AA06.010 Grens gastvrijheid niet NL deelnemer
Op 7 april 2006 is het volgende advies (A06.010) gegeven.
Het verzoek van de aanvrager (A):
Gedurende 3 dagen in juni 2006 zal op locatie B (NL) een congres plaatsvinden dat zal worden georganiseerd door A (UK) en de European Association of x (X) en zal worden gesponsord door A Global. Een uitgebreid overzicht van het programma is bij de adviesaanvraag gevoegd.
Het congres is bestemd voor beroepsbeoefenaren uit tal van Europese landen, die op uitnodiging van A Global naar B zullen komen. Probleem is evenwel, dat ten aanzien van de uit het buitenland afkomstige beroepsbeoefenaren niet wordt voldaan aan de in de Nederlandse Gedragscode opgenomen eis, kort gezegd, dat de kosten van de geboden gastvrijheid niet meer mogen bedragen dan € 500 per keer of 50% van de totale kosten (par. B.8 van de Uitwerking Normen Gunstbetoon). Met het oog daarop is de onderhavige adviesaanvraag ingediend.
De concrete vraag van A is of laatstgenoemde eis ook moet gelden voor buitenlandse deelnemers aan deze en soortgelijke in Nederland te houden internationale bijeenkomsten. A meent van niet en heeft daarvoor een aantal argumenten aangevoerd welke voor een belangrijk deel te maken hebben met de reikwijdte en betekenis van de zgn “applicability clause” in de EFPIA Code betreffende de Reclame van Geneesmiddelen. Op een aantal van deze argumenten zal in de navolgende overwegingen worden teruggekomen.
Het oordeel van de Codecommissie:
Aan de Codecommissie is niet expliciet de vraag voorgelegd of de beoogde bijeenkomst is aan te merken als een wetenschappelijke bijeenkomst in de zin van par. B.7 van de Uitwerking Normen Gunstbetoon. Aangezien de Codecommissie pas aan de door A gestelde vraag kan toekomen als het antwoord op eerstgenoemde vraag bevestigend is, zal er vooralsnog van uitgegaan worden dat sprake is van een wetenschappelijke bijeenkomst in de zin als bovengenoemd. Daarbij wordt opgemerkt dat de verstrekte informatie onvoldoende is voor een kwalificatie als bedoeld, al geven de wel verstrekte inlichtingen op zichzelf beschouwd geen reden tot twijfel daarover.
Uitgangspunt in soortgelijke gevallen behoort te zijn dat de geboden gastvrijheid wordt geacht binnen redelijke perken te blijven indien de kosten van de gastvrijheid per beroepsbeoefenaar niet meer bedragen dan € 500 ofwel indien de beroepsbeoefenaar tenminste 50% van alle kosten zelf draagt (par. B.8 sub c van de Uitwerking Normen Gunstbetoon). Uit de bewoordingen van de adviesaanvraag, in onderling verband bezien, valt af te leiden dat A dit uitgangspunt, voor zover het betreft de uit Nederland afkomstige deelnemers, onderschrijft en daarnaar zal handelen.
In november 2004 heeft de European Federation of Pharmaceutical Industries and Associations (EFPIA) een gedragscode voor geneesmiddelenreclame vastgesteld onder de naam “EFPIA Code of Practice on the Promotion of Medicines”, hierna ook te noemen de EFPIA Code. Een Nederlandse vertaling van de EFPIA Code is beschikbaar, waaruit hieronder voor zover nodig zal worden geciteerd. Bij EFPIA zijn koepelorganisaties van de farmaceutische industrie in tenminste 20 Europese landen – waaronder Nederland – alsmede een aantal grote farmaceutische bedrijven (waaronder A) als leden aangesloten.
Blijkens de inleiding op de EFPIA Code onder het hoofd “toepasselijkheid van gedragscodes” bevat deze code de minimale standaarden die naar de mening van EFPIA moeten worden opgelegd. “Op een manier die verenigbaar is met hun respectievelijke nationale wet- en regelgeving moeten de aangesloten koepelorganisaties, minimaal, voorzieningen opnemen in hun nationale codes die niet minder strikt zijn dan de bepalingen opgenomen in de EFPIA Code”, aldus de tekst van de inleiding. Aangesloten koepelorganisaties moeten adequate procedures instellen om ervoor te zorgen dat hun leden de codes naleven.
Voorts bepaalt de EFPIA Code het volgende. “Reclame die plaatsvindt binnen Europa moet voldoen aan de van toepassing zijnde wetten en regelgeving. Bovendien moet reclame die plaatsvindt binnen Europa ook voldoen aan elk van de volgende “van toepassing zijnde codes”:
a) (i) in geval van reclame die uitgevoerd, gesponsord of georganiseerd wordt door een bedrijf dat binnen Europa gevestigd is, de nationale code van de aangesloten koepelorganisatie van het land waarin bedoeld bedrijf gevestigd is; of (ii) in geval van reclame die uitgevoerd, gesponsord of georganiseerd wordt door een bedrijf dat buiten Europa gevestigd is, de EFPIA Code; en
b) de nationale code van de aangesloten koepelorganisatie van het land waarin de reclame plaatsvindt.”
Nu A Global, het organiserende bedrijf, gevestigd is in het Verenigd Koninkrijk en de reclame resp. het gunstbetoon zal plaatsvinden in Nederland, zouden in dit geval zowel de Britse als de Nederlandse nationale code – de Gedragscode Geneesmiddelenreclame van de CGR – voor toepassing in aanmerking kunnen komen. Opmerking verdient in dit verband dat de bepaling inzake de maximum toegestane bijdrage (de hierboven gememoreerde regel van B.8 sub c van de Uitwerking Normen Gunstbetoon) in buitenlandse codes niet is opgenomen; alleen in Zweden bestaat een hiermee enigszins vergelijkbare regeling. vraag is nu of de regel van B.8 sub c ook van toepassing moet worden geacht op de buitenlandse (niet in Nederland praktiserende) beroepsbeoefenaren die aan de voorgestelde bijeenkomst in B zullen deelnemen.
De eerste overweging dient te zijn dat de EFPIA Code onmogelijk bindend kan zijn voor beroepsbeoefenaren uit andere landen dan Nederland. Deze beroepsbeoefenaren zijn immers direct noch indirect partij geweest bij de totstandkoming van de in de EFPIA Code vastgelegde afspraken. Anders dan ten aanzien van de Nederlandse Code het geval is als gevolg van afspraken met onder meer de beroepsorganisaties KNMP en KNMG, die als de in de Stichting CGR deelnemende partijen een gebondenheid voor en namens hun leden hebben aanvaard, zijn de uit het buitenland afkomstige beroepsbeoefenaren op geen enkele wijze bij de totstandkoming van de EFPIA Code of de Nederlands Gedragscode betrokken geweest en zullen zij ook veelal onbekend zijn met de daarin opgenomen normen. De uit het buitenland afkomstige deelnemers aan de bijeenkomst in B zijn derhalve niet verplicht zich aan EFPIA normen of aan de Nederlandse Gedragscode te conformeren.
Thans over de eventuele gebondenheid van A als farmaceutisch bedrijf. De Codecommissie is van oordeel dat de EFPIA Code zich niet leent voor rechtstreekse toepassing op gevallen als het onderhavige. Dit blijkt reeds uit de EFPIA Code zelf, waar deze vermeldt, onder meer, dat het de aangesloten koepelorganisaties zijn die voorzieningen in hun nationale codes moeten opnemen en procedures moeten instellen om ervoor te zorgen dat hun leden de codes naleven; zie de hierboven genoemde dan wel geciteerde bepalingen van de EFPIA Code. Dit is op zichzelf reeds een grond om aan te nemen dat de Codecommissie niet bevoegd is om aan haar voorgelegde feitelijke situaties te toetsen aan de EFPIA Code zolang en voor zover deze niet deel uitmaakt van de Nederlandse Gedragscode, hetgeen (nog) niet het geval is.
Daarbij komt dat de Codecommissie is ingesteld door de Stichting CGR met de opdracht te oordelen over de toepassing in de praktijk van de in Nederland vigerende Gedragscode Geneesmiddelenreclame, zulks met inachtneming van de Nederlandse wetgeving waaronder het Reclamebesluit Geneesmiddelen. Toetsing aan andere maatstaven zoals de EFPIA Code zou impliceren dat de Codecommissie haar opdracht en bevoegdheid te buiten gaat.
De ten deze bij uitstek toepasselijke regeling is te vinden in de Gedragscode Geneesmiddelenreclame, artikel 12. Daarin is bepaald, onder meer, dat vergunninghouders ervoor behoren te zorgen dat bij het verlenen van gastvrijheid aan beroepsbeoefenaren in het kader van samenkomsten deze gastvrijheid binnen redelijke perken blijft en ondergeschikt is aan het met de samenkomst beoogde doel, hetgeen ook geldt voor direct of indirect gesponsorde samenkomsten. Onder beroepsbeoefenaren in de zin van de Gedragscode moet worden verstaan: “beroepsbeoefenaren zoals omschreven in artikel 1 sub d van het Reclamebesluit Geneesmiddelen”. In laatstgenoemde bepaling worden dezen gedefinieerd als “apothekers, apotheekhoudende artsen, apothekersassistenten in de zin van de wet, personen op wie artikel 2f, eerste lid, van de wet”(Wet op de Geneesmiddelenvoorziening; CC) “van toepassing is, alsmede artsen, tandartsen en verloskundigen”. Deze omschrijving heeft noodzakelijkerwijs alleen betrekking op diegenen die krachtens de Nederlandse wetgeving gerechtigd zijn de genoemde beroepen uit te oefenen. In het buitenland werkzame beroepsbeoefenaren vallen dus in het algemeen niet onder de werking van de Gedragscode.
Daaruit volgt dat A als vergunninghouder niet verplicht is de normen van (bijvoorbeeld artikel 12 van) de Gedragscode Geneesmiddelenreclame in acht te nemen ten opzichte van laatstgenoemden, met name niet jegens niet-Nederlandse en niet in Nederland praktijk houdende beroepsbeoefenaren die deelnemen aan een wetenschappelijke bijeenkomst in Nederland.
Uit al het bovenstaande volgt dat het A vrijstaat de bedoelde bijeenkomst te organiseren en/of te sponsoren, ook indien ten aanzien van de buitenlandse deelnemers de financiële limiet genoemd in par. B.8 sub c van de Uitwerking Normen Gunstbetoon mocht worden overschreden.
3. Kosten:
De Codecommissie bepaalt dat de aan deze adviesaanvraag verbonden kosten separaat aan A in rekening zullen worden gebracht.
ID:
AA06.010
Onderwerp(en):
Samenkomsten in Nederland
Type beoordeling:
Advies
Uitspraak:
Positief
Instantie:
Codecommissie
Datum uitspraak:
07-04-2006