AA08.058 Sponsoring nascholing en geschenk
Op 10 december 2008 is het volgende advies (A08.058) gegeven.
1. Het verzoek:
X is voornemens een geaccrediteerde vorm van nascholing (CME – Continuing Medical Education) aan te bieden. Het is X gebleken dat om zoveel mogelijk beroepsbeoefenaren nascholing te laten volgen, de nascholing tegen een zo laag mogelijk tarief moet worden aangeboden. Daarom wil X de door haar op te zetten nascholing laten sponsoren door vergunninghouders.
De door X aan te bieden online nascholing zal worden aangeboden in de vorm van e-learning met bijbehorend schriftelijk cursusmateriaal en bijbehorende toetsen die digitaal afgelegd kunnen worden. Nascholing en toetsing gebeuren aan de hand van een zogenaamde pretoets, instructies voor het doornemen van het schriftelijke cursusmateriaal en het maken van de bijbehorende vragen, waarna de cursus wordt afgesloten met een posttoets. De nascholing is geaccrediteerd en bij succesvolle voltooiing van de cursus ontvangen de deelnemers accreditatiepunten. Het schriftelijke cursusmateriaal voor deze nascholing wordt door de buitendienst van de sponsor aan de beroepsbeoefenaar uitgereikt. Dit zal bij het aanbieden van de cursus in het kader van transparantie vooraf duidelijk worden medegedeeld aan de beroepsbeoefenaars.
Gelet op het feit dat X deze vorm van nascholing wil laten sponsoren door vergunninghouders, en tevens gelet op het feit dat ook beroepsbeoefenaren gehouden zijn aan de Gedragscode, stelt X er prijs op en heeft zij er belang bij dat de Codecommissie een adviesoordeel afgeeft over de verenigbaarheid van deze vorm van nascholing met de Gedragscode.
De door X aan te bieden nascholing is niet gericht op aanprijzing van geneesmiddelen. Het cursusmateriaal zal altijd bestaan uit reeds bestaande, derhalve niet speciaal voor het doel van de nascholing geschreven, dan wel samengestelde, schriftelijke materialen, CD-Rom’s en/of boeken. De inhoud van het cursusmateriaal komt dus onafhankelijk van X en/of de vergunninghouder tot stand.
In de voorgestelde constructie wordt de beroepsbeoefenaar door de vergunninghouder indirect niet meer aangeboden dan een vergoeding van de inschrijfkosten (inclusief cursusmateriaal). Een en ander is volgens X in lijn met de Gedragscode en om die reden toelaatbaar.
Tot zover woordelijk de toelichting van X. Over het bovenstaande wordt advies gevraagd aan de Codecommissie, zulks onder overlegging van een modelovereenkomst zoals X die met vergunninghouders wenst aan te gaan. Voorts, min of meer terloops, heeft X gevraagd om een oordeel van de Codecommissie “over het geven van producten van Van Dale, zoals bijvoorbeeld de woordenboeken der Nederlandse taal, aan artsen door vergunninghouders”.
2. Het oordeel van de Codecommissie:
In artikel 59 van het Reglement van de Codecommissie is bepaald dat iedere belanghebbende de Codecommissie om een advies kan verzoeken omtrent de verenigbaarheid van een eigen (voorgenomen) handelen of nalaten met de bepalingen van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame (hierna “de Code”). Ofschoon X niet is een vergunninghouder of beroepsbeoefenaar en zij derhalve zelf niet gebonden is aan de bepalingen van de Code, meent de Codecommissie niettemin dat zij, X – gelet op de omstandigheid dat zij actief wenst deel te nemen aan (rechts)handelingen met vergunninghouders en beroepsbeoefenaren – er belang bij heeft te vernemen of haar voornemens in overeenstemming zijn met de Code. X kan dus als belanghebbende in de zin van artikel 59 worden aangemerkt.
De beschrijving door X van de plannen is hierboven volledig geciteerd, zodat met betrekking tot de feiten in zoverre naar het bovenstaande mag worden verwezen. De modelovereenkomst houdt onder meer (en kort samengevat) in dat X de door haar ontwikkelde nascholingsmodule via haar webshop tegen betaling zal aanbieden aan de doelgroep (in het kader van dit advies kan hier om praktische redenen gelezen worden “beroepsbeoefenaren” als bedoeld in de Code), maar dat de vergunninghouder het middels een financiële bijdrage mogelijk zal maken deze module gratis aan te bieden aan (een deel van) de beroepsbeoefenaren. Het beloop van het geldbedrag is niet meegedeeld. De vergunninghouder heeft geen invloed op de inhoud van de nascholingsmodule, zo is in de overeenkomst vermeld; X verzorgt de inhoudelijke ontwikkeling. “De module wordt geaccrediteerd opgeleverd”. Artsen ontvangen een uitnodiging uit naam van X, met vermelding van de vergunninghouder als sponsor. Laatstgenoemde brengt het cursusmateriaal langs bij deelnemende artsen. “Indien het een nascholing betreft in combinatie met een e-toets zal bij starten van de toets de naam van (…vergunninghouder…) een paar seconden in beeld komen.” X verleent de vergunninghouder exclusiviteit voor het gratis aanbieden van de module aan de in het contract nader te omschrijven doelgroep gedurende een nader te bepalen periode. Tot zo ver de modelovereenkomst.
De Codecommissie merkt op dat geen gedetailleerde inlichtingen zijn verstrekt over de inhoud van de aan te bieden cursus(sen) en de eventuele accreditatie. X stelt slechts dat zij en niet de vergunninghouder de inhoud bepaalt (naar de Codecommissie aanneemt, draagt laatstgenoemde daaraan wel bij door inbreng van haar expertise). Welke instantie over de accreditering beslist en welke onderdelen voor hoeveel punten worden geaccrediteerd is niet meegedeeld, wellicht omdat deze elementen pas later kunnen worden ingevuld en nu nog niet bekend zijn. Ook is niet meegedeeld welke bedragen door vergunninghouders zullen moeten worden betaald teneinde X in staat te stellen de modules gratis aan deelnemers aan te bieden. Een en ander brengt mee dat de Codecommissie niet de mogelijkheid heeft deze essentiële onderdelen te toetsen aan de Code, hoewel toch de Code en de daaruit voortvloeiende richtlijnen de toelaatbaarheid van voornemens in veel gevallen afhankelijk stellen van bovengenoemde elementen. Met name kan de Codecommissie thans niet beoordelen in hoeverre straks sprake zal zijn van informatie – al of niet van wetenschappelijke aard – dan wel van reclame voor geneesmiddelen (waarvoor de Codecommissie verwijst naar de “Nadere invulling van het onderscheid tussen reclame en informatie voor geneesmiddelen”). De Codecommissie heeft er weliswaar begrip voor dat niet alle onderdelen van het plan reeds vaststaan, maar stelt voorop dat dit advies daarom ook niet anders kan zijn dan richtinggevend. Uit dit advies mag bijvoorbeeld niet worden afgeleid dat de gedetailleerde uitwerking van de plannen te zijner tijd al of niet in overeenstemming is met de Code.
De vraag is hoe de voorgestelde vorm van aanbieden van nascholing moet worden gekwalificeerd. Daarbij moet uiteraard allereerst worden gedacht aan sponsoring in de zin van de “Gedragsregels Sponsoring” (X spreekt zelf ook steeds van sponsoring). Ook heeft het plan elementen die wijzen op de toepasselijkheid van de artikelen 18 tot en met 22 van de Code en naar de Uitwerking Normen Gunstbetoon inzake geschenken. Tenslotte is vergelijking mogelijk met nascholingsbijeenkomsten, uiteraard met dien verstande dat in dit geval deelnemers niet fysiek bijeenkomen maar ieder voor zich online de voor hen bestemde boodschappen tot zich nemen.
Sponsoring is gedefinieerd als “het door een vergunninghouder verlenen van financiële dan wel anderszins op geld waardeerbare ondersteuning (…) aan beroepsbeoefenaren, samenwerkingsverbanden van beroepsbeoefenaren en/of instellingen waar beroepsbeoefenaren in participeren dan wel werkzaam zijn” (art. 1 van de Gedragsregels Sponsoring). Sponsoring aan individuele beroepsbeoefenaren is niet toegestaan (art. 3). De toepasselijkheid van de regeling inzake geschenken aan individuele beroepsbeoefenaren (Uitwerking Normen Gunstbetoon) blijft onverlet.
De Codecommissie komt tot de conclusie dat in het voorgestelde geval sprake is van financiële – althans op geld waardeerbare – ondersteuning van individuele beroepsbeoefenaren. Het is immers de vergunninghouder die (mede) bepaalt welke beroepsbeoefenaren voor deelname in aanmerking komen, althans daarop aanmerkelijke (directe of indirecte) invloed heeft, hetgeen wordt onderstreept door het feit dat de vergunninghouder zorg draagt voor de verstrekking aan de artsen van het cursusmateriaal en de bewijzen van deelname, nodig voor de accreditatie. De keuze van de deelnemers wordt dus mede bepaald door de belangen van de vergunninghouder.
Dit alles zou anders kunnen zijn indien ondersteuning wordt verleend aan samenwerkingsverbanden van artsen, bijvoorbeeld stichtingen of maatschappen, maar daaromtrent is niets gesteld of gebleken. Ook merkt de Codecommissie op dat de Gedragsregels Sponsoring nog andere eisen stellen aan sponsoring, maar de Codecommissie beschikt zoals gezegd niet over voldoende informatie om daarover een oordeel te geven. Wel wil de Commissie aannemen dat de aangeboden nascholing – indien en voor zover vrij van aanprijzende elementen en geaccrediteerd – kan leiden tot verbetering van de zorg voor patiënten of bevordering van de medische wetenschap (art. 5.1 van de Gedragsregels Sponsoring).
Ten aanzien van te sponsoren samenwerkingsverbanden en de eisen die daaraan gesteld worden willen de Gedragsregels Sponsoring van positieve toepassing zijn, verwijst de Codecommissie naar de toelichting bij artikel 2.1 van die gedragsregels. Ook wordt verwezen naar het advies d.d. 11 september 2008 onder nummer A08.065, te vinden op de website van de CGR, www.cgr.nl onder jurisprudentie / adviesoordelen, waarin enkele relevante praktijkvoorbeelden zijn beoordeeld.
Uit het vorenstaande volgt dat sponsoring in de gegeven omstandigheden en op de beschreven wijze niet toelaatbaar is. De voorgestelde werkwijze met betrekking tot individuele artsen impliceert veeleer het geven van geschenken. Dit is slechts toegestaan indien een geschenk van geringe waarde is (maximaal € 50 per keer resp. € 150 per jaar per therapeutische klasse) en van betekenis kan zijn voor de beroepsuitoefening. Het laatste is met betrekking tot de nascholing aannemelijk, het eerste, de waarde van het geschenk, blijkt niet uit de door X gestelde feiten. Voor zover de door X aan te bieden dienst, eventueel na aftrek van een eigen bijdrage van de beroepsbeoefenaren, de genoemde maxima niet overschrijdt, zou deze als geschenk toelaatbaar zijn.
Op het eerste gezicht kan het merkwaardig lijken dat voor een moderne vorm van (online) nascholing (naar de Codecommissie voorshands aanneemt, wetenschappelijke nascholing) meer stringente beperkingen gelden dan voor een nascholing in het kader van een traditionele wetenschappelijke bijeenkomst. Men dient in dit verband echter te bedenken dat laatstgenoemde bijeenkomsten in beginsel niet alleen een collectief karakter maar ook een belangrijk element van gastvrijheid hebben en voorts dat het individuele aspect dat het plan van X aankleeft – en daarmee ook de eigenschap van individuele geschenken – voor een belangrijk deel kan worden weggenomen door de dienst aan samenwerkingsverbanden van beroepsbeoefenaren aan te bieden.
Het advies van de Codecommissie is derhalve de CME nascholingscursus hetzij uitsluitend aan samenwerkingsverbanden van beroepsbeoefenaren – zoals stichtingen en maatschappen – aan te bieden, zulks met inachtneming van ook alle overige bepalingen van de Gedragsregels Sponsoring, hetzij aan individuele beroepsbeoefenaren aan te bieden met inachtneming van de in de Uitwerking Normen Gunstbetoon gestelde maxima voor geschenken, bijvoorbeeld door een eigen bijdrage van deelnemers te verlangen.
X heeft nog gevraagd of het toelaatbaar is dat vergunninghouders producten van Van Dale, zoals het Woordenboek der Nederlandse Taal, aan artsen geven, lees: ten geschenke geven. Het moge duidelijk zijn dat een dergelijke handelwijze valt onder de werking van de Uitwerking Normen Gunstbetoon, onderdeel A (het geven en ontvangen van geschenken). Daarvoor gelden de maximale bedragen zoals hierboven al vermeld. Het komt de Codecommissie voor dat met de dikke Van Dale dit maximum wordt overschreden. Bovendien vermag de Codecommissie niet in te zien in welk opzicht dit geschenk van betekenis kan zijn voor de beroepsuitoefening, hetgeen volgens meergenoemde regeling een vereiste is. De Codecommissie adviseert daarom dit geschenk achterwege te laten.
3. De kosten:
De Codecommissie bepaalt dat de aan deze adviesaanvraag verbonden kosten separaat aan X in rekening zullen worden gebracht.
Aldus gedaan te Gouda op 10 december 2008 door mr. M. de Boer, voorzitter.
ID:
AA08.058
Onderwerp(en):
Geschenken, Sponsoring
Type beoordeling:
Advies
Uitspraak:
Negatief
Instantie:
Keuringsraad
Datum uitspraak:
10-12-2008