B21.009 Pfizer en Pharmacia/MSD

BESLISSING VAN BEROEPSKAMER 1 VAN DE COMMISSIE VAN BEROEP VAN DE STICHTING CODE GENEESMIDDELENRECLAME

In de zaak van:
1. de besloten vennootschap PFIZER B.V., gevestigd te Capelle a/d IJssel en
2. de besloten vennootschap PHARMACIA B.V., gevestigd te Woerden,
appellanten,
advocaat mr C.S.M. Morel te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap MERCK SHARP & DOHME B.V.,
gevestigd te Haarlem,
geïntimeerde,
advocaat mr L. Oosting te Amsterdam,
met betrekking tot een klacht ten aanzien van een uiting van geneesmiddelenreclame voor het middel: Celebrex ® ( verder: Celebrex).
Partijen zullen verder ook worden genoemd Pfizer en Pharmacia respectievelijk MSD.

1. HET GEDING IN BEROEP
1.1 Bij brief van 12 juni 2001 zijn Pfizer en Pharmacia bij de Commissie van Beroep van de Stichting Code Geneesmiddelen Reclame (verder te noemen: de Commissie van Beroep) in beroep gekomen van een op 18 mei 2001 onder nummer K21009 in kort geding uitgesproken beslissing van de Codecommissie van de Stichting Geneesmiddelen Reclame (verder te noemen: de Codecommissie), gegeven tussen MSD als klaagster en Pfizer en Pharmacia als verweersters.

1.2 Bij hun beroepschrift hebben Pfizer en Pharmacia een aantal grieven tegen voormelde beslissing aangevoerd en geconcludeerd dat de Commissie van Beroep de beslissing van de Codecommissie van 18 mei 2001 zal vernietigen en alsnog de vorderingen van MSD zal afwijzen.

1.3 Ter zitting van 28 augustus 2001 heeft de behandeling van het beroep plaatsgevonden. Namens Pharmacia waren aanwezig [vertegenwoordigers A en B]. Namens Pfizer was aanwezig [vertegenwoordiger C]. Appellanten werden bijgestaan door mr Morel voornoemd en mr M.O. Meulenbelt, advocaat te Amsterdam. MSD was ter zitting vertegenwoordigd door mr. E.C. Hondius en de heer P. Dingeldein, bijgestaan door mr Oosting. De raadslieden hebben de standpunten van partijen aan de hand van een pleitnota toegelicht. Nadat de raadslieden nog hadden gere – en gedupliceerd, hebben partijen hun stukken overgelegd en een beslissing gevraagd. De inhoud van al deze stukken geldt als hier ingelast.

2. DE GRIEVEN
2.1 Pfizer en Pharmacia hebben grieven tegen de beslissing van de Codecommissie aangevoerd, welke de Commissie van Beroep als volgt heeft samengevat:
I. Kamer I van de Codecommissie heeft zich ten onrechte bevoegd geoordeeld.
II. Ten onrechte heeft de Codecommissie niet gereageerd op het verweer dat artikel 5 van de Code Publieksreclame niet van toepassing is op receptgeneesmiddelen als het onderhavige geneesmiddel Celebrex, doch slechts op zelfzorggeneesmiddelen.
III. Ten onrechte is de Codecommissie niet ingegaan op het verweer dat een totaalverbod op de in artikel 5 van de Code Publieksreclame aangeduide regelingen in strijd is met EEG Richtlijn 92/28 en het Nederlandse mededingingsrecht.
IV. Ten onrechte heeft de Codecommissie – anders dan bij wege van het formulier – publieksreclame aangenomen vanwege het “ pull marketing effect ” .
V. Ten onrechte heeft de Codecommissie in de overweging “ ten overvloede ” overwogen dat niet gezegd kan worden dat de formulieren geen wervende elementen bevatten.
VI. Ten onrechte legt de Codecommissie verband tussen de aard van de medische indicatie, het feit dat huisartsen formulieren toegezonden hebben gekregen en enig verkoopbevorderend effect bij de patiënt. Onduidelijk is hoe patiënten over de regeling zouden worden geïnformeerd voordat hen Celebrex wordt voorgeschreven.
VII. Ten onrechte heeft de Codecommissie te kennen gegeven geen waarde te hechten aan de stellingen van Pfizer en Pharmacia met betrekking tot de in het geding gebrachte standpunten van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Inspectie voor de volksgezondheid en de KNMP.

3. DE FEITEN
3.1 De Commissie van Beroep gaat uit van de volgende, in hoger beroep niet weersproken feiten, welke deels zijn opgenomen in de beslissing van de Codecommissie. Pfizer, Pharmacia en MSD zijn ondernemingen die zich bezighouden met de productie, verhandeling en distributie van geneesmiddelen. MSD brengt onder meer sinds april 2000 in Nederland het geneesmiddel Vioxx (werkzaam bestanddeel: rofecoxib) op de markt, dat geïndiceerd is voor de symptomatische behandeling van artrose. Vioxx is een COX – 2 selectieve NSAID, dat wil zeggen dat het cyclo – oxygenase 2 (COX – 2) enzym selectief wordt geremd ten opzichte van het cyclo – oxygenase 1 (COX – 1) enzym. Pharmacia en Pfizer brengen sinds kort samen het geneesmiddel Celebrex (werkzaam bestanddeel: celecobix) op de markt, een geneesmiddel dat eveneens een zogenoemde COX – 2 selectieve NSAID is en dat geïndiceerd is voor de symptomatische behandeling van artrose en reumatoïde artritis. Vioxx en Celebrex zijn receptgeneesmiddelen, die uitsluitend op voorschrift van de arts worden verstrekt. Van Vioxx wordt de dosering van 25 mg volledig vergoed; de dosering van 12,5 gedeeltelijk. De doseringen van Celebrex (100 en 200 mg) worden gedeeltelijk vergoed. Pfizer en Pharmacia hebben onder beroepsbeoefenaren brieven met bijlagen d.d. 12 maart 2001 verspreid. De inhoud van deze bescheiden luidt als volgt: Brief 1:
“ (..) Celebrex ® ( 200 mg celecobix) is een nieuw geneesmiddel dat is geregistreerd voor de behandeling van artrose én reumatoïde artritis. Celebrex behoort tot de nieuwe WHO – klasse van de coxibs en remt – in tegenstelling tot de klassieke NSAID ’ s – specifiek COX – 2 (cyclo – oxygenase – 2).
In korte tijd zijn inmiddels ruim 15 miljoen patiënten in meer dan 50 landen met Celebrex behandeld. Behalve in Nederland. Omdat Celebrex hier nog geen volledige vergoedingsstatus heeft, is het tot op heden niet in Nederland verkrijgbaar. Pharmacia en Pfizer werken ten behoeve van Celebrex samen en vinden de trage gang van zaken rond de vergoeding van Celebrex onwenselijk. Uiteraard blijven we in gesprek met de overheid inzake de juiste plaats van Celebrex in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Voor patiënten die Celebrex dringend nodig hebben – zoals patiënten met reumatoïde artritis voor wie geen andere coxib beschikbaar is – stellen Pharmacia en Pfizer in Nederland Celebrex voorlopig op beperkte schaal beschikbaar bij reumatologen. Dit betekent dat u patiënten op uw spreekuur kunt krijgen aan wie een reumatoloog Celebrex heeft voorgeschreven. Voor de bijbetaling door deze patiënten is een tijdelijke compensatieregeling van toepassing, waarover zij via de reumatoloog worden geïnformeerd. Patiënten die zich voor een herhaalrecept bij u melden krijgen dit automatisch ook gecompenseerd. Mocht u vragen hebben over Celebrex, dan kunt u bellen met 024 – 3655080 ”
Brief 2:
“ ( luidt conform de hierboven weergegeven eerste alinea) en voorts: Dit resulteert in krachtige pijnstilling en ontstekingsremming zonder COX – 1 gerelateerde effecten. De pijnstillende werking van Celebrex is zeker zo krachtig als die van de meest gebruikte NSAID ’ s in hoge doseringen, terwijl het een buitengewoon gunstig veiligheidsprofiel laat zien. Zo komen gastro – intestinale complicaties significant minder voor en heeft Celebrex geen invloed op de plaatjesaggregatie. Deze eigenschappen hebben er toe bijgedragen dat in korte tijd ruim 15 miljoen patiënten in meer dan 50 landen met Celebrex werden behandeld. Celebrex is daarmee de meest voorgeschreven coxib in de Verenigde Staten en Europa. Behalve in Nederland. Omdat Celebrex hier nog geen volledige vergoedingstatus heeft, is het tot op heden niet in Nederland verkrijgbaar. Uiteraard blijven we in gesprek met de overheid inzake de juiste plaats van Celebrex in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Pharmacia en Pfizer werken ten behoeve van Celebrex samen en betreuren de trage gang van zaken rond de vergoeding. Dit geld met name voor patiënten die Celebrex dringend nodig hebben zoals patiënten met reumatoïde artritis voor wie momenteel geen coxib met volledige vergoeding beschikbaar is. Daarom stellen Pharmacia en Pfizer in Nederland Celebrex voorlopig op beperkte schaal beschikbaar op voorschrift van reumatologen. Dit betekent dat zich patiënten in uw apotheek kunnen melden aan wie een reumatoloog Celebrex heeft voorgeschreven. Wij realiseren ons dat het voor patiënten vervelend is te moeten bijbetalen. Daarom introduceren wij tegelijkertijd een tijdelijke compensatieregeling voor patiënten. Gezocht is naar een regeling die u als apotheker zo min mogelijk belast. Patiënten ontvangen van hun specialist een formulier, waarmee zij zelf het bijbetaalde bedrag kunnen declareren. Herhalingsrecepten via de huisartsen worden automatische via hetzelfde systeem gecompenseerd. Onze accountmanager informeert u hier graag nader over. Mocht u vragen hebben over Celebrex, dan kunt u bellen met 024 – 3655080. U kunt ook informatie aanvragen via de bijgevoegde antwoordkaart.”
Bijlage:
“ Waarom een compensatieregeling voor Celebrex? Uw dokter heeft u Celebrex (celecobix) voorgeschreven en u dit formulier meegegeven. Celebrex is een nieuw geneesmiddel dat door de overheid (nog) niet volledig wordt vergoed. Dit betekent dat de apotheker u een bijbetaling in rekening moet brengen. De bijbetaling bedraagt fl 27,49 incl. BTW per verpakking Celebrex (30 capsules van 200 mg). Omdat het voor patiënten vervelend is te moeten bijbetalen, bieden Pharmacia en Pfizer, de bedrijven achter Celebrex, u de gelegenheid het door u betaalde bedrag via een compensatieregeling terug te ontvangen. Daarvoor kunt u dit formulier gebruiken. Zo vraagt u een compensatieregeling aan:
Stap 1 U heeft een recept Celebrex en dit formulier ontvangen.
Stap 2 U rekent bij de apotheek de bovengenoemd bijbetaling af en u ontvangt de nota van de apotheek.
Stap 3 U vult op de achterzijde van dit formulier uw naam, adres, telefoonnummer en bank – of girorekeningnummer in.
Stap 4 U stuurt het ingevulde formulier, tezamen met de nota van de apotheek (of het duplicaat, indien u de nota nodig heeft voor uw verzekering), in een gesloten envelop naar Celebrex Compensatieregeling Antwoordnummer (..) Nijmegen (..) ” De achterzijde van het formulier biedt ruimte voor de hierboven genoemde persoonlijke gegevens en vermeldt dat de regeling ook van toepassing is op herhalingsrecepten.”
Pfizer en Pharmacia hebben (de) reumatologen verzocht aanvraagformulieren voor de compensatieregeling na prescriptie van Celebrex aan patiënten te overhandigen.

4. DE BEHANDELING VAN DE GRIEVEN
4.1.1 Ter onderbouwing van grief I hebben Pfizer en Pharmacia aangevoerd dat de kernvraag die beoordeeld moest worden is – de Codecommissie heeft dat zelf ook aangegeven – of artikel 5 van de Code Publieksreclame is geschonden en/of dat er anderszins sprake is van ontoelaatbare publieksreclame, meer in het bijzonder of er sprake is van een door artikel 5 verboden “ refundactie ” . Kamer II van de Codecommissie – en niet Kamer I – is tot kennisneming van klachten als de onderhavige bevoegd. MSD zelf heeft aangegeven dat de klacht zich niet richt tot beroepsbeoefenaren. De Codecommissie heeft overigens ook geen reclame – uiting jegens beroepsbeoefenaren aangenomen.
4.1.2 De Commissie van Beroep overweegt omtrent grief I als volgt. Per 26 juni 2001 heeft het bestuur van de Stichting CGR een aantal wijzigingen in het reglement van de Codecommissie en de Commissie van Beroep aangebracht. Bij het huidige (nieuw toegevoegde) artikel 5.3 is de mogelijkheid gecreëerd dat de voorzitter van een kamer in individuele gevallen kan afwijken van de in de eerste twee leden van dat artikel neergelegde hoofdregel, dat Kamer I is belast met het toezicht op en de behandeling van klachten over de naleving van de bepalingen van de Gedragscode, tenzij het gaat om reclame activiteiten gericht op het publiek en Kamer II, voor zover het gaat om reclame activiteiten gericht op het publiek. De oorspronkelijke klacht van MSD is echter ingediend onder de vigeur van het “ oude ” reglement. Dat reglement bood geen voorziening voor de kamervoorzitter als hiervoor genoemd. In dat licht bezien kan geen bevoegdheid van Kamer I worden aangenomen tot kennisneming van klachten met betrekking tot reclame activiteiten gericht op het publiek. In de door partijen als “ de Claritinezaak ” aangeduide zaak heeft de Commissie van Beroep een dergelijke bevoegdheid van Kamer I ook niet aangenomen, doch heeft zij overwogen dat ingeval van vastgestelde bevoegdheid tot kennisneming van een klacht over een reclame – uiting jegens beroepsbeoefenaren, reclameacties c.q. refund acties die (indirect) effecten op het publiek kunnen hebben bij de beoordeling van de klacht over de tot de beroepsbeoefenaren gerichte reclame in zekere mate kunnen worden meegewogen. Opgemerkt wordt dat per afzonderlijk geval dient te worden bezien of dergelijke effecten in de beoordeling worden betrokken.
4.1.3 Ofschoon de stellingname van MSD in eerste aanleg met betrekking tot de grondslag van de klacht niet op ieder moment – de (aanvullende) klacht d.d. 8 mei 2001, de brief aan de secretaris van de Codecommissie d.d. 9 mei 2001 en het pleidooi – even helder en consistent is geweest, kan naar het oordeel van de Commissie van Beroep – anders dan Pfizer en Pharmacia stellen – niet worden gezegd dat de klacht van MSD zich beperkt tot verboden publieksreclame. De klacht omvat mede de tot de reumatologen en andere beroepsbeoefenaren gerichte handelingen van de zijde van Pfizer en Pharmacia en steunt, zoals in beroep expliciet aan de orde is gekomen, mede op artikel 4.2 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame (luidende: “ de reclame dient op een zodanige wijze te geschieden dat het rationele gebruik van de betrokken geneesmiddelen in farmacologisch opzicht wordt bevorderd en dat degene tot wie de aanprijzing is gericht op generlei wijze wordt misleid ” ) Overigens is naar het oordeel van de Commissie van Beroep de door een procespartij aan het totale voor de beoordeling van de klacht relevante feitencomplex gegeven juridische kwalificatie (in casu: met name publieksreclame) niet zonder meer doorslaggevend. De Codecommissie heeft zich terecht bevoegd verklaard.
4.1.4 Thans moet worden beoordeeld of de tot de beroepsbeoefenaren gerichte uitingen van Pfizer en Pharmacia als ongeoorloofde reclame zijn te bestempelen. Daartoe dient allereerst te worden beoordeeld of Celebrex en Vioxx onderling concurrerende geneesmiddelen zijn. Indien zulks niet het geval zou zijn, is het denkbaar dat de onderhavige refund – actie niet in strijd is met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame omdat zij in die situatie – bijvoorbeeld – het voorschrijfgedrag van beroepsbeoefenaren niet, dan wel in niet relevante mate beïnvloedt. De Commissie van Beroep acht beide geneesmiddelen echter wel concurrerend. Vioxx is weliswaar niet geregistreerd voor reumatoïde artritis, doch Celebrex wél (mede) voor de symptomatische behandeling van artrose. Desgevraagd hebben Pfizer en Pharmacia verklaard dat het kan voorkomen dat reumatologen ook patiënten met laatstgenoemde aandoening onder behandeling hebben. Voorshands is niet aannemelijk dat zij deze patiënten voor deze aandoening uitsluitend andere geneesmiddelen dan Celebrex voorschrijven. Ook Pfizer en Pharmacia zelf hebben er naar het oordeel van de Commissie van Beroep (tenminste enige) blijk van gegeven dat er sprake kan zijn van concurrentie tussen Celebrex (indien voorgeschreven door een reumatoloog) en Vioxx (indien voorgeschreven door een huisarts) (alinea 2 bladzijde 8 pleitnota mr Morel en het betoog van mr Meulenbelt met betrekking tot het “ belangrijkste concurrentiemiddel, te weten de prijs die de afnemer moet betalen ” ).
4.1.5 Met de in rechtsoverweging 3.1 feitelijk omschreven actie van Pfizer en Pharmacia – welke, mede gelet op hetgeen door Pfizer en Pharmacia omtrent de achterstand in de vergoedingstatus is aangevoerd, toch minstgenomen mede tot oogmerk had de afzet van Celebrex te bevorderen – hebben Pfizer en Pharmacia diensten gevraagd in de omgang tussen vergunninghouders en beroepsbeoefenaren. Deze diensten strekken ertoe Celebrex aan te prijzen in de ruime betekenis die aan dat woord in de begripsbepalingen van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame moet worden toegekend, gelet ook op de werkingssfeer van de Gedragscode zoals omschreven in hoofdstuk I: “ reclame voor geneesmiddelen in de ruimste zin des woords ( … ) ” . Er is dan ook sprake van reclame als bedoeld in voormelde Code.
4.1.6 Naar het oordeel van de Commissie van Beroep is de onderhavige actie ontoelaatbaar te achten op grond van artikel 4.2 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame, omdat deze het voorschrijfgedrag van de arts op een met de strekking van deze Code strijdige wijze zou kunnen beïnvloeden. Hetgeen de Codecommissie hieromtrent in haar beslissing onder D “ Schending van de reclame regelgeving ” , eerste alinea, regel 4 en verder, heeft overwogen komt de Commissie van Beroep juist voor. De Commissie van Beroep neemt de betreffende rechtsoverweging over.
4.2.1 Met betrekking tot grief II hebben Pfizer en Pharmacia nog het volgende aangevoerd. De ratio van meergenoemd artikel 5 van de Code Publieksreclame is dat het gebruik van geneesmiddelen beperkt moet blijven tot hetgeen de consument zelf als noodzakelijk ervaart. Bij receptgeneesmiddelen bepaalt de arts echter welk geneesmiddel de patiënt krijgt en in welke hoeveelheden.
4.2.2 Ten aanzien van grief II overweegt de Commissie van Beroep dat de stelling van Pfizer en Pharmacia dat in de Gedragscode Geneesmiddelenreclame en de Code voor de Publieksreclame geen algemeen totaalverbod op refund – acties met betrekking tot geneesmiddelen die uitsluitend op recept verkrijgbaar zijn is opgenomen, juist is. Dit betekent echter niet dat er met refund – acties met betrekking tot zodanige geneesmiddelen niet met terughoudendheid dient te worden omgegaan. Waar – zoals overwogen – in het gegeven onderhavige geval sprake kan zijn van beïnvloeding van het voorschrijfgedrag dient het belang van de volksgezondheid te prevaleren boven de financieel – economische belangen die Pfizer en Pharmacia bij de refund actie hebben. Dat – zoals Pfizer en Pharmacia aanvoeren – bij receptgeneesmiddelen de arts bepaalt welk geneesmiddel de patiënt krijgt en in welke hoeveelheden, mag waar zijn, maar dit impliceert geenszins dat er geen sprake kan zijn (geweest) van beïnvloeding door vergunninghouders. Indien Pfizer en Pharmacia ten aanzien van Celebrex de voor hun nadelige implicaties van het Geneesmiddelen Vergoedingssysteem door middel van een refundactie willen wegnemen, dienen zij naar andere wegen te zoeken. De Commissie van Beroep is van oordeel dat een terughoudende opstelling met betrekking tot het toelaten van refund – acties voor receptplichtige geneesmiddelen niet zonder meer tot een situatie leidt dat er praktisch gesproken – in de uitwerking – sprake is van een totaalverbod op zulke acties. Pfizer en Pharmacia hebben nog expliciet aan de orde gesteld de vraag of artikel 5 van de Code Publieksreclame in strijd is met de Europese en Nederlandse mededingingsregels. In verband met het omtrent de bevoegdheidsvraag overwogene zal de Commissie van Beroep deze vraag buiten verdere beschouwing laten.
4.3 De grieven III, IV,V en VI zien op de feitelijke en rechtsoverwegingen van de Codecommissie die betrekking hebben op publieksreclame. Zij treffen in zoverre doel dat de Codecommissie de klacht niet op de gegeven wijze (mede) specifiek aan de regelgeving met betrekking tot publieksreclame had dienen te toetsen. Waar de grieven strekken tot een – nadere – toetsing aan bedoelde regelgeving falen zij in verband met het ten aanzien van de bevoegdheidsvraag overwogene.
4.4.1 Grief VII strekt ten betoge dat de standpunten van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Inspectie voor de volksgezondheid en de KNMP vanzelfsprekend van belang zijn bij de interpretatie van voor de beoordeling van de klacht relevante regelgeving De Codecommissie had deze standpunten niet zonder meer terzijde mogen schuiven, aldus Pfizer en Pharmacia.
4.4.2 De Commissie van Beroep begrijpt dat de Codecommissie met haar overweging niet méér heeft bedoeld dan tot uitdrukking te brengen dat zij haar toezichthoudende taak in onafhankelijkheid moet en wenst te verrichten en dat de door Pfizer en Pharmacia aangehaalde standpunten van de Minister, de Inspecteur en de KNMP voor de juiste interpretatie van de toepasselijke regelgeving niet relevant waren omdat het een ander geval betrof.
4.5 Ter zitting in beroep heeft MSD nader aangegeven dat de klacht zich mede richt tegen de vermelding van het telefoonnummer 024 – 3655080 in de brieven aan de beroepsbeoefenaren en het aanvraagformulier voor de patiënten. MSD heeft daarbij te kennen gegeven een bandopname van een telefoongesprek van MSD met een onder bovengenoemd nummer opgebelde medewerker in het geding te willen brengen, waartegen Pfizer en Pharmacia zich hebben verzet. Na schorsing van de behandeling heeft de voorzitter als beslissing van de Commissie van Beroep meegedeeld dat het MSD (thans) niet wordt toegestaan de bandopname in het geding te brengen omdat onvoldoende gebleken is dat Pfizer en Pharmacia zich ter zake hebben kunnen voorbereiden. Partijen is voorts meegedeeld dat partijen bij tussenbeslissing de gelegenheid krijgen om met betrekking tot de bandopname c.a. voort te procederen, mocht de Commissie van Beroep zulks voor de beoordeling van de zaak noodzakelijk achten. Dit laatste is echter niet het geval.
4.6 De Commissie van Beroep is met de Codecommissie van oordeel dat de onder “ IV verzoek MSD ” sub 2 onder a, e en g aangeduide onderdelen van het verzoek in eerste aanleg op grond van bovenstaande verboden uiting van geneesmiddelenreclame door Pfizer en Pharmacia, toewijsbaar zijn. Voor toewijzing van de overige onderdelen van het verzoek ziet ook de Commissie van Beroep bij afweging van de betrokken belangen van partijen onvoldoende reden. Dit betekent dat de beslissing van de Commissie van Beroep van 18 mei 2001, met verbetering van gronden, dient te worden bekrachtigd.
4.7 Pfizer en Pharmacia hebben verzocht de beslissing, in geval van verwerping van het beroep, niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Aangezien MSD tegen dit verzoek geen bezwaar heeft gemaakt, zal de Commissie van Beroep de uitvoerbaarverklaring bij voorraad achterwege laten.
4.8 Pfizer en Pharmacia zijn de in beroep in het ongelijk gestelde partij en dienen derhalve in de gedingkosten te worden veroordeeld.

5. DE BESLISSING
De Commissie van Beroep in kort geding:
bekrachtigt, met verbetering van gronden, de beslissing van de Codecommissie van 18 mei 2001;
veroordeelt Pfizer en Pharmacia in de kosten van het geding in beroep ad f. 1.000,00.

Deze beslissing is gegeven op 18 september 2001 door mr R.C. Gisolf, voorzitter, mr J.C. Fasseur – van Santen en mr E.J. van Sandick, leden, in tegenwoordigheid van S. van Rutten, griffier.

ID:

B21.009

Onderwerp(en):

Bonussen en kortingen, Eisen aan reclame, Publieksreclame

Type beoordeling:

Klacht

Uitspraak:

Beroep: Uitspraak bekrachtigd

Instantie:

Commissie van beroep

Datum uitspraak:

18-09-2001

Het officiële document:

Print deze uitspraak