Filter uitspraken
We werken nog aan het invoeren en bewerken van de weergave van de uitspraken.
Sorteren
Datum: 12-05-2005
Onderwerp: Eisen aan informatie, Eisen aan reclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: (Deels) gegrond
Datum: 13-01-2006
Onderwerp: Eisen aan informatie, Eisen aan reclame, Publieksreclame
Instantie: Codecommissie
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Positief
Uitspraak: (Deels) gegrond
De klacht van Novartis (conventie) heeft betrekking op door haarzelf gevoerde reclameuitingen voor het geneesmiddel Diovan (valsartan) waaromtrent tussen haar en Sanofi-BMS een geschil bestaat ter zake het al dan niet verschuldigd zijn van dwangsommen wegens handelen in strijd met de uitspraak van de Codecommissie van 26 februari 2002 (K21017/K21021) en het daaraan bij kort gedingvonnis van 17 december 2002 verbonden verbod met dwangsommen van de voorzieningenrechter te ’s Hertogenbosch. Niet iedere reclameuiting behoeft letterlijk in de 1B-tekst opgenomen te zijn. Het komt erop aan dat de uiting niet in strijd is met die tekst. Een specifieke (geclaimde) werking moet wél in de 1B-tekst terug te vinden zijn en een niet in de 1B-tekst vermelde werking of indicatie mag in het algemeen niet worden geclaimd. De Codecommissie is van oordeel dat Novartis in haar reclameuitingen geen specifieke werking claimt op een ander indicatiegebied dan de behandeling van essentiële hypertensie. Novartis claimt niet meer en niet minder dan dat Diovan eindorganen beschermt, hetgeen reeds in de uitspraak van de Codecommissie van 26 februari 2002 geoorloofd is geacht. Het gebruik van percentages waarmee het risico op schade ten gevolge van hypertensie afneemt, wordt toelaatbaar geacht nu deze percentages – die weliswaar niet in de 1B-tekst voorkomen – voortvloeien uit een wereldwijde, omvangrijke en in een peer reviewed vakblad gepubliceerd onderzoek. De Codecommissie is van oordeel dat Novartis met de door Sanofi-BMS gewraakte reclameuitingen, behoudens op 1 (ondergeschikt) onderdeel, niet in strijd met artikel 4 lid 1 van de Gedragscode heeft gehandeld. Evenmin ziet de Codecommissie in het handelen van Novartis schending van het bepaalde in de uitspraak van de Codecommissie 26 februari 2002 en/of met het door de voorzieningenrechter opgelegde verbod. Wel komt de Codecommissie tot het oordeel dat het door Novartis uitgezonden en op haar website gepubliceerde persbericht niet zuiver voorlichtend c.q. informatief van aard is en daarom als – met artikel 3 Code Publieksreclame strijdige - (publieks)reclame moet worden aangemerkt. De Codecommissie wijst de vordering van Novartis in conventie, strekkende tot vaststelling dat de reclameuitingen niet in strijd zijn met de regelgeving en/of de uitspraak van februari 2002, toe. In verband met overtreding van art 3 van de Code Publieksreclame wordt Novartis veroordeeld tot betaling van (een deel van) de procedurekosten. De vordering van Sanofi-BMS in reconventie, strekkende tot vaststelling dat bepaalde (niet in conventie besproken) reclameuitingen strijdig zijn met de regelgeving en/of de uitspraak van februari 2002, wordt afgewezen.
Datum: 26-10-2011
Onderwerp: Eisen aan informatie, Eisen aan reclame, Vergelijkende reclame
Instantie: Commissie van beroep
Type uitspraak: Klacht
Uitspraak: Beroep: Uitspraak bekrachtigd
1. Pfizer heeft beroep ingesteld tegen de in kort geding gegeven beslissing van de Codecommissie van 28 juli 2011, waarbij de klacht van Astellas gegrond is geoordeeld en aan Pfizer maatregelen zijn opgelegd, waaronder een bevel tot het verzenden van een rectificatiebrief aan de ontvangers van de reclame-uitingen van Pfizer voor haar geneesmiddel Toviaz 8 mg (fesoterodine). Dit receptplichtig geneesmiddel is geregistreerd voor de behandeling van de symptomen (veelvuldig plassen en/of plotselinge aandrang tot plassen en/of urge-incontinentie) die kunnen optreden bij patiënten met het overactieve blaassyndroom. In de reclame-uitingen van Pfizer werd hoofdzakelijk superioriteit geclaimd van Toviaz 8 mg ten opzichte van het eigen UR-geneesmiddel Detrusitol SR, werkzame stof: tolterodine SR 4 mg. De vergelijkende claims heeft Pfizer gebaseerd op een tweetal studies, kort gezegd de studies van Kaplan en Herschorn.
2. De Commissie van Beroep heeft - net als de Codecommissie - geoordeeld dat beide studies geen deugdelijke wetenschappelijke onderbouwing vormen van de vergelijkende claims wegens strijd met de artikelen 4.2, 4.3 en 5.8 sub g van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
3. Bij de beoordeling van de vraag of de studies van Kaplan en Herschorn zijn opgezet en uitgevoerd in overeenstemming met de SmPC van Toviaz kwam het aan op de uitleg van de SmPC. De Commissie van Beroep heeft op dat punt onder meer geoordeeld dat als uitgangspunt geldt dat voor de uitleg van - in dit geval het doseringsvoorschrift van - de SmPC in beginsel de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het - kennelijke onduidelijkheden daargelaten - niet aan op mogelijke interpretaties van onderliggende wetenschappelijke (registratie)onderzoeken, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de SmPC is gesteld. De tekst als zodanig heeft te gelden als een eenduidige leidraad voor de beroepsbeoefenaren. Beroepsbeoefenaren behoeven er niet op bedacht te zijn en behoeven dus ook niet (steeds) te onderzoeken of de dosering mogelijk (aanzienlijk) anders is of kan zijn dan in het doseringsvoorschrift van de SmPC volgens de letterlijke tekst is aangegeven. Bij de uitleg van de SmPC kan overigens wel acht worden geslagen op de elders in de SmPC gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van gevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. De uitleg die de Codecommissie aan de SmPC heeft gegeven is in overeenstemming met voornoemde maatstaf.
4. Ook de Commissie van Beroep heeft geoordeeld dat de in de studies van Kaplan en Herschorn toegepaste dosering wezenlijk afwijkt van de klinische praktijk. Pfizer heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door Kaplan en Herschorn gehanteerde dosering en doseringsschema, waarbij de dosering van de volledige patiëntenpopulatie al na één week van 4 mg naar 8 mg is opgetitreerd, - in afwijking van de SmPC - aansluit bij de klinische praktijk. Aard en strekking van de SmPC brengen mede dat het ter beoordeling van de behandelend arts is om, afhankelijk van de resultaten bij de betreffende patiënt, te besluiten tot een hogere dosering dan de aanvangsdosering van 4 mg.
5. Ten aanzien van de claims van Pfizer "Superieure effectiviteit bij UUI" en "Minder hinder van symptomen, meer kwaliteit van leven" heeft de Codecommissie in het midden gelaten of deze mede kunnen worden bestempeld als algemene superioriteitsclaims. In beroep is geoordeeld dat de plaatsing in het reclamemateriaal en de formulering van de teksten ook los kunnen worden gelezen van de vergelijking tussen Toviaz 8 mg en tolterodine SR 4 mg. Als op zichzelf staande uitingen kunnen zij de indruk wekken dat er niet alleen superieure effectiviteit wordt geclaimd ten opzichte van tolterodine SR 4 mg maar ook ten opzichte van andere geneesmiddelen met een zelfde of vergelijkbare therapeutische indicatie als Toviaz 8 mg, waaronder Vesicare van Astellas. Nu iedere vorm van wetenschappelijke onderbouwing van deze claims die impliciet ook een vergelijking met geneesmiddelen als Vesicare inhouden ontbreekt, zijn de beide claims ook om die reden in strijd met de Gedragscode.
6. Voorts is bevestigd het oordeel van de Codecommissie dat de reclame-uitingen geschikt zijn om ertoe bij te dragen dat beroepsbeoefenaren eerder de 8 mg dosering van Toviaz voorschrijven dan op grond van de SmPC is geïndiceerd. De claims die Pfizer bezigt met betrekking tot de superieure effectiviteit van Toviaz 8 mg zijn in zodanige mate prominent in beeld gebracht en indringend van aard dat zij bij de voorschrijvers snel de indruk kunnen wekken dat de 8 mg variant van Toviaz de eerst aangewezen dosering is. Met name door de expliciete wijze waarop Toviaz 8 mg onder de aandacht van beroepsbeoefenaren wordt gebracht en de aanzienlijke afwijking tussen het door de claims opgeroepen beeld en de tekst van de SmPC, kan de enkele verwijzing door middel van een voetnoot naar het in zeer kleine letters gedrukte doseringsvoorschrift van de SmPC aan het vorenstaande niet in voldoende mate afdoen. Dit leidt tot de conclusie dat de uitingen het rationele gebruik van Toviaz 8 mg of de hoogste dosering Toviaz in farmacotherapeutisch opzicht niet bevorderen.
7. De door de Codecommissie genomen maatregelen zijn, gezien de aard en de ernst van de overtreding van de bepalingen van de Gedragscode, in beroep passend geoordeeld. De Commissie van Beroep heeft daarbij betrokken dat er sprake is geweest van een maandenlange intensieve gerichte reclamecampagne van Pfizer, waarbij Pfizer voortdurend de in deze procedure besproken reclamematerialen rechtstreeks aan beroepsbeoefenaren heeft toegezonden en via advertenties, tijdschriftenbanderol en reclamefolders in de vorm van inserts in vaktijdschriften naar buiten heeft gebracht. De omvang en intensiteit van de reclamecampagne rechtvaardigen ook alleszins de bevolen rectificatie.