B25.01 Sanofi/Almirall

26 juni 2025

BESLISSING VAN DE COMMISSIE VAN BEROEP VAN DE STICHTING CODE GENEESMIDDELENRECLAME

in de zaak met nummer B25.01 van

de besloten vennootschap SANOFI B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna verder te noemen “Sanofi”,
gemachtigden: mr. drs. R.M. Sjoerdsma en mr. A.J. Boot,

tegen

de besloten vennootschap ALMIRALL B.V.,
gevestigd te Utrecht,
hierna verder te noemen “Almirall B.V.”

en

de sociedad anónima ALMIRALL S.A.,
gevestigd te Barcelona, Spanje,
hierna verder te noemen “Almirall S.A.”

hierna tezamen te noemen: Almirall
gemachtigden: mr. S.H. Janssen en mr. K. Schuiling,

inzake uitingen van Almirall S.A. voor haar geneesmiddel Ebglyss® tijdens en rondom het jaarlijkse congres van de European Academy of Dermatology and Venereology in Amsterdam van 25 tot en met 28 september 2024.

1. HET GEDING IN BEROEP

1.1 Bij beroepschrift van 14 januari 2025 is Sanofi bij de Commissie van Beroep van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame (verder te noemen: de Commissie van Beroep) in beroep gekomen van de beslissing van de Codecommissie van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame (verder te noemen: de Codecommissie) van 17 december 2024, gegeven onder nummer K24.006, tussen Sanofi als verzoekster en Almirall als verweerster. Het beroep richt zich tegen de beslissing van de Codecommissie dat de Codecommissie onbevoegd is om over de klacht tegen Alimirall S.A. te oordelen en de beslissing om de klacht tegen Almirall B.V. af te wijzen. Sanofi heeft de Commissie van Beroep verzocht de beslissing van de Codecommissie te vernietigen, zich bevoegd te verklaren om te oordelen over de tegen Almirall S.A. gerichte klacht en deze inhoudelijk te beoordelen, aan Almrirall B.V. middels bindend advies de in eerste aanleg verzochte maatregelen op te leggen en aan Almirall S.A. het advies te geven om ieder gebruik van een uiting met één of meerdere van de gewraakte claims met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden en uitingen met een gelijke strekking in de toekomst niet meer te gebruiken. Verder verzoekt Sanofi om Almirall B.V. te veroordelen tot betaling van de volledige kosten van de procedure zowel in eerste aanleg als in beroep, waaronder begrepen het griffiegeld en de kosten van de procedure, uit hoofde van artikel 3.3.1.19 juncto artikel 4.2.12 van het Reglement naleving geneesmiddelenreclame (het Reglement).

1.2 Bij verweerschrift van 6 maart 2025 heeft Almirall geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met veroordeling van Sanofi in de proceskosten.

1.3 De Commissie van Beroep heeft verder kennisgenomen van de door beide partijen in beroep ingebrachte stukken, waaronder de processtukken die zij in eerste aanleg hebben ingediend.

1.4 De mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 28 mei 2025 in Amsterdam. Partijen zijn verschenen, Sanofi bijgestaan door mr. Sjoerdsma en mr. Boot voornoemd en Almirall bijgestaan door mr. Janssen en mr. Schuiling voornoemd.

1.5 De gemachtigden hebben ter zitting de standpunten van partijen mondeling toegelicht aan de hand van de overgelegde pleitaantekeningen.

2. DE FEITEN IN BEROEP

2.1 Partijen zijn niet opgekomen tegen de feiten die de Codecommissie als vaststaand heeft aangemerkt. Daarvan uitgaande en in aanmerking genomen hetgeen in beroep onweersproken is gesteld, gaat de Commissie van Beroep uit van de volgende vaststaande feiten.

2.2 Zowel Sanofi als Almirall S.A. en Almirall B.V. zijn ondernemingen die zich bezighouden met de productie, verhandeling en distributie van geneesmiddelen.

2.3 Almirall S.A. heeft sinds 16 november 2023 een handelsvergunning voor de Europese markt voor het UR-geneesmiddel Ebglyss® (werkzame stof: lebrikizumab) en brengt dit in meerdere Europese landen, waaronder Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Spanje, op de markt. Ebglyss® is geïndiceerd voor de behandeling van matig tot ernstig atopisch eczeem bij volwassenen en jongeren van 12 jaar en ouder met een lichaamsgewicht van ten minste 40 kg die in aanmerking komen voor systemische behandeling. Ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg (25 november 2024) was Ebglyss, – op grond van de beslissing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) van 30 november 2023 -, in Nederland nog in de sluis geplaatst voor zover verstrekt in het kader van geneeskundige behandelingen, met als gevolg dat dit middel was uitgezonderd van het basispakket. Bij beslissing van 17 december 2024 heeft de minister van VWS besloten Ebglyss per 18 december 2024 te vergoeden uit het basispakket van de zorgverzekering voor bepaalde patiënten met eczeem.

2.4 Sanofi brengt in Nederland het UR-geneesmiddel Dupixent® (werkzame stof: dupilumab) op de markt. Dupixent® is onder andere geïndiceerd voor de behandeling van matige tot ernstige atopische dermatitis bij volwassenen en adolescenten in de leeftijd van 12 jaar en ouder die in aanmerking komen voor een systemische behandeling.

2.5 Van 25 tot en met 28 september 2024 vond in Amsterdam het jaarlijkse congres van de European Academy of Dermatology and Venereology (hierna ‘EADV-congres’) plaats. Almirall S.A. was een van de sponsoren van dat congres en was aldaar met een stand aanwezig. Tijdens en rondom dat congres heeft Almirall S.A verschillende claims gebezigd met betrekking tot Ebglyss, namelijk in een uitnodiging voor een op 27 september 2024 gepland satellietsymposium, tijdens dat satellietsymposium en tijdens het EADV-congres.

3. HET VERZOEK

3.1 Sanofi heeft in eerste aanleg de Codecommissie verzocht om – kort gezegd – Almirall te bevelen ieder gebruik van een uiting met één of meer van de claims waartegen de klacht was gericht alsmede uitingen met een gelijke strekking met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden, Almirall te bevelen een rectificatie te doen uitgaan en Almirall te veroordelen in de kosten van de procedure.

4. DE BEHANDELING VAN DE BEROEPSGRONDEN

4.1 De klacht van Sanofi is gericht tegen de tijdens en rondom het EADV-congres door Almirall S.A. gebruikte claims met betrekking tot Ebglyss (hierna: de Claims). Volgens Sanofi waren deze Claims in strijd met meerdere bepalingen van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame (hierna: de Gedragscode).

4.2 Sanofi heeft in beroep vier gronden tegen de beslissing van de Codecommissie aangevoerd.
De gronden A, B en C richten zich tegen het oordeel van de Codecommissie dat zij onbevoegd is om over de klacht tegen Almirall S.A. te oordelen en de daarvoor gegeven motivering.
De grond D richt zich tegen het oordeel van de Codecommissie dat de Claims van Almirall S.A. niet mede zijn toe te rekenen aan Almirall B.V. en dat op die grond de klacht voor zover gericht tegen Almirall B.V. dient te worden afgewezen.

Gronden A, B en C

4.3 Deze gronden richten zich tegen hetgeen de Codecommissie heeft overwogen met betrekking tot haar bevoegdheid om over de klacht tegen Almirall S.A. te oordelen in randnummers 6.2, 6.3, 6.7 en 6.8 van haar beslissing.

Deze luiden als volgt (onderstreping Commissie van Beroep):
6.2 Artikel 3.3.1 van het Reglement bepaalt dat een ieder een klacht kan indienen met betrekking tot enigerlei handelen of nalaten in strijd met het bepaalde in de Gedragscode door – onder meer – vergunninghouders. De Codecommissie stelt vast dat de Spaanse vennootschap Almirall S.A. geen vergunninghouder is in de zin van de Gedragscode, omdat Almirall S.A. niet in Nederland is gevestigd. Almirall S.A. is bovendien geen lid van één van de bij de CGR aangesloten brancheorganisaties en heeft zich niet vrijwillig geconformeerd aan de rechtsmacht van de Codecommissie in onderhavige zaak.

6.3 De Codecommissie komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat zij niet bevoegd is kennis te nemen van de klacht van Sanofi jegens Almirall S.A.

(…..)

6.7 Op grond van het bovenstaande is de Codecommissie van oordeel dat door Sanofi onvoldoende aanknopingspunten zijn aangevoerd om de uitingen van Almirall S.A. toe te rekenen aan Almirall B.V. en dat Almirall B.V. derhalve niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de uitingen van Almirall S.A. Van een klacht wegens niet naleving van het bepaalde in de Gedragscode door een vergunninghouder in de zin van artikelen 3.3.1 jo. 3.1.1 sub c van het Reglement is geen sprake, zodat de Codecommissie de klacht van Sanofi jegens Almirall B.V. af zal wijzen.

6.8 Aan dit oordeel van de Codecommissie doet niet af de stelling van Sanofi dat Almirall S.A. dient te voldoen aan het gestelde in de Code of Conduct van the European Federation of Pharmaceutical Industries and Associations (“EFPIA”). Ingevolge artikel 3.1.1 sub c van het Reglement is de Codecommissie belast met de behandeling van klachten wegens het niet-naleven van het bepaalde in de Gedragscode Geneesmiddelenreclame en stelt deze commissie vast of deze regels zijn overtreden. De Codecommissie toetst aldus uitsluitend aan de Gedragscode Geneesmiddelenreclame en is niet gehouden acht te slaan op wet- of regelgeving die niet, ook niet indirect, daarin is geïncorporeerd. Dit geldt ook voor de genoemde EFPIA waar Sanofi naar verwijst.

4.4 De Commissie van Beroep overweegt dat de bevoegdheid van de Codecommissie wordt bepaald door de volgende artikelen:

Artikel 3.1.1. aanhef en sub c Reglement:
De Codecommissie is belast met:
c. de behandeling van klachten wegens niet-naleving van het bepaalde in de gedragscodes als genoemd in artikel 1.1.2 overeenkomstig artikel 3.3.1.

Artikel 1.1.2 van het Reglement:
Dit Reglement voorziet in het toezicht op de naleving van de volgende gedragscodes:
a. Gedragscode Geneesmiddelen reclame.

Artikel 3.3.1. Reglement:
“Een ieder kan bij het secretariaat van de Codecommissie een klacht indienen met betrekking tot enigerlei handelen of nalaten in strijd met het bepaalde in de gedragscodes als bedoeld in artikel 1.1.2…..;”

4.5 In deze bepalingen is de bevoegdheid van de Codecommissie om te oordelen over gedragingen in strijd met de Gedragscode niet beperkt tot gedragingen van vergunninghouders in de zin van de Gedragscode.

 

4.6 Voorheen, vóór 1 januari 2020, was de bevoegdheid van de Codecommissie geregeld in artikel 10.1 (oud) van het Reglement. Dat luidde (onderstreping Commissie van Beroep):
De Codecommissie heeft tot taak kennis te nemen van en een oordeel uit te spreken over klachten die bij haar zijn ingediend met betrekking tot enigerlei handelen of nalaten in strijd met het bepaalde in de Gedragscode door vergunninghouders of hun artsenbezoekers of vertegenwoordigers respectievelijk beroepsbeoefenaren.

4.7 Met de wijziging van het Reglement per 1 januari 2020 is dit artikel vervangen door het huidige artikel 3.3.1, waarin de hierboven onderstreepte passage niet meer voorkomt. Onder het thans geldende artikel 3.3.1 kunnen ook andere (rechts-)personen dan vergunninghouders die de Gedragscode overtreden daarop middels een klacht bij de Codecommissie worden aangesproken.

4.8 Het oordeel van de Codecommissie dat zij met betrekking tot de klacht tegen Almirall S.A. onbevoegd is, is in alinea 6.2 van de Uitspraak mede gebaseerd op de overweging dat Almirall S.A. geen vergunninghouder is in de zin van de Gedragscode. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat dit oordeel geen grondslag vindt in het Reglement.

4.9 Sanofi komt op tegen de overweging van de Codecommissie in randnummer 6.2, dat Almirall S.A. geen vergunninghouder is in de zin van de Gedragscode omdat Almirall S.A. niet in Nederland is gevestigd. Sanofi verwijst naar de definitie van vergunninghouders in artikel 3.1 sub e Gedragscode:
“houders van een handelsvergunning of een vergunning als bedoeld in artikel 18 van de Geneesmiddelenwet alsmede houders van een vergunning als bedoeld in artikel 15 van de Wet Inzake Bloedvoorziening.”
Nergens uit dat artikel blijkt dat een partij in Nederland moet zijn gevestigd om te kunnen worden gekwalificeerd als vergunninghouder in de zin van de Gedragscode, aldus Sanofi.

4.10 De Commissie van Beroep volgt Sanofi in dat standpunt. Vast staat dat Almirall S.A. houder is van een (Europese) handelsvergunning voor Ebglyss. Daarmee valt zij onder de in voormeld artikel gegeven definitie van vergunninghouder. In het systeem van zelfregulering waarvan de Gedragscode onderdeel is, is het ook noodzakelijk en logisch dat voor de bevoegdheid van de Codecommissie niet de eis geldt, dat de partij tegen wie een klacht op grond van het Reglement wordt ingediend gevestigd is in Nederland. Dat zal hierna nader worden toegelicht.

4.11 Sanofi heeft in eerste aanleg (spreekaantekeningen van de zitting van 25 november 2024), naar aanleiding van het verweer van Almirall dat de Codecommissie niet zou kunnen oordelen over door Almirall S.A. gebruikte Claims, verwezen naar de EFPIA Code. De Codecommissie heeft naar aanleiding daarvan overwogen dat zij uitsluitend toetst aan de Gedragscode. Dat is op zichzelf juist. Maar de Gedragscode staat niet op zichzelf. Bij toetsing aan en interpretatie van de Gedragscode dient de context van het systeem van zelfregulering binnen de farmaceutische industrie, waartoe ook de EFPIA Code behoort, in aanmerking te worden genomen.
4.12 Dat de EFPIA Code relevant is voor de interpretatie van en toetsing aan de Gedragscode blijkt ook uit het feit dat in de Toelichting op de Gedragscode herhaaldelijk wordt verwezen naar de EFPIA Code. In nieuwsbrief nr. 2/2020 van 25 juni 2020 van de CGR is daarover het volgende vermeld:
“EFPIA heeft haar verschillende codes ondergebracht in één nieuwe Code of Practice. Van de nationale associaties wordt gevraagd de Code of Practice in de nationale codes te integreren, tenzij nationale regelgeving strenger is. In overleg met de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen is gekeken of de Code van de CGR aansluit bij de Code of Practice van EFPIA. Die aansluiting is er volledig, maar kan in de toelichting op de Code van de CGR nog nader worden verduidelijkt. De meeste veranderingen op de Toelichting per 1 juli 2020 voorzien hierin. (…)”

4.13 Voor deze zaak zijn de volgende passages van de EFPIA Code van belang (onderstreping Commissie van Beroep):

Pagina 15:
To facilitate compliance with the Applicable Codes, each Member Association must establish adequate procedures for ensuring that each of its member companies complies with the requirements of such National Code and any other National Code which may be applicable to its conduct, even if the member company does not belong to the other Member Association. In order to establish adequate procedures for ensuring compliance with the Applicable Codes, Member Associations will be required, among other things, to establish appropriate complaint procedures and sanctions for breaches of their respective codes. Additionally, all international Events and/or activities as relevant must be notified to any relevant local subsidiary or, alternatively, local advice must be taken.

Pagina 5 de definitie van Applicable Codes:
Applicable Codes:
• in the case of Promotion or interaction that is undertaken, sponsored or organised by or on behalf of, or with, a Member Company located within Europe, the Member Association National Code of the country in which such Member Company is located; or (ii) in the case of Promotion or interaction that is undertaken, sponsored or organised by or on behalf of, or with, a Member Company located outside of Europe, the EFPIA Code; and
• the Member Association’s National Code of the country in which the Promotion or the interaction takes place.

4.14 Almirall S.A. is aangesloten bij de Spaanse equivalent van de CGR, Farmaindustria. Farmaindustria is een Member Association in de zin van de EFPIA Code.

4.15 Zoals blijkt uit het citaat van pagina 15 van de EFPIA Code moeten Member Associations regelen dat hun Member Companies niet alleen de gedragscode van hun eigen land naleven, maar ook de gedragscode van enig ander land die van toepassing is op hun handelen. In dat verband moeten zij onder meer zorgen voor adequate klachtprocedures en sancties. Daardoor wordt voorkomen, dat tegen overtredingen van de gedragscode in een land door een Member Company, die is gevestigd in een ander land, niet kan worden opgetreden. In die context bezien is het daarom logisch en noodzakelijk dat, anders dan de Codecommissie heeft overwogen, gedragingen van een niet in Nederland gevestigde vergunninghouder door de Codecommissie aan de Gedragscode kunnen worden getoetst.

4.16 Het citaat van pagina 5 van de EFPIA Code geeft antwoord op de vraag welke code van toepassing is op de gedragingen van Almirall S.A. met betrekking tot het in Nederland gehouden EADV-congres: op de gedragingen van Almirall S.A. tijdens en rondom dat in Nederland gehouden congres is de Nederlandse Gedragscode van toepassing.

4.17 Almirall stelt zich op het standpunt dat deze Gedragscode op de door haar tijdens en rondom het Congres gebruikte Claims, alleen dan van toepassing zou zijn als deze Claims onmiskenbaar zouden zijn gericht op Nederlandse beroepsbeoefenaren. Zij verwijst ter onderbouwing van haar standpunt onder meer naar artikel 5.5.1 van de Gedragscode en de toelichting daarop.
Almirall betoogt dat de Claims niet onmiskenbaar op Nederlandse beroepsbeoefenaren waren gericht en dat de Gedragscode daarom niet van toepassing is.

4.18 De Commissie van Beroep volgt Almirall in dat standpunt niet.
Artikel 5.5.1 en de toelichting daarop luiden, voor zover hier relevant, als volgt:
“Reclame op tentoonstellingen en vakbeurzen of via audio- en/of visuele of andere methodieken (zoals social media) geschiedt, rekening houdende met het specifieke karakter van bedoelde methodieken, in overeenstemming met en in de geest van de hierboven gestelde gedragsregels voor mondelinge en schriftelijke reclame.

Toelichting
Social media
Hoofdregel is: wat “offline” geldt, geldt ook voor “online”. Voor social media geldt veelal dat het bereik niet bij de landsgrenzen ophoudt. De Gedragscode is alleen van toepassing op uitingen die in Nederland toegankelijk zijn en wat woord en inhoud betreft, onmiskenbaar op het Nederlandse publiek zijn gericht. Dit kan worden vastgesteld aan de hand van:
a) de taal waarin de uiting is gesteld;
b) de nationaliteit van de provider;
c) de vraag of en (zo ja) de wijze waarop de social media in nationale media wordt aangekondigd;
d) aanwezigheid van referenties aan het gebruik, de beschikbaarheid of de prijs van (bepaalde) geneesmiddelen in Nederland;
e) illustratieve aankleding en andere associaties met Nederland.”

4.19 Ingevolge het bepaalde in artikel 5.5.1 moeten reclame-uitingen die “offline” worden gedaan op een congres zoals het EADV-congres voldoen aan de in de Gedragscode gestelde eisen.

4.20 De toelichting vermeldt dat dit ook geldt voor reclame op social media: Hoofdregel is: wat “offline” geldt, geldt ook voor “online”. Maar voor reclame via social media geldt dit alleen voor uitingen die in Nederland toegankelijk zijn en wat woord en inhoud betreft, onmiskenbaar op het Nederlandse publiek zijn gericht. Die beperking is nodig omdat uitingen via social media wereldwijd voor iedereen toegankelijk zijn. De Gedragscode kan uiteraard niet van toepassing zijn op uitingen op social media die geen enkele link hebben met Nederland, niet fysiek en niet qua inhoud en doelgroep.
Wat Almirall in haar betoog doet, is de hoofdregel omdraaien. Zij stelt dat wat online geldt dus ook voor offline geldt. Maar die redenering snijdt geen hout. Uitingen die offline, fysiek, in Nederland worden gebruikt hebben per definitie een link met Nederland. Voor uitingen die fysiek in Nederland plaatsvinden is toetsing of die uitingen specifiek op het Nederlandse publiek zijn gericht niet aan de orde.

4.21 Almirall stelt verder dat, áls de Gedragscode op haar Claims van toepassing is, de klacht dat zij de Gedragscode zou hebben overtreden alleen kan worden beoordeeld door Farmaindustria.

4.22 Dat standpunt strookt niet met het hiervoor geschetste systeem van de EFPIA Code en hetgeen hiervoor overigens is overwogen over de bevoegdheid. Farmaindustria kan, evenals de Codecommissie, alleen toetsen aan haar “eigen” code, zijnde de Spaanse Gedragscode, zoals ook blijkt uit artikel 25.3 van die code.

4.23 De Codecommissie is de enige instantie die kan toetsen aan de Gedragscode. In het systeem van zelfregulering, zoals onder andere vervat in de EFPIA Code, is het dus logisch en noodzakelijk dat de Codecommissie bevoegd is te oordelen over de klacht dat de Claims van de in Spanje gevestigde vennootschap Almirall S.A. in strijd zijn met de Gedragscode. Anders zou de CGR niet voldoen aan de in de EFPIA Code opgenomen verplichting om te zorgen voor adequate klachtprocedures en sancties ter handhaving van de Gedragscode.

4.24 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat voor de bevoegdheid van de Codecommissie evenmin relevant is of de (rechts-)persoon, over wiens gedraging wordt geklaagd, lid is van een bij de CGR aangesloten organisatie. Niet in Nederland gevestigde
(rechts-)personen zijn per definitie geen lid van de bij de CGR aangesloten organisatie.

4.25 Terecht wijst Sanofi in dit verband in haar beroepschrift (randnummer 16) ook op een wijziging van het Reglement, naar aanleiding van de uitspraak K12.007. In de Nieuwsbrief van de CGR 1/2013 van maart 2013 is daarover het volgende vermeld:

De CGR Codecommissie heeft in zaak K12.007 een klacht niet-ontvankelijk verklaard vanwege het feit dat de beklaagde niet is gebonden aan de Gedragscode via zijn belangenvereniging of zich vrijwillig aan de beslissingsbevoegdheid van de CGR heeft geconformeerd, terwijl het Reglement bepaalt dat besluiten bindend zijn. Het CGR bestuur besluit tot aanpassing van het Reglement.
(…)
Om te voorkomen dat de CGR Codecommissie geen uitspraken kan doen inzake klachten tegen partijen die geen lid zijn van een bij de CGR aangesloten belangenvereniging of zich vrijwillig aan de beslissingsbevoegdheid van de CGR conformeren, heeft het bestuur besloten het Reglement per direct te wijzigen, door expliciet te bepalen dat uitspraken jegens ongebonden partijen, niet-bindend zijn. Het betreft de volgende wijzigingen:
Artikel 57 (Commissie van Beroep: thans artikel 4.3.1):
Beslissingen van de Commissie van Beroep gelden voor partijen die lid zijn van een organisatie die bij de Stichting is aangesloten of die zich vrijwillig aan de beslissingsbevoegdheid van de Commissie van Beroep conformeren, als een in hoogste ressort gegeven bindend advies. Door de Codecommissie moet daaraan, zo nodig in rechte, gevolg worden gegeven.
(…)”

4.26 Ook hieruit valt af te leiden dat de Codecommissie bevoegd is te oordelen over een klacht tegen een partij die geen lid is van een bij de CGR aangesloten organisatie en zich ook niet vrijwillig heeft geconformeerd aan de beslissingsbevoegdheid van de Codecommissie. De beslissing van de Codecommissie geldt in dat geval niet als een bindend advies.

4.27 Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat de onder A, B en C genoemde beroepsgronden van Sanofi gegrond zijn en dat de beslissing van de Codecommissie, dat zij niet bevoegd is over de tegen Almirall S.A. ingediende klacht te oordelen, dient te worden vernietigd. Die klacht zal alsnog inhoudelijk moeten worden beoordeeld.

Grond D

4.28 Deze grond richt zich tegen de beslissing van de Codecommissie, en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, dat Almirall B.V. niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de uitingen van Almirall S.A. en dat van een overtreding door Almirall B.V. van de Gedragscode daarom geen sprake is. De Codecommissie heeft de klacht voor zover gericht tegen Almirall B.V. daarom afgewezen.

4.29 De Commissie van Beroep stelt voorop dat tussen partijen niet in discussie is, dat de Codecommissie bevoegd is van de tegen Almirall B.V. gerichte klacht kennis te nemen en daarover te oordelen.

4.30 Partijen verschillen van mening over de vraag of de Claims, die door Almirall S.A. zijn gebruikt, ook aan Almirall B.V. kunnen worden toegerekend.

4.31 Volgens Almirall is dat niet het geval. Zij stelt dat Almirall B.V. op geen enkele manier betrokken is geweest bij het sponsorcontract dat Almirall S.A. met EADV heeft gesloten noch bij het organiseren van de satellietsymposia, het inrichten van de stand, het regelen van de uitnodigingen of het opstellen van de uitingen. Onder die omstandigheden is volgens Almirall voor toerekening van de Claims aan Almirall B.V. vereist dat de Claims specifiek op de Nederlandse markt waren gericht (verweerschrift randnummers 48 tot en met 53). Almirall baseert dat argument onder meer op de uitspraak K02.012 van 8 februari 2003 Eli Lilly/Janssen Cilag. Daarin rekende de Codecommissie uitingen van de in België gevestigde moedermaatschappij in een Nederlands persbericht toe aan de Nederlandse dochtervennootschap Janssen Cilag. Almirall S.A. verwijst naar de overweging dat de Codecommissie het, vanwege de gerichtheid van het gewraakte persbericht op Nederland, vanzelfsprekend achtte, dat Janssen Cilag de mogelijkheid had gehad om invloed uit te oefenen op de inhoud van het door haar in België gevestigde moedervennootschap verspreide persbericht. Almirall stelt dat de door Almirall S.A. gebruikte Claims, gesteld in de Engelse taal, niet specifiek op Nederlandse beroepsbeoefenaren waren gericht. Daarbij benadrukt zij onder meer dat het EADV-congres een jaarlijks terugkerend internationaal congres is dat elk jaar in een ander land plaatsvindt en dat van de 17.000 deelnemers die in 2024 in Amsterdam aanwezig waren maar 5,4% Nederlandse beroepsbeoefenaren waren. Er zijn daarom volgens Almirall onvoldoende aanknopingspunten om de door Almirall S.A. gebruikte Claims mede toe te rekenen aan Almirall B.V.

4.32 De Commissie van Beroep volgt Almirall in deze redenering niet.
Almirall gaat er, zo begrijpt de Commissie van Beroep, van uit dat, in de lijn van de uitspraak K02.012, voor toerekening aan Almirall B.V. vereist is dat de Claims onmiskenbaar op Nederland waren gericht, omdat in dat geval kan worden aangenomen dat Admirall B.V de mogelijkheid heeft gehad om invloed uit te oefenen op de inhoud ervan.
Dat standpunt berust naar het oordeel van de Commissie van Beroep echter op onjuiste., of onvolledige lezing van de uitspraak. Immers, na de door Almirall S.A. aangehaalde overweging, overweegt de Codecommissie (randnummer 6.4, onderstreping Commissie van Beroep):
“Zelfs al mocht dit anders zijn (Commissie van Beroep: al mocht Janssen Cilag niet de mogelijkheid hebben gehad om invloed uit te oefenen), dan moet toch het onderhavige persbericht, zoals verspreid op de Nederlandse website, gelet op de gelieerdheid van genoemde vennootschappen aan Janssen-Cilag B.V. in haar hoedanigheid van Nederlandse dochtermaatschappij worden toegerekend. Deze toerekening acht de Codecommissie mede gerechtvaardigd door de overweging dat anders de Nederlandse regelgeving gemakkelijk kan worden omzeild. Immers Nederlandse vennootschappen die deel uitmaken van internationale farmaceutische concerns, zouden op eenvoudige wijze door informatie c.q. reclame-uitingen te leiden via hun buitenlandse
(moeder)vennootschappen, de Nederlandse regelgeving kunnen ontduiken.”

4.33 Hiervoor is onder meer het volgende citaat uit de EFPIA Code opgenomen:
“Additionally, all international Events and/or activities as relevant must be notified to any relevant local subsidiary or, alternatively, local advice must be taken”.
De ratio van deze bepaling is, om zoveel mogelijk te waarborgen dat bij een internationale activiteit de gedragscode van het land waar de activiteit plaatsvindt wordt nageleefd, doordat de gelieerde lokale vennootschap, dan wel een andere lokale entiteit, de organiserende vennootschap adviseert over de ter plaatse geldende gedragsregels.

4.34 Naar het oordeel van de Commissie van Beroep heeft op grond van deze bepaling in de onderhavige zaak als uitgangspunt te gelden, dat Almirall B.V., als lokale vennootschap, vanwege haar gelieerdheid aan Almirall S.A., die het EADV-congres sponsort en organiseert, er mede voor verantwoordelijk is, dat de uitingen van Almirall S.A. in het kader van het EADV-congres niet in strijd zijn met de Gedragscode. Daarbij neemt de Commissie van Beroep het volgende in aanmerking.

4.35 De hiervoor geciteerde bepaling verplicht de organiserende vennootschap om haar lokale gelieerde vennootschap te informeren. Dat impliceert dat de organiserende vennootschap de lokale gelieerde vennootschap niet alleen moet informeren, maar haar ook advies over de lokaal geldende gedragscode moet vragen. Anders zou de verplichting om te informeren immers betekenisloos zijn.

4.36 Niet gesteld of gebleken is dat Almirall S.A. Almirall B.V. niet zou hebben laten weten dat zij aanwezig zou zijn op het door haar mede gesponsorde EADV-congres en daarbij ook een en ander zou organiseren. De Commissie van Beroep gaat er daarom van uit dat Almirall B.V. daarvan op de hoogte was.

4.37 Ook als Almirall S.A. Almirall B.V. niet om advies zou hebben gevraagd, brengt naar het oordeel van de Commissie van Beroep de ratio van voormelde bepaling mee, dat Almirall B.V. ook een eigen verantwoordelijkheid had om ervoor zorg te dragen dat Almirall S.A. bekend was met de eisen van de Gedragscode en ervoor te zorgen dat die zouden worden nageleefd. Anders zou de Nederlandse regelgeving gemakkelijk kunnen worden omzeild omdat een organiserende vennootschap alleen zou kunnen worden aangesproken bij de brancheorganisatie in haar eigen land, die niet kan toetsen aan de ter plaatse van de activiteit geldende gedragsregels en de lokale gelieerde vennootschap, die de informatie voor kennisgeving heeft aangenomen en zich verder afzijdig heeft gehouden, niet zou kunnen worden aangesproken omdat zij voor de gedragingen van de organiserende vennootschap niet verantwoordelijk kan worden gehouden.
De Commissie van Beroep hecht eraan te benadrukken dat daarmee niet gezegd is dat bij Almirall een dergelijk oogmerk om de Gedragscode te omzeilen aanwezig is geweest. Daar zijn ook geen aanwijzingen voor.

4.38 Ervan uitgaande, zoals hiervoor overwogen, dat Almirall B.V. in elk geval bekend was met het feit dat Almirall S.A. aanwezig zou zijn op het EADV-congres en daar een en ander zou organiseren, wordt van Almirall B.V. verwacht dat zij zonodig zelf actie onderneemt om Almirall S.A. op de naleving van de Gedragscode te wijzen.

4.39 Almirall S.A. heeft gesteld dat zij Almirall B.V. “nou eenmaal niet” bij haar activiteiten heeft betrokken. Zij heeft dat met diverse stukken onderbouwd. Zij heeft echter niet toegelicht waarom zij dat heeft nagelaten. Zij heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat er daarvoor een bijzondere reden was. Almirall B.V. heeft slechts gesteld dat zij geen enkele bemoeienis heeft gehad met de organisatie van het congres en de inhoud van de Claims die Almirall S.A. tijdens en rondom dat congres heeft gebruikt. Ook zij heeft niet gesteld dat er bijzondere redenen waren die haar ertoe hebben genoopt passief te blijven.

4.40 Op grond van deze overwegingen is de Commissie van Beroep van oordeel dat Almirall onvoldoende heeft gesteld om, in afwijking van het uitgangspunt dat de gelieerdheid van Almirall B.V. aan Almirall S.A. en de wetenschap van Almirall B.V. mede verantwoordelijkheid van Almirall B.V. meebrengt, de gedragingen van Almirall S.A. niet mede aan Almirall B.V. toe te rekenen.

4.41 Deze overwegingen leiden tot de conclusie dat ook grond D door Sanofi terecht is voorgedragen en dat de beslissing van de Codecommissie om de klacht tegen Almirall B.V. af te wijzen dient te worden vernietigd.

4.42 Dat betekent dat ook de klacht tegen Almirall B.V. alsnog inhoudelijk dient te worden behandeld.

4.43 De Commissie van Beroep zal de zaak voor de verdere inhoudelijke behandeling terugwijzen naar de Codecommissie, zodat partijen het recht op een inhoudelijke behandeling in twee instanties behouden.

 

4.44 Met betrekking tot de procedurekosten overweegt de Commissie van Beroep als volgt. Artikel 4.2.12 van het Reglement verklaart voor de procedure in beroep van overeenkomstige toepassing de voor de eerste aanleg geldende artikelen 3.3.1.14 tot en met 3.3.1.20 van het Reglement. Artikel 3.3.1.19 koppelt de mogelijkheid om een partij geheel of gedeeltelijk te veroordelen tot betaling van de procedurekosten aan de mate waarin die partij in het gelijk is gesteld met betrekking tot de klacht dat de Gedragscode is overtreden. Nu nog geen inhoudelijke beoordeling van de klacht heeft plaatsgevonden, is er in dit stadium geen grond voor een kostenveroordeling. Daarover zal de Codecommissie bij de verdere inhoudelijke beoordeling van de zaak moeten oordelen. In aanvulling daarop geldt dit ook voor de mogelijke vergoeding van de kosten (griffiegeld) die uit hoofde van artikel 4.2.3 van het Reglement voor het indienen van beroep door Sanofi zijn betaald.

5. DE BESLISSING IN BEROEP

De Commissie van Beroep

– verklaart het beroep van Sanofi tegen de uitspraak van de Codecommissie van 17 december 2024 (gegeven onder nummer K24.006) gegrond en vernietigt die uitspraak;

– wijst de zaak voor verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van Sanofi terug naar de Codecommissie.

Deze beslissing is gegeven op 26 juni 2025 door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter,
mr. A.D. Kiers-Becking en mr. E.M. Polak, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M.L.G. Zeijen-Otten, griffier, en ondertekend door de voorzitter.

ID:

B25.01

Onderwerp(en):

Type beoordeling:

Klacht

Uitspraak:

Beroep: Uitspraak vernietigd

Instantie:

Commissie van beroep

Datum uitspraak:

26-06-2025

Het officiële document:

Print deze uitspraak