragscode weg te nemen. Met inachtneming van deze toezeggingen ziet de Codecommissie, mede gezien de ernst van de fouten die door Merck zijn gemaakt, dan ook geen reden voor toewijzing van de gevorderde rectificatie.
Datum: 13-07-2018
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Astellas is gericht tegen zowel de eerste advertentie “Meer tijd om te leven” van Janssen voor haar geneesmiddel Zytiga®, als de aangepaste advertentie “NU; EEN NIEUWE BEHANDELOPTIE IN mHSPC²”. Naar het oordeel van de Codecommissie is er sprake van voldoende spoedeisend belang.
Inzake de eerste advertentie is de Codecommissie van oordeel dat de claims “MEER TIJD OM TE LEVEN”, “Behandeling van patiënten met nieuw gediagnosticeerde hoog-risico gemetastaseerde hormoongevoelige prostaatkanker (mHSPC) was tot nu toe beperkt tot chemotherapie en androgeen deprivatie therapie (ADT)” en “Zytiga met prednison en ADT biedt patiënten met nieuw gediagnosticeerde hoog-risico mHSPC nu een andere behandeling die overlevingswinst geeft met behoud van kwaliteit van leven.¹,²” zijn aan te merken als vergelijkende claims. Dat geldt ook voor de claim “EERSTE & ENIGE NIEUWE HORMOONTHERAPIE VOOR mHSPC2,3”. De vergelijking wordt door Janssen niet onderbouwd met een verwijzing naar één of meer wetenschappelijke studies in de zin van de artikelen 5.2.2, 5.2.2.8 sub g en van artikel 5.2.2.9 in samenhang met de artikelen 5.2.2 en 5.2.2.8 sub g van de Gedragscode. De Codecommissie is van oordeel dat de verwijzing naar de studie van Fizazi et al. bij de tekst “kwaliteit van leven” in de claim “Zytiga met prednison en ADT biedt patiënten met nieuw gediagnosticeerde hoog-risico mHSPC, nu een andere behandeling die overlevingswinst geeft met behoud van kwaliteit van leven.¹,²” niet, althans onvoldoende duidelijk maakt dat de behandelmethode waarmee in voornoemde studie wordt vergeleken ADT en placebo’s is en niet ADT en chemotherapie. De Codecommissie is van oordeel dat de advertentie in strijd is met de Gedragscode.
Gelet op de totaliteit van de uiting is de Codecommissie van oordeel dat de claim “EERSTE & ENIGE NIEUWE HORMOONTHERAPIE voor mHSPC²,³” – al dan niet in combinatie met de slogan “MEER TIJD OM TE LEVEN” - direct de aandacht van de lezer van de advertentie trekt. Hierdoor kan naar het oordeel van de Codecommissie bij de beroepsbeoefenaar die de advertentie onder ogen krijgt, de onjuiste en misleidende indruk ontstaan dat Zytiga® de enige nieuwe hormoontherapie voor mHSPC is. Het gebruik van het begrip “nieuwe hormoontherapie” in de claim is naar het oordeel van de Codecommissie niet misleidend of vaag. De claim “EERSTE & ENIGE NIEUWE HORMOONTHERAPIE voor mHSPC²,³” is naar het oordeel van de Codecommissie door de toevoeging “eerste en enige” misleidend en in strijd met de Gedragscode.
De Codecommissie is van oordeel dat de claim “EERSTE & ENIGE NIEUWE HORMOONTHERAPIE voor mHSPC²,³” en de claim “Overweeg Zytiga met prednison en ADT als eerstelijnbehandeling in mHSPC en mCRPC” misleidend en in strijd met de SmPC van Zytiga® zijn en daarmee in strijd met de Gedragscode. Het in de SmPC genoemde indicatiegebied van Zytiga®, zijnde nieuw gediagnosticeerde hoog-risico mHSPC, is naar het oordeel van de Codecommissie dermate essentieel bij het voorschrijven van Zytiga® dat deze op duidelijke wijze in de reclame-uiting moet zijn vermeld. De Codecommissie acht het in elk geval niet voldoende dat voor wat betreft het indicatiegebied van Zytiga® in de claim “EERSTE & ENIGE NIEUWE HORMOONTHERAPIE voor mHSPC²,³” wordt verwezen naar de SmPC tekst van Zytiga® dan wel de website van de EMA middels voetnoten. De teksten bij deze voetnoten zijn bovendien in een zeer klein lettertype onder de verkorte productinformatie afgedrukt, waardoor beroepsbeoefenaren het volledige indicatiegebied over hoofd kunnen zien. Hierdoor wordt naar het oordeel van de Codecommissie ten onrechte de indruk gewekt dat Zytiga® is geïndiceerd voor de behandeling van ‘algemene’ mHSPC. Ten aanzien van de claim “Overweeg Zytiga met prednison en ADT als eerstelijnbehandeling in mHSPC en mCRPC” is de Codecommissie eveneens van oordeel dat het voor beroepsbeoefenaren niet aanstonds duidelijk is dat het volledige indicatiegebied van Zytiga® nieuw gediagnosticeerde hoog-risico mHSPC is. Dit onderdeel van de klacht van Astellas is gegrond.
Inzake de aangepaste advertentie “NU: EEN NIEUWE BEHANDELOPTIE IN mHSPC²” is de Codecommissie eveneens van oordeel dat de verwijzing middels een voetnoot naar de onder in de uiting in zeer kleine letters vermelde tekst “bij nieuw gediagnosticeerde hoog-risico patiënten” onvoldoende is. Hetzelfde geldt voor de claim “NU: EEN BEHANDELOPTIE IN mHSPC²”, waarin middels een voetnoot wordt verwezen naar de SmPC van Zytiga®. De claims “NU: EEN NIEUWE BEHANDELOPTIE IN mHSPC²” en het vetgedrukte kader met de claim “EERSTE & ENIGE NIEUWE HORMOONTHERAPIE* IN mHSPC2,3§” zijn dus ook in strijd met de Gedragscode. Dit onderdeel van de klacht van Astellas is gegrond.
De Codecommissie is van oordeel dat gelet op de woorden “eerste en enige ‘nieuwe hormoontherapie’” en “geeft overlevingswinst met verbetering van kwaliteit van leven” de claim “Zytiga met prednison en ADT is de eerste en enige ‘nieuwe hormoontherapie’, ten onderscheid van het cluster ‘klassieke hormoontherapie’, voor patiënten met nieuw gediagnosticeerde hoog-risico mHSPC² en geeft overlevingswinst¹# met verbetering van kwaliteit van leven.4#” is aan te merken als een vergelijkende claim. Naar het oordeel van de Codecommissie is het voor beroepsbeoefenaren niet aanstonds duidelijk dat de claim een vergelijking maakt ten opzichte van ADT + placebos. De claim is naar het oordeel van de Codecommissie vaag en daarmee in strijd met de Gedragscode.
De Codecommissie is voorts van oordeel dat uit de paragraaf Farmacologische eigenschappen van de SmPC van Zytiga® (pagina 13) blijkt dat Zytiga® met prednison en ADT ten opzichte van ADT + placebo overlevingswinst geeft. Dat de studie van Fizazi et al. voldoende de lading dekt van het begrip kwaliteit van leven, is ter zitting tussen partijen vast komen te staan. Op grond hiervan is de Codecommissie van oordeel dat de claim “Zytiga met prednison en ADT is de eerste en enige ‘nieuwe hormoontherapie’, ten onderscheid van het cluster ‘klassieke hormoontherapie’, voor patiënten met nieuw gediagnosticeerde hoog-risico mHSPC² en geeft overlevingswinst¹# met verbetering van kwaliteit van leven4#” voldoende wordt onderbouwd ten aanzien van de overlevingswinst met verbetering van kwaliteit van leven en op dit punt niet in strijd is met de Gedragscode.
De Codecommissie is van oordeel dat beroepsbeoefenaren binnen het vakgebied bekend verondersteld kunnen worden met de woorden ‘nieuwe hormoontherapie’ en ‘klassieke hormoontherapie’. Op dit punt is de Codecommissie van oordeel dat geen sprake is van strijd met de Gedragscode.
De klacht van Astellas is deels gegrond.
Datum: 09-07-2018
Onderwerp: Geschenken
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
De door aanvraagster ten geschenke te geven bureaulegger voldoet niet aan de voorwaarde ‘van betekenis zijn voor de uitoefening van de praktijk van de beroepsbeoefenaar’ van art. 6.2.2. In feite is de bureaulegger een advertentievehikel dat ook ruimte biedt voor algemene, gemakkelijk toegankelijke informatie, aantekeningen en reminders.
Datum: 05-07-2018
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
SMA Apotheek heeft onlangs een mailing verspreid inzake door SMA apotheek bereide medicinale cannabisolie. De CGR heeft een melding ontvangen dat deze mailing niet zou voldoen aan de Gedragscode Geneesmiddelenreclame, meer specifiek aan artikel 5.2.1.1 Gedragscode (verbod op het maken van reclame voor ongeregistreerde geneesmiddelen).
SMA Apotheek heeft aangegeven dat bepaalde aspecten in de mailing inderdaad niet hadden mogen worden vermeld. Deze mailing had vooraf intern getoetst moeten worden en dat is niet gebeurd. SMA Apotheek zal voor de toekomst maatregelen treffen en dergelijke uitingen intern laten toetsen.
Nu SMA Apotheek inziet dat de uiting niet voldoet aan de Code Geneesmiddelenreclame en gezien het feit dat er maatregelen getroffen zullen worden, heeft het CGR besloten deze klacht af te doen met een publicatie van de feiten en betaling door SMA Apotheek van de gemaakte kosten van het Secretariaat.
Datum: 05-06-2018
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Niet ontvankelijk
De Codecommissie verklaart Fresenius niet-ontvankelijk in haar klacht en verwijst de klacht, gelet op het bepaalde in artikel 34 juncto artikel 33 van het Reglement, door naar de voltallige Codecommissie.
Datum: 16-05-2018
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
Beklaagde heeft zelf melding gedaan van promotionele uitingen die niet voldoen aan de Gedragscode en zal een rectificatie plaatsen.
Datum: 14-05-2018
Onderwerp: Kosteloze verstrekking van geneesmiddelen
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
Twee vormen van gratis verstrekking van een geneesmiddel. Geval a positief, want geen aanprijzend karakter. Geval b negatief, want vorm van (indirecte) aanprijzing die niet is toegestaan.
Datum: 29-03-2018
Onderwerp: Dienstverlening
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Een niet langer BIG geregistreerde gepensioneerde hoogleraar is geen beroepsbeoefenaar (meer) als bedoeld in artikel 82 lid 1 van de geneesmiddelenwet en in art.3.1. in de Gedragscode. De relatie tussen verzoekster en hoogleraar wordt niet beheerst door de Gedragscode.
Datum: 28-03-2018
Onderwerp: Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ongegrond
De klacht van Boehringer is gericht tegen uitingen van Novartis, te weten de folder “De kracht van controle”, de header in de online Nieuwsbrief NTvG van 16 november 2017, de aangepaste animatievideo over de resultaten van de studie van Molimard et al. en het bericht op LinkedIn.
De Codecommissie is van oordeel dat de folder van Novartis als reclame is aan te merken. Met Boehringer is de Codecommissie voorts van oordeel dat sprake is van vergelijkende reclame. De resultaten uit de studie van Molimard et al. per type inhalator, te weten Breezhaler®, Diskus®, Handihaler®, Turbohaler®, Pressurized metered dose inhaler en Respimat® worden met betrekking tot het percentage patiënten dat tenminste één of meer kritieke fouten maakte bij het inhaleren, in een staafdiagram getoond. Anders dan Boehringer is de Codecommissie van oordeel dat Novartis middels het staafdiagram niet claimt dat bij andere inhalatoren twee keer meer kans bestaat op exacerbaties. Ook volgt de Codecommissie Boehringer niet in haar standpunt dat Novartis zou claimen dat Breezhaler® met Ultibro® een betere effectiviteit geeft dan andere inhalatoren. De vergelijkende reclame wordt door Novartis onderbouwd met een verwijzing naar de studie van Molimard et al. De Codecommissie is van oordeel dat deze studie de in de folder gemaakte vergelijking voldoende wetenschappelijk kan onderbouwen.
De Codecommissie is van oordeel dat bij beroepsbeoefenaren de verkeerde indruk kan ontstaan dat de studie van Molimard et al., waarnaar wordt verwezen, een randomized clinical trial is. Naar het oordeel van de Codecommissie is de folder op dat punt misleidend. Ten aanzien van de claim “Zeker weten” is de Codecommissie van oordeel dat deze in strijd is met artikel 5.2.2.2 van de Gedragscode.
Ten aanzien van de animatievideo en de verwijzingen daarnaar is de Codecommissie van oordeel dat in de animatievideo uitsluitend de bevindingen uit bovengenoemde studie van Molimard et al. worden gepresenteerd zonder dat op enigerlei wijze direct of indirect wordt verwezen naar de geneesmiddelen van Novartis. Daarbij komt dat het verband tussen de animatievideo, de verwijzingen daarnaar en de folder “De kracht van controle” te ver verwijderd is. De Codecommissie is van oordeel dat geen aanprijzend karakter aan de animatievideo kan worden toegekend, zodat de animatievideo niet als reclame voor het geneesmiddel Ultibro® Breezhaler® dan wel andere geneesmiddelen van Novartis kan worden aangemerkt. Hetzelfde geldt voor de header en het bericht op LinkedIn, waarin naar de animatievideo wordt verwezen. De Codecommissie is van oordeel dat de klacht van Boehringer ten aanzien van de animatievideo en de verwijzingen daarnaar ongegrond zijn.
Datum: 26-03-2018
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Shire is gericht tegen uitingen over het UR-geneesmiddel Ruconest van Pharming, in een artikel (hierna: het Arikel) over Pharming dat gepubliceerd is in het blad Biotech NEWS & Life Sciences, alsmede op de website van dat blad.
Voor het oordeel of een uiting als reclame of als enkel informatie voor een geneesmiddel moet worden aangemerkt is het aanprijzende karakter van de uiting van doorslaggevende betekenis. Dat het Artikel niet bedoeld is als reclame voor Ruconest, zoals Pharming stelt, is naar het oordeel van de Codecommissie niet relevant. Het gaat erom of het Artikel op lezers het effect van aanprijzing van Ruconest kan hebben.
In het Artikel wordt “het bijzondere van Ruconest” benoemd en worden de positieve resultaten van het onderzoek naar de profylactische werking van Ruconest – voor welke indicatie Ruconest (nog) niet is geregistreerd – benadrukt. De merknaam wordt meermaals in hoofdletters vermeld en er wordt een “bijzondere” eigenschap/werking van het middel beschreven. Verder wordt gesuggereerd dat Ruconest voor de profylactische indicatie voordelen heeft ten opzichte van de reeds voor die indicatie goedgekeurde middelen. De uiting heeft daarmee naar het oordeel van de Codecommissie onmiskenbaar een aanprijzend karakter voor Ruconest en dient derhalve als reclame voor Ruconest te worden aangemerkt.
Omdat het Artikel zich niet alleen richt tot beroepsbeoefenaren in de zin van de Geneesmiddelenwet en de Gedragscode, maar voor voor iedereen te raadplegen is, heeft Pharming het verbod van publieksreclame voor UR-geneesmiddelen overtreden.
De Codecommissie is voorts van oordeel dat de reclame-uiting in strijd is met artikel 84 lid 2, tweede volzin van de Geneesmiddelenwet en artikel 5.2.1.2 van de Gedragscode omdat de informatie in het Artikel over de profylactische werking van Ruconest niet in overeenstemming is met de SPC.
De Codecommissie acht het Artikel ook in strijd met artikel 5.2.1.3. van de Gedragscode omdat de suggestie wordt gewekt dat Ruconest voor de profylactische indicatie effectiever is en/of in het gebruik minder belastend is voor de patiënt dan de voor de profylactische indicatie goedgekeurde concurrerende middelen. Dat kan het off-label voorschrijven van Ruconest voor de profylactische indicatie bevorderen.
Het Artikel bevat naar het oordeel van de Codecommissie vergelijkende reclame die niet aan de in de in 5.2.2.8 en 5.2.2.9 van de Gedragscode gestelde eisen voldoet, omdat de vergelijking op onderdelen misleidend is en omdat de vergelijking niet wetenschappelijk aantoonbaar juist is.
Omdat Pharming geen lid is van een organisatie die bij de Stichting Code Geneesmiddelenreclame is aangesloten en onvrijwillig in de procedure is verschenen is het advies van de Codecommissie voor haar niet bindend en beperkt de Codecommissie zich tot het doen van aanbevelingen.
Datum: 28-02-2018
Onderwerp: Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ingetrokken
Serieus signaal over reclame via social media voor receptgeneesmiddel richting publiek. Beklaagde berust in oordeel. Tevens onderzoek gedaan naar publieksreclame voor receptgeneesmiddel door patiëntenorganisaties. Geen beïnvloeding vastgesteld.
Datum: 29-02-2008
Onderwerp: Vergelijkende reclame, Onderscheid reclame / informatie, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Het aan de Codecommissie voorgelegde artikel geeft een overzicht van de bij het stoppen met roken gehanteerde methoden, variërend van de inzet van nicotinevervangende middelen en van een drietal recept-geneesmiddelen tot verschillende vormen van professionele ondersteuning bij het stoppen met roken. De opdrachtgever voor het artikel is een zorgverzekeraar. De Codecommissie stelt zich op het standpunt dat de wijze waarop de drie UR-geneesmiddelen in het artikel verder worden gepresenteerd en onderling worden vergeleken als (verboden) publieksreclame moet worden aangemerkt.
Datum: 20-02-2008
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame, Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
De aanvraag betreft een schrijven van een vergunninghouder aan beroepsbeoefenaren over een prijsdaling van een geneesmiddel en vergelijkt dit met de prijs van een ander geneesmiddel. De Codecommissie concludeert dat de vergunninghouder in de voorgenomen mailing het beeld oproept dat de twee producten onderling vergelijkbaar zijn, maar daarvoor ontbreekt elke medische onderbouwing. Indien niet is aangetoond dat de verschillende met elkaar vergeleken geneesmiddelen wat betreft hun essentiële eigenschappen, zoals effectiviteit en duur van de behandeling, daadwerkelijk medisch-wetenschappelijk vergelijkbaar zijn, kan van een zuivere prijsvergelijking geen sprake zijn (aldus CvB d.d. 10 juni 2002 inzake Byk – Janssen Cilag). Er is alleen een verkorte productinformatie van één van beide producten (medicijn A) overgelegd, maar deze kan voor een onderbouwing niet voldoende zijn, reeds omdat deze tekst alleen betrekking heeft op één geneesmiddel en niet op enigerlei vergelijking van meerdere producten. Derhalve is het oordeel negatief.
Datum: 18-12-2007
Onderwerp: Dienstverlening, Eisen aan informatie, Eisen aan reclame, Onderscheid reclame / informatie, Onderzoeken
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
De vergunninghouder is voornemens een medewerkster met een verpleegkundige achtergrond in te zetten om artsen en patiënten te ondersteunen bij het gebruik van het geneesmiddel van de vergunninghouder, met name om hen te informeren over de juiste wijze van gebruik, de met het gebruik gepaard gaande risico’s en hoe die risico’s zoveel mogelijk te beperken. De Codecommissie komt tot de conclusie dat de dienst in de omschreven vorm en omvang niet als gunstbetoon is aan te merken. De dienst wordt bovendien beoordeeld als informatie en t.a.v. uitlatingen richting de beroepsbeoefenaren die in de praktijk moeten worden beschouwd als reclame zal de Gedragscode moeten worden nageleefd.
Datum: 07-12-2007
Onderwerp: Samenkomsten in Nederland
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ongegrond
De klacht van Stichting KOEL is gericht tegen Boehringer/Pfizer. Zij zijn voornemens gezamenlijk een nascholingsbijeenkomst te houden voor huisartsen en hebben een aantal huisartsen schriftelijk uitgenodigd om daaraan deel te nemen. De bijeenkomst zal plaatsvinden onder de titel “COPD to be continued …, COPD naar een hoger plan”. Stichting KOEL meent dat de door Boehringer/Pfizer te bieden gastvrijheid niet binnen redelijke perken blijft. De Codecommissie is van oordeel dat de geboden gastvrijheid beneden de daarvoor toegestane norm blijft. In tegenstelling tot hetgeen de Stichting KOEL betoogt, moet onder het verlenen van de gastvrijheid volgens de Gedragscode Geneesmiddelenreclame en de Uitwerking worden verstaan de vergoeding of het voor rekening nemen van reis-, verblijf- en inschrijvingskosten van samenkomsten, en in beginsel niet andersoortige kosten zoals algemene kosten. Voor een ruimere interpretatie van het begrip gastvrijheid in het licht van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de Stichting KOEL heeft bepleit, vindt de Codecommissie niet alleen geen ruimte maar ook geen aanleiding gelet op de ratio van de vigerende regelgeving en de werking van die regels in de praktijk. De klacht van Stichting KOEL is ongegrond.
Datum: 05-12-2007
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak deels bekrachtigd, deels vernietigd
1. MSD heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de Codecommissie van 16 augustus 2007, gegeven tussen Novartis als klaagster en MSD als verweerster. Het beroep beperkt zich inhoudelijk tot de in vier mailings neergelegde claims ”Krachtige bloeddrukdaling en méér”, “25% risicoreductie voor CVA”, “13% risicoreductie voor CV-sterfte, MI en CVA” (zie hierna onder 3) en “Cozaar Plus 100/12,5 biedt u een logische vervolgstap na Cozaar 100 (losartan, MSD) indien additionele bloeddrukdaling gewenst is.” (zie hierna onder 4) Deze claims zijn door de Codecommissie in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame geoordeeld. Ten aanzien van de claim “logische vervolgstap” is de beslissing van de Codecommissie vernietigd. Ten aanzien van de andere hiervoor genoemde claims is de beslissing bekrachtigd.
2. Er is een spoedeisend belang bij behandeling in kort geding aangenomen ofschoon de reclame-uitingen al enige tijd geleden waren verspreid.
3. De mailings zijn verspreid ter introductie van Cozaar Plus. Daarin wordt ook het geneesmiddel Cozaar genoemd. Direct onder die vermelding zijn de bewuste claims vermeld. Op die wijze wordt op zijn minst de suggestie gewekt dat de risicoreducties ook voor Cozaar Plus gelden. Bij de vraag of de resultaten van de LIFE-studie zonder meer naar Cozaar Plus mogen worden geëxtrapoleerd, heeft de Codecommissie de juiste maatstaf gehanteerd (geclaimde werking geneesmiddel moet overtuigend kunnen worden aangetoond aan de hand van concreet (empirisch) wetenschappelijk onderzoek). De in de LIFE-studie genoemde risicoreducties zijn de overall resultaten met betrekking tot de totale studiepopulatie in de losartan groep. Patiënten binnen die groep zijn met verschillende doseringen losartan, al dan niet in combinatie met (verschillende doseringen) HCTZ behandeld. De LIFE-studie noemt geen resultaten met betrekking tot risicoreducties voor de afzonderlijke categorieën toegepaste doseringen. Omdat denkbaar is dat behandelingen met verschillende combinaties tot andere eindresultaten leiden, kan met de LIFE-studie de juistheid van de claims niet worden aangetoond. De claims kunnen ook niet aan de hand van de 1B-tekst worden onderbouwd. De beslissing van de Codecommissie wordt op dit onderdeel bekrachtigd.
4. Bij taalkundige benadering is de claim in overeenstemming met de 1B-tekst van Cozaar Plus. Uit de andere 1B-teksten van de geneesmiddelen uit de “Cozaar familie” blijkt niet dat de patiënt van Cozaar 100 mg kan worden opgetitreerd naar een ander geneesmiddel uit de “Cozaar-familie” dan Cozaar Plus. De enige vervolgstap op Cozaar is Cozaar Plus. Het is niet aannemelijk dat beroepsbeoefenaren door de claim zullen worden misleid, althans dat zij een onjuist beeld zullen krijgen van de opbouw van het pakket geneesmiddelen binnen de Cozaarfamilie. De claim wekt geenszins de suggestie dat aan een behandeling met Cozaar Plus steeds een behandeling met Cozaar vooraf gaat en laat de variant van een voorafgaande behandeling met Hyzaar 50/12,5 mg volledig open. De stelling dat de claim duidelijkheid dient te verschaffen omtrent de plaats van Cozaar Plus in het totale behandelarsenaal van de arts, vindt geen steun in de regelgeving met betrekking tot geneesmiddelenreclame. De beslissing van de Codecommissie wordt op dit onderdeel vernietigd.
Datum: 23-11-2007
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
1. Gelet op de complexiteit van de ter discussie gestelde materie en gelet op de wederzijdse belangen van partijen ten deze, leent de onderhavige klacht, dat de Excalibur-studie van Novartis in strijd is met art 16 van de Gedragscode en art 3 van de Nadere Uitwerking inzake niet-WMO-plichtig onderzoek, zich niet voor behandeling in een kort geding procedure. Verwijzing naar de voltallige Codecommissie.
2.In de studie waarnaar MSD refereert ter onderbouwing van haar claims met betrekking tot de effectiviteit van Exforge werden enkel patiënten onderzocht met een bloeddruk van gemiddeld meer dan 170/112. Op grond van die studie kan niet worden onderbouwd dat óók voor patiënten met een systolische bloeddruk lager dan 170 bij het gebruik van Exforge eenzelfde systolische bloeddrukdaling ('tot 36 mmHg') kan worden bereikt. De gewraakte reclame-uiting suggereert dat wel en derhalve zijn de in die uiting opgenomen claims met die strekking ongeoorloofd.
3.Klacht voor het overige afgewezen.
Datum: 09-11-2007
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
De vergunninghouder heeft het voornemen haar product in het kader van haar verkoopactiviteiten te ondersteunen met de claim “Een spectaculaire daling”, daarmee doelend op de daling van de (systolische) bloeddruk welke het effect zou zijn van het gebruik van het geneesmiddel door (een categorie van) patiënten met essentiële hypertensie. De claim wordt onderbouwd met twee studies. De conclusie van de Codecommissie luidt dat het gebruik van de woorden “Een spectaculaire daling” niet alleen in combinatie met de eerder gebezigde claim maar ook zonder vermelding daarvan, moet worden ontraden.
Datum: 09-11-2007
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Dit advies bouwt verder op A07.048. Het oordeel is opnieuw negatief, aangezien de uiting misleidend is. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de genoemde bezwaren niet door nieuwe tekstuele veranderingen lijken te kunnen worden ondervangen aangezien het eventuele verband tussen de (al dan niet spectaculaire) onderzoeksresultaten inzake de bloeddrukverlaging en het gebruik van het geneesmiddel bij de voorgeschreven indicatie hoogstwaarschijnlijk niet uit de desbetreffende studies is af te leiden.
Datum: 18-10-2007
Onderwerp: Samenkomsten in Nederland
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
Het betreft de sponsoring van stands in het kader van de viering van het 100-jarig bestaan van een wetenschappelijke vereniging. De Codecommissie concludeert dat het vergoeden van standhuur tijdens een wetenschappelijke bijeenkomst of een wetenschappelijk gedeelte van een bijeenkomst waarbij marktconforme tarieven worden betaald niet als gunstbetoon in de zin van artikel 12 van de Gedragscode behoeft te worden aangemerkt. In het algemeen gesproken lijkt wel gezegd te kunnen worden dat een tarief dat een verhuurder doorgaans voor het huren van stands hanteert, als marktconform kan worden aangemerkt. Indien evenwel andere dan marktconforme tarieven worden betaald ofwel de bijdrage tevens op andere onderdelen van het programma dan het wetenschappelijke gedeelte ziet, zal een beoordeling moeten worden gemaakt op basis van de Gedragscode.
Datum: 21-08-2007
Onderwerp: Geschenken
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
De interne regeling van de aanvrager voldoet aan de geschenkenregeling die is opgenomen in de Gedragscode. Voor de toelaatbaarheid van een geschenk maakt het geen verschil welke vertegenwoordiger van de vergunninghouder het geschenk zal verstrekken.
Datum: 16-08-2007
Onderwerp: Eisen aan informatie, Eisen aan reclame, Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Klacht met betrekking tot verscheidene reclame-uitingen voor de geneesmiddelen Cozaar en Cozaar Plus 100/12,5.
1.In het licht van de regelgeving ter zake reclame voor receptgeneesmiddelen is het ongewenst dat degene tot wie een aanprijzing gericht is op prominente wijze diagrammen en claims gepresenteerd krijgt die in farmacotherapeutisch opzicht geen relevante informatie verschaffen omtrent het geneesmiddel. Het enkele feit dat op de zoekterm 'losartan' in pubmedsearch de meeste documenten worden gevonden, kan redelijkerwijs niet als maat worden gezien voor de waarde en/of de relevantie van die publicaties voor de klinische praktijk.
2.Uit wetenschappelijk oogpunt niet overtuigend aangetoond dat de resultaten uit de LIFE-studie zonder meer geëxtrapoleerd mogen worden naar Cozaar 100/12,5 mg.
3.SmPC's van Cozaar, Hyzaar, Cozaar Plus 100/12,5 en Fortzaar maken duidelijk dat in het kader van de dosering onderscheid moet worden gemaakt tussen de verschillende therapeutische indicaties van genoemde geneesmiddelen. Voor patiënten met essentiële hypertensie geldt een ander doserings-/titratieschema dan voor hypertensiepatiënten met LVH. Voor laatstgenoemde groep geldt namelijk dat bij onvoldoende resultaat met Cozaar 50 mg, eerst Hyzaar 50/12,5 aangewezen is en dat eerst nadat is vastgesteld dat ook dat onvoldoende soelaas biedt, Cozaar Plus 100/12,5 is aangewezen. De claim "Cozaar Plus 100/12,5 biedt u een logische vervolgstap na Cozaar 100, indien additionele bloeddrukdaling gewenst is", is daarom niet geoorloofd.
4.De verkorte productinformatie over een geneesmiddelen dient in de reclame-uiting (althans in hetzelfde medium) te zijn opgenomen. Ingeval van gebruik van een brochure met een los daarin gevouwen bijlage met de productinformatie, bestaat een gerede kans dat de bijlage wordt weggegooid of anderszins in het ongerede raakt, waardoor de reclame-uiting als onvolledig in de zin van de Gedragscode dient te worden beschouwd.
Datum: 16-08-2007
Onderwerp:
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 31-07-2007
Onderwerp: Eisen aan informatie, Eisen aan reclame, Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Positief
Uitspraak: Ongegrond
De klacht van Janssen-Cilag heeft betrekking op een agendakaartje, een leaflet, congrestassen en twee uitingen in Bodymagazine van mei 2007 en Balans Magazine van mei 2007 voor het geneesmiddel Equasym XL van UCB. Centraal staat de afbeelding van een opengemaakte capsule waarvan de inhoud wordt uitgestrooid over een maaltijd.
De Codecommissie is van oordeel dat de uitingen op het agendakaartje en de leaflet voor Equasym XL in strijd zijn met de SmPC-tekst en daarmee in strijd met artikel 4.2 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. De gebruikswaarschuwing dat de inhoud van de capsule niet mag worden geplet of worden gekauwd en dat na inname vloeistof gedronken moet worden, wordt niet in de afbeelding en bijbehorende tekst vermeld, hoewel deze waarschuwing essentieel is voor het werkingsmechanisme van dit geneesmiddel.
Ten aanzien van de tekst “Neem je ADHD-medicatie elke dag in” op de congrestassen is de Codecommissie van oordeel dat sprake is van herinneringsreclame in de zin van artikel 8.2 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
De Codecommissie is van oordeel dat de uitingen in Bodymagazine en Balans Magazine niet zijn aan te merken als reclame voor een geneesmiddel. Naar het oordeel van de Codecommissie is sprake van informatie betreffende een indicatiegebied of menselijke ziekte in de zin van artikel 2 onder a van de Nadere invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen. De uitingen vallen niet onder de werkingssfeer van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame zodat de klacht op dit onderdeel derhalve ongegrond moet worden verklaard. Ten overvloede merkt de Codecommissie op dat zij de getoonde afbeelding niet als adequate patiënteninformatie beschouwt.
Datum: 26-07-2007
Onderwerp: Publieksreclame, Sponsoring, Patiëntenverenigingen
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
De sponsoring voldoet aan alle vereisten voor de sponsoring van patiëntenorganisaties.
Datum: 20-07-2007
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Norgine richt in conventie haar klacht (K07.007) tegen een in het Gastro Results Today gepubliceerde artikel “Verschil in smaak tussen Movicolon en Forlax”, de detail aid voor Forlax en Forlax Junior en een wachtkamerboek. Naar het oordeel van de Codecommissie dient het artikel in de GRT als (vergelijkende) reclame van Zambon c.s. voor haar geneesmiddel Forlax te worden beschouwd. Gelet op de nauwe (financiële) betrokkenheid van Zambon en Ipsen bij de totstandkoming en de verspreiding van het artikel is de Codecommissie van oordeel dat Zambon en Ipsen hiervoor verantwoordelijk zijn. Zambon en Ipsen hebben voorts niet voldaan aan het twee studiescriterium ter onderbouwing van haar vergelijkende claims. De detail aid voor Forlax is in strijd met artikel 5.8 sub van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame, omdat afbreuk wordt gedaan aan de waarde van andere geneesmiddelen. Tot slot oordeelt de Codecommissie het wachtkamerboek is in strijd met artikel 10 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame juncto artikel 3 van de Code voor de Publieksreclame voor Geneesmiddelen. De Codecommissie is van mening dat Zambon en Ipsen mede verantwoordelijk zijn voor de inhoud van het wachtkamerboek, nu vaststaat dat het wachtkamerboek mede mogelijk wordt gemaakt door Forlax. De klacht van Norgine is gegrond.
Zambon en Ipsen hebben hun klacht in reconventie (K07.009) ter zitting ingetrokken.
Datum: 29-06-2007
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Bezwaar tegen radiospot en inhoud website www.beschermjedochter.nl. De Codecommissie verwerpt de klacht van Nederlandse Vereniging Kritisch Prikken dat website van SPMSD bezoekers angst aanjaagt voor een ernstige aandoening en de nadruk legt op - en/of het als noodzaak doet gevoelen van - het vaccineren van jonge vrouwen tegen het HPV - virus. De enkele verwijzing naar de huisarts, waarbij uiteraard de kans bestaat dat deze de betrokkene zal wijzen op de mogelijkheid van vaccinatie door middel van Gardasil, maakt nog niet dat de informatie als reclame moet worden gekwalificeerd. Voorts verwerpt de Codecommissie de klacht dat bezoekers van de website worden aangespoord verder te zoeken om hen uiteindelijk via andere websites te wijzen op het bestaan van het receptgeneesmiddel Gardasil, teneinde aldus de vraag naar het product aan te wakkeren. De gewraakte uitingen worden door de Codecommissie als informatie aangemerkt. Radiospot en website kunnen in dit geval niet onder de Gedragscode worden gebracht.
Datum: 27-06-2007
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Gezien het voorgaande baseert X haar verzoek kennelijk uitsluitend op het argument dat reclame wetgeving niet in de weg zou mogen staan aan het actief verstrekken van informatie aan oncologen over de behandelingsmogelijkheden met A aan de hand van een vergelijking met B op basis van de resultaten van de Y studie, welke informatie van levensbelang zou zijn voor patiënten. De Codecommissie is evenwel van mening dat dit argument geen grond vormt om in het onderhavige geval een uitzondering op het “twee-studies criterium” te maken.
Datum: 24-05-2007
Onderwerp: Publieksreclame, Samenkomsten in buitenland
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
Het sponsorverzoek van een patiëntenorganisatie aan een vergunninghouder wordt getoetst aan de gedragsregels sponsoring.
In deze casus wordt naar het oordeel van de Codecommissie de onafhankelijkheid van de patiëntenorganisatie, haar beleid en haar activiteiten niet in gevaar gebracht. Tevens wordt geconcludeerd dat geen enkele inspraak of invloed van de vergunninghouder bestaat op de selectie van deelnemers, op inhoud van lezing en voordracht. In het kader van het belang van de (aanwezig geachte) onafhankelijkheid is tevens relevant dat de vergunninghouder enkel haar productieproces toelicht en dat het productieproces betreft een geneesmiddel dat niet is gerelateerd aan de belangenbehartiging waarvoor de patiëntenorganisatie staat. Dienaangaande heeft de vergunninghouder overigens aangegeven dat promotionele activiteiten niet aan de orde zijn en medewerkers van de marketing- en verkooporganisatie niet aanwezig zullen zijn.
Voorts dienen in dit verband in aanmerking te worden genomen de in de gedragsregels neergelegde uitgangspunten t.a.v. gunstbetoon: bij het verlenen en genieten van gastvrijheid dient de gastvrijheid binnen redelijke perken te blijven en ondergeschikt te zijn aan het hoofddoel der samenkomst. Hier geldt de restrictie dat voorzover leden van een Belgische patiëntenvereniging aan de activiteit deelnemen de in België geldende regels prevaleren voorzover deze conflicterend zijn met de Nederlandse regels.
Datum: 02-05-2007
Onderwerp: Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van GSK heeft betrekking op de claim “SMART is effectiever op exacerbatiereductie dan traditionele combinatietherapie”, zoals gebruikt in een brochure van AZ voor haar geneesmiddel Symbicort Turbuhaler 200/6 en de Symbicort SMART behandelmethode. De Codecommissie is van oordeel dat voornoemde claim dient te worden aangemerkt als vergelijkende reclame tussen Symbicort SMART/Symbicort Turbuhaler 200/6 en Seretide van GSK. De Codecommissie komt tot het oordeel dat de claim ten tijde van de verspreiding van de brochure – omstreeks januari 2007 - onvoldoende controleerbaar en onvoldoende onderbouwd was, hetgeen in strijd is met artikel 5.3 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. De Codecommissie komt voorts tot het oordeel dat de claim ten tijde van de verspreiding van de brochure niet is gestaafd en niet kon worden gestaafd met twee rechtstreeks vergelijkende studies als bedoeld in het twee-studiescriterium, zodat sprake is van strijd met artikel 5.8 van de Code. Het is de Codecommissie daarnaast gebleken dat ten tijde van de zitting de claim door AZ is onderbouwd door twee rechtstreeks vergelijkende studies, zodat aldus is voldaan aan het twee-studiescriterium.
De Codecommissie heeft expliciet opgemerkt dat het onaanvaardbaar is en tevens in strijd met de Gedragscode om vergelijkende claims op voorhand in reclame-uitingen te hanteren in afwachting van nog te publiceren studieresultaten.
Datum: 27-04-2007
Onderwerp: Bonussen en kortingen, Kosteloze verstrekking van geneesmiddelen
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Positief
De Codecommissie concludeert dat, in beginsel, het gratis verstrekken, op zichzelf bezien, door een vergunninghouder van een geneesmiddel dat niet voor de betreffende indicatie is geregistreerd en niet wordt vergoed via het GVS, in een individueel geval als het onderhavige, waarin sprake is van een ernstig ziektebeeld, alle overige reguliere medicamenteuze behandelmethoden zijn uitgeput en waarin er dus geen ander geneesmiddel meer voorhanden is, en deze verstrekking geschiedt op verzoek en initiatief van een arts, niet strijdig is met het bepaalde in de Gedragscode.
Datum: 24-04-2007
Onderwerp: Publieksreclame, Samenkomsten in buitenland, Relaties met niet-beroepsbeoefenaren
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Er wordt gastvrijheid verleend aan verpleegkundigen en dit wordt in dit geval beoordeeld als een vorm van verboden publieksreclame. Beperking van de gastvrijheid tot de grenzen voor beroepsbeoefenaren doet daar niet aan af. Gastvrijheid aan verpleegkundigen kan niet worden gelijkgesteld met gastvrijheid die wordt verleend aan (vertegenwoordigers van) een patiëntenorganisatie.
Datum: 02-03-2007
Onderwerp: Eisen aan informatie, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Voorwaardelijk positief
De aanvraag betreft een programma dat door een vergunninghouder is opgezet om de therapietrouw te bevorderen. De Codecommissie concludeert dat de op de website en in de brochures verschafte informatie alleszins adequaat is en geen informatie bevat die als publieksreclame kan worden uitgelegd. Wat betreft contacten met de gebruiker concludeert de Codecommissie dat dit ook toelaatbaar is, mits: 1) de gebruiker daartoe zelf het initiatief neemt, 2) de door de vergunninghouder verschafte informatie zich beperkt tot algemene en/of technisch inhoudelijke informatie over het betrokken geneesmiddel en 3) iedere vorm van publieksreclame bij die contacten wordt vermeden
In twee rubrieken wordt de gebruiker opgeroepen om, wanneer hij vragen heeft die niet op de website worden beantwoord, contact op te nemen met de medische afdeling van de vergunninghouder. Hierover concludeert de Codecommissie dat er alle aanleiding is om onder deze rubrieken duidelijk te vermelden dat vragen over de persoonlijke (gezondheids)situatie thuis horen bij de behandelende arts van de gebruiker respectievelijk bij diens apotheker en dat dergelijke vragen derhalve niet zullen worden beantwoord door de medische afdeling van de vergunninghouder.
Datum: 08-02-2007
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
1. UCB Pharma heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de Codecommissie van 31 juli 2007, gegeven tussen Janssen-Cilag als klaagster en UCB Pharma als verweerster. Het beroep beperkt zich inhoudelijk tot de reclame-uitingen die Janssen-Cilag op het agendakaartje en het leaflet heeft gemaakt en welke door de Codecommissie in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame zijn geoordeeld. Voorts zijn kwesties als spoedeisend belang, rechtsverwerking en uitvoerbaarheid bij voorraad aan de Commissie van Beroep voorgelegd. De beslissing van de Codecommissie is bekrachtigd.
2. Er is een spoedeisend belang bij behandeling in kort geding aangenomen ofschoon UCB Pharma al enige tijd met de reclame-uitingen bekend was.
3. Er is geen rechtsverwerking aangenomen. De voor rechtsverwerking in acht te nemen uitgangspunten zijn nader geformuleerd (maatstaven van redelijkheid en billijkheid, aanwezigheid van bijzondere omstandigheden, gewekt gerechtvaardigd vertrouwen)
4. Het spoedkarakter van een procedure in kort geding verlangt in het algemeen dat een opgelegde (voorlopige) maatregel uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. De verklaring kan ook ambtshalve worden uitgesproken. De uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal slechts dan niet worden uitgesproken indien de verwerende partij ten opzichte van het belang van de verzoekende partij een voldoende zwaarwichtig belang bij het achterwege blijven van die verklaring aannemelijk maakt.
5.1 Equasym wordt aangeboden als capsule. In de 1B-1 tekst is opgenomen dat de inhoud van de capsule ook over een kleine hoeveelheid voedsel kan worden gestrooid, dat de capsule en de inhoud van de capsule niet dienen te worden geplet of te worden gekauwd en dat na de inname wat vocht dient te worden gedronken.
5.2 De Commissie van Beroep heeft de reclame-uiting in strijd met de artikelen 4.2 jo. 8.1 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame geoordeeld. Equasym dient in beginsel te worden ingenomen in de vorm waarin het geneesmiddel wordt aangeboden, te weten als capsule. Bij een onzorgvuldige inname (bij het uitstrooien over voedsel) kan de voorgeschreven dosering niet worden gerealiseerd (bijvoorbeeld doordat korrels in de mond achterblijven). Ook kan de verhouding tussen de verschillende componenten van Equasym XL niet worden gerealiseerd, zodat er een verkeerde samenstelling van het geneesmiddel ontstaat (met name als de extended release korrels worden gekauwd of geplet). De strekking van het gebruiksvoorschrift in de 1B-tekst is zoveel mogelijk te bevorderen dat ook bij het uitstrooien, de volledige inhoud van de capsule daadwerkelijk wordt ingenomen. De beschrijving hoe Equasym XL bij het uitstrooien kan worden ingenomen dient strikt te worden uitgelegd en gevolgd. Naast het voorschrift met betrekking tot de hoeveelheid zacht voedsel waarop Equasym XL kan worden gestrooid zijn genoemde voorschriften aan te merken als “belangrijkste waarschuwingen” zoals bedoeld in artikel 8.1 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. Zij moeten in schriftelijke reclame gericht tot beroepsbeoefenaren worden opgenomen. Het niet in acht nemen van deze waarschuwingen brengt gezondheidsrisico’s met zich. Door de afbeelding op het agendakaartje en het leaflet kan een onjuist beeld bij beroepsbeoefenaren blijven hangen dat van invloed kan zijn op het voorschrijfgedrag of de informatieverstrekking aan de patiënt.
Datum: 30-05-2005
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak deels bekrachtigd, deels vernietigd
Astra Zeneca komt in beroep tegen de uitspraak van de Codecommissie van 8 februari 2005 (K04.026). De De uitspraak van de Codecommissie wordt door de Commissie van Beroep deels vernietigd en deels bekrachtigd.
Datum: 30-05-2005
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Aventis komt in beroep tegen de uitspraak van de Codecommissie van 14 februari 2005 (K04.027). De Commissie van Beroep bekrachtigt de beslissing van de Codecommissie en stelt Aventis in het ongelijk.
Datum: 11-04-2005
Onderwerp:
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
GSK komt in beroep tegen de uitspraak van de Codecommissie van 6 december 2004 (K04.019). De Commissie van Beroep bekrachtigt de beslissing van de Codecommissie en stelt GSK in het ongelijk.
Datum: 10-03-2005
Onderwerp: Eisen aan reclame, Kosteloze verstrekking van geneesmiddelen, Onderscheid reclame / informatie, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 14-02-2005
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame, Geschenken, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 08-02-2005
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 08-02-2005
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ongegrond
Datum: 07-02-2005
Onderwerp: Bonussen en kortingen, Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak vernietigd
eFarma komt in beroep tegen de uitspraak van de Codecommissie van 29 oktober 2004 (K04.013). De Commissie van beroep vernietigt de beslissing van de Codecommissie, voor zover aan het oordeel van de Commissie van Beroep onderworpen, en verklaart de klacht van KNMP in zoverre ongegrond.
Datum: 21-01-2005
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak deels bekrachtigd, deels vernietigd
Astra Zeneca komt in beroep tegen de uitspraak van de Codecommissie van 21 september 2014 (K04.012). In het beroep wordt de uitspraak deels vernietigd en deels bekrachtigd.
Datum: 07-01-2005
Onderwerp: Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Positief
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 24-12-2004
Onderwerp: Eisen aan reclame, Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 13-12-2004
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 06-12-2004
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 26-11-2004
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 29-10-2004
Onderwerp: Bonussen en kortingen, Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 06-10-2004
Onderwerp: Eisen aan informatie, Onderscheid reclame / informatie, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Deels positief, deels negatief
In dit advies wordt de toelaatbaarheid van een ondersteuningsprogramma getoetst dat is gericht op (het aanpassen van de levensstijl) patiënten. De aanvrager is voornemens aan patiënten die een bepaald recept-geneesmiddel van de aanvrager reeds voorgeschreven hebben gekregen en die aangeven hierover extra informatie te willen ontvangen, informatie omtrent het juiste gebruik van dit geneesmiddel te doen toekomen. De aanvrager heeft voorgesteld om de deelnemers te vragen het op de verpakking van het geneesmiddel vermelde chargenummer op te geven alvorens hem informatie over het geneesmiddel te verstrekken, teneinde te voorkomen dat niet-gebruikers toch eenvoudige toegang tot mededelingen over dat geneesmiddel zouden krijgen.
De inhoud van de website, voorzover die aan de commissie is voorgelegd en voorzover algemeen toegankelijk voor het publiek, moet op zichzelf beschouwd als informatie en niet als reclame worden aangemerkt, zodat deze informatie in overeenstemming is met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
Het advies daarover luidt positief. Ook het toezenden van e-mails met informatie van algemene aard, bijvoorbeeld over het tegengaan van aandoening C en het effect van ander factoren is op zich niet ongeoorloofd. Bij gebreke van adequate waarborgen tegen oneigenlijk gebruik wordt echter het gebruik van deze media, voorzover gericht op gebruikers of mogelijke gebruikers van geneesmiddel Z, ernstig ontraden.
Datum: 21-09-2004
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 20-09-2004
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak vernietigd
Datum: 20-09-2004
Onderwerp: Eisen aan reclame, Geschenken, Samenkomsten in Nederland
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Datum: 20-09-2004
Onderwerp: Dienstverlening
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Datum: 01-09-2004
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 16-07-2004
Onderwerp: Bonussen en kortingen, Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 05-07-2004
Onderwerp: Dienstverlening, Samenkomsten in Nederland
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 02-06-2004
Onderwerp: Eisen aan reclame, Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 19-05-2004
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 12-05-2004
Onderwerp: Bonussen en kortingen, Geschenken, Onderzoeken, Samenkomsten in Nederland
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 16-02-2004
Onderwerp: Dienstverlening, Eisen aan reclame, Geschenken
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Advies
Uitspraak: Negatief
Het bestuur van de CGR vraagt advies over de toelaatbaarheid van het aanbieden van een vergoeding aan beroepsbeoefenaren voor het omzetten van patiënten op een ander geneesmiddel. Een geldelijke vergoeding als de onderhavige kan niet worden beschouwd als een honorering voor verleende diensten, maar moet worden gezien als het aanbieden of in het vooruitzicht stellen van geschenken in welke vorm ook, van premies of voordelen in geld of in natura.
De Codecommissie is van oordeel dat deze handelwijze van een vergunninghouder, wie ook en onder welke omstandigheden ook, evident in strijd is met de bepalingen van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. De Codecommissie oordeelt dat de handelswijze onder meer in strijd is met de bepalingen dat reclame zodanig dient te geschieden dat het rationele gebruik van geneesmiddelen in farmacotherapeutisch opzicht wordt bevorderd en dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de reputatie van de farmaceutische industrie of die van beroepsbeoefenaren.
Datum: 26-03-2002
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 26-02-2002
Onderwerp:
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 11-02-2002
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 21-01-2002
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 24-12-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Datum: 20-12-2001
Onderwerp:
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Niet ontvankelijk
Datum: 12-12-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 15-11-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak deels bekrachtigd, deels vernietigd
Datum: 07-11-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak deels bekrachtigd, deels vernietigd
Datum: 02-11-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Datum: 18-09-2001
Onderwerp: Bonussen en kortingen, Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
Datum: 03-09-2001
Onderwerp:
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Tussenuitspraak
Datum: 26-07-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Ongegrond
Datum: 09-07-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 05-07-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 18-05-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 18-05-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 17-05-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 15-05-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Positief
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 02-05-2001
Onderwerp: Onderscheid reclame / informatie
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 26-04-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 13-03-2001
Onderwerp: Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Tussenuitspraak