AA16.005 Bijeenkomst in Chicago
ADVIES (AA16.005) van de Codecommissie op het verzoek van [X] op de voet van artikel 59 van het Reglement van de Codecommissie en de Commissie van Beroep van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame, uitgebracht door de voorzitter van de Codecommissie. De Codecommissie heeft kennis genomen van de adviesaanvraag met bijlagen van 15 januari 2016 en van de eerdere correspondentie in december 2015 tussen [X] en CGR over het hierna te bespreken voornemen van [X].
1. Het verzoek[X] is de officiële partner van de Amerikaanse [wetenschappelijke vereniging Y] en heeft van [wetenschappelijke vereniging Y] de licentie gekregen om satellietbijeenkomsten te organiseren tijdens de annual meeting van de [wetenschappelijke vereniging [Y] die [in 2016] plaatsvindt in Chicago.
[X] heeft het voornemen tijdens die conferentie van [wetenschappelijke vereniging Y] in Chicago gedurende tweeëneenhalve dag in opdracht van [wetenschappelijke vereniging Y] een satellietsymposium in België te organiseren voor 50 Belgische en 25 Nederlandse beroepsbeoefenaren.Doel is zoveel mogelijk artsen kennis te laten nemen van de inhoud die tijdens de annual meeting in Chicago aan bod komt.
Een thans nog niet bekende programmacommissie zal uit het aanbod van [wetenschappelijke vereniging Y] in Chicago een aantal sessies selecteren die in België aan de deelnemende beroepsbeoefenaren via het internet zullen worden getoond. Daarnaast zullen via een livestream een aantal experts aan het woord komen vanuit Chicago en vragen beantwoorden die door deelnemers in België worden gesteld.
Het is de bedoeling dat meerdere, thans nog niet bekende, vergunninghouders alle kosten van deze satellietbijeenkomsten samen voor hun rekening zullen nemen.
De kosten voor de deelnemers aan de bijeenkomst in België worden geraamd op € 500,00 per beroepsbeoefenaar en het volledige bedrag van € 500,00 zal volgens het voornemen van [X] aan iedere deelnemer worden vergoed door de hiervoor bedoelde, thans nog onbekende vergunninghouders.
In die kosten zijn begrepen voeding en overnachtingen in een nog niet bekend hotel in een nog niet bekende plaats in België. Inclusief andere kosten heeft [X] het totaal van uitgaven voor deze satellietbijeenkomst berekend op € 206.800,00. [X] vraagt thans advies over de geoorloofdheid van het voorgenomen gunstbetoon.
2. De beoordeling door de Commissie
De Commissie stelt voorop dat [X] zelf noch vergunninghouder noch beroepsbeoefenaar is. Hoewel niet helemaal duidelijk is of [X] deze bijeenkomst organiseert voor eigen rekening en risico dan wel als vertegenwoordiger van [wetenschappelijke vereniging Y] voor rekening en risico van [wetenschappelijke vereniging Y] – vooralsnog gaat de commissie ervan uit dat [X] dit zal doen voor eigen rekening en risico nu zij een licentie van [wetenschappelijke vereniging Y] heeft – kan worden vastgesteld dat dit voor navolgend oordeel niet van belang is, omdat ook [wetenschappelijke vereniging Y] geen vergunninghouder of beroepsbeoefenaar in de zin van de Gedragscode is. De Code Geneesmiddelenreclame bindt haar en [wetenschappelijke vereniging Y] dan ook niet en beperkt het eigen handelen van verzoekster of [wetenschappelijke vereniging Y] op geen enkele manier.
Toch kan [X] in dit geval in haar aanvraag voor advies worden ontvangen, omdat de beroepsbeoefenaren die zullen deelnemen aan de door haar te organiseren bijeenkomst en aan wie door een bijdrage in de kosten gunstbetoon wordt verstrekt wel gebonden zijn aan de Code.
Hoewel thans nog niet duidelijk is welke vergunninghouders een bijdrage zullen doen – [X] wil pas vergunninghouders gaan benaderen nadat CGR een uitspraak over de toelaatbaarheid van dit gunstbetoon heeft gedaan – moet er voor dit verzoek vanuit worden gegaan dat [X] het oog heeft op vergunninghouders als bedoeld in artikel 18 van de Geneesmiddelenwet, die dientengevolge gebonden zijn aan de Gedragscode.
De strekking van de Gedragscode Geneesmiddelen reclame, ook als die in de letterlijke tekst van een bepaling niet altijd tot uitdrukking komt, is dat vergunninghouders en beroepsbeoefenaren in hun onderlinge relaties steeds bedacht moeten zijn op wederzijds niet toelaatbare beïnvloeding, die gevolgen zou kunnen hebben voor (niet rationeel) voorschrijfgedrag. Zie bijvoorbeeld de toelichting op artikel 1 en artikel 4.1 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. Om die reden dient elke beroepsbeoefenaar bekend te zijn met gunsten die hem, direct of indirect, door een bepaalde, niet anonieme vergunninghouder worden verleend, zodat hij zelf een beoordeling kan maken van de toelaatbaarheid van bepaalde gunsten die hij ontvangt. Iedere bijdrage van een vergunninghouder die lasten van een beroepsbeoefenaar vermindert dient daarom getoetst te kunnen worden aan de Gedragscode Geneesmiddelenreclame, ook indien die bijdrage niet rechtstreeks aan de beroepsbeoefenaar wordt gedaan. Ook de vergunninghouder dient bekend te zijn met de persoon van de beroepsbeoefenaar aan wie hij gunstbetoon verleent, al was het maar om te kunnen vaststellen of het maximumbedrag als bedoeld in art. 6.4.6 lid 1 van de Gedragscode niet wordt overschreden. De transparantievoorschriften, die controle en verantwoording mogelijk maken, zijn een aanvulling op de geest van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
Het verzoek is op nagenoeg alle voor een rationele beoordeling van de toelaatbaarheid van het voorgenomen gunstbetoon noodzakelijke elementen onvolledig of onduidelijk. Om die reden kan het advies niet anders dan negatief zijn.
Op dit moment staat het programma van de satellietbijeenkomst niet vast. Evenmin is al bekend wie de programmadirectie zullen voeren. Weliswaar is aannemelijk dat de invulling door [wetenschappelijke vereniging Y] borg staat voor hoge kwaliteit, maar nu uit het aangeboden programma een selectie wordt gemaakt kan thans formeel nog geen oordeel over de wetenschappelijke kwaliteit van het aanbod worden gegeven. Ook kan niet worden beoordeeld of de programmacommissie voldoende onafhankelijk is van de gunstbetoon verlenende vergunninghouder(s); noch de leden van de programmacommissie, noch de toekomstige gunstbetoon verlenende vergunninghouder(s) zijn immers bekend. Zo kan ook niet worden vastgesteld dat de betreffende vergunninghouder geen invloed op het programma of op de inhoud van één of meer programmaonderdelen heeft uitgeoefend.
Evenmin blijkt hoeveel tijd per dag of per dagdeel aan sessies zal worden besteed.
Onbekend is ook de locatie waar de bijeenkomst zal worden gehouden. De algemene aanduiding in België is onvoldoende om de Commissie de mogelijkheid te geven te toetsen of de bijeenkomst plaatsvindt in een passende locatie als bedoeld in art. 6.4.1. van de Gedragscode. Ook vraagt de Commissie zich af hoe [X] blijkens de overgelegde specificatie van kosten kan berekenen dat de kosten voor overnachtingen en voeding € 500,00 zullen bedragen indien nog niet bekend is waar de bijeenkomst zal worden gehouden.
Ook kan niet worden vastgesteld tot welk bedrag welke vergunninghouder zal bijdragen in het gunstbetoon. Uit hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de noodzaak van kenbaarheid van de persoon van de vergunninghouder volgt dat bij het ontbreken van die kenbaarheid de Commissie niet in staat is tot een behoorlijke toetsing van het voornemen van gunstbetoon te komen.
Dit alles maakt dat het advies negatief moet zijn.
Wellicht zou hier anders over kunnen worden gedacht indien alle hiervoor als ontbrekend aangeduide feiten met uitzondering van de naam van de vergunninghouders wel bekend zouden zijn.
Er zou dan een advies in abstracto kunnen worden uitgebracht onder de voorwaarde dat de nadien bekend geworden vergunninghouder alsnog zijn voornemen tot gunstbetoon voor de hier bedoelde bijeenkomst in concreto aan CGR voorlegt. De Commissie stelt zich voor dat dit dan zou kunnen gebeuren in de vorm van een verzoek om een verkort advies met verwijzing naar het betreffende advies dat met betrekking tot de vergunninghouder nog in abstracto is gegeven.
Dit concrete verzoek van een bepaalde vergunninghouder is noodzakelijk om te kunnen beoordelen of tussen de betreffende vergunninghouder en deelnemende beroepsbeoefenaren geen sprake zal zijn van wederzijds ontoelaatbare beïnvloeding.
Met [X] is de Commissie van oordeel dat een satellietbijeenkomst gevolgd via verbindingen over het internet een welkome aanvulling kan zijn op de mogelijkheden de ontwikkelingen op het eigen vakgebied intensief te bestuderen tegen beperkte(re) kosten en tijdbeslag. Dit neemt echter niet weg dat ook een satellietbijeenkomst dient te voldoen aan alle in de Gedragscode gestelde eisen indien daarvoor gunstbetoon wordt verstrekt.
Vooruitlopend op een eventueel nieuw en nader toegelicht verzoek van [X] overweegt de Commissie nog het volgende. Het is gewenst dat [X] in een eventueel volgend verzoek verklaart waarom ook de Nederlandse deelnemers naar België gaan voor een bijeenkomst die over het internet ook in Nederland zou kunnen worden gevolgd.
De conclusie van het voorgaande is dat het verzoek van [X] zo onvolledig is dat het advies niet anders dan negatief kan zijn.
3. De kosten
De Codecommissie bepaalt dat de aan deze adviesaanvraag verbonden kosten aan [X] separaat in rekening zullen worden gebracht.
Aldus gedaan te Amsterdam, 1 maart 2016 door mr. J.A.J. Peeters, voorzitter.
ID:
AA16.005
Onderwerp(en):
Samenkomsten in buitenland
Type beoordeling:
Advies
Uitspraak:
Negatief
Instantie:
Codecommissie
Datum uitspraak:
01-03-2016