K05.004 PFG/AstraZeneca
De Codecommissie (Kamer I) heeft het navolgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht (CGR nummer: K05.004) op de voet van artikel 10.1 van het Reglement van de Codecommissie en de Commissie van Beroep van de Stichting CGR (hierna: het Reglement) van:
Stichting De Proeftuin Farmacie Groningen
gevestigd te Groningen,
verder te noemen: PFG
met betrekking tot een aantal uitingen van geneesmiddelenreclame van:
AstraZeneca B.V.
gevestigd te Zoetermeer,
verder te noemen: AstraZeneca
inzake: Crestor®
1. Het verloop van het geding
1.1 De Codecommissie CGR heeft kennisgenomen van:
– het klaagschrift van PFG d.d. 7 april 2005;
– het verweerschrift van AstraZeneca d.d. 24 mei 2005;
– brief van AstraZeneca d.d. 31 mei 2005;
– email van PFG d.d. 2 juni 2005;
– de pleitnota van AstraZeneca.
De inhoud van voornoemde documenten geldt als hier ingelast.
1.2 De Codecommissie CGR heeft de klacht behandeld ter zitting van 7 juni 2005 te Gouda. Ter zitting werd PFG vertegenwoordigd door [vertegenwoordigers A en B]. Namens AstraZeneca waren aanwezig [vertegenwoordigers C, D en E].
2. De vaststaande feiten
2.1 Voor de beslissing in deze zaak kan van de volgende – tussen partijen niet omstreden – feiten worden uitgegaan.
2.2 PFG is een stichting die tot doel heeft het bevorderen van kwaliteit en doelmatigheid in het voorschrijven, afleveren en gebruik van geneesmiddelen in de regio Groningen. AstraZeneca is een onderneming die zich bezighoudt met de productie, verhandeling en distributie van geneesmiddelen. AstraZeneca brengt onder meer het geneesmiddel Crestor® op de markt.
2.3 AstraZeneca heeft begin 2005 177 huisartsen in de regio Groningen een mailing gezonden inzake Crestor. In deze mailing zijn onder meer de navolgende passages opgenomen:
“Zijn de Europese richtlijnen dyslipidemie ook uw richtlijnen?
“Het Groninger Transmuraal Formularium adviseert:
Executive summary
European guidelines on cardiovascular disease prevention in clinical practice
Third Joint Task Force of European and other Societies on Cardiovascular Disease Prevention in Clinical Practice
(constituted by representatives of eight societies and by invited experts)
Bij iedereen leeft ‘t. Crestor geeft ‘t.”
3. De klacht van PFG
3.1 PFG heeft een klacht ingediend naar aanleiding van de zojuist weergegeven reclame-uiting van AstraZeneca voor haar geneesmiddel Crestor®. PFG baseert haar klacht op de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
3.2 PFG is van mening dat de mailing van AstraZeneca suggereert dat er een relatie bestaat tussen het Groninger Transmuraal Formularium en Crestor®. Deze suggestie acht PFG in strijd met de strekking van het Groninger Transmuraal Forumularium.
3.3 PFG voert ter ondersteuning van haar stelling het navolgende aan. Crestor® is ten eerste niet opgenomen in het Groninger Transmuraal Formularium. Ten tweede adviseert het formularium van de PFG niet de European Guidelines. De guidelines worden naast andere informatie gebruikt als literatuur bij het opstellen van de transmurale richtlijnen. PFG meent dat hierdoor het rationeel gebruik van geneesmiddelen niet wordt bevorderd.
3.4 Op grond van het bovenstaande acht PFG de reclame-uiting van AstraZeneca in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame, in het bijzonder met de artikelen 4.2 en 5.7. PFG verzoekt de Codecommissie AstraZeneca te verbieden de reclame-uiting te gebruiken en AstraZeneca te bevelen een rectificatie te zenden aan alle huisartsen aan wie de mailing is gezonden.
4. Het verweer van AstraZeneca
4.1 AstraZeneca stelt dat sprake is van een eenmalige mailing die op 7 januari 2005 is verspreid onder 177 huisartsen in de regio Groningen. AstraZeneca heeft PFG schriftelijk toegezegd deze mailing niet meer te herhalen.
4.2 AstraZeneca betwist dat deze mailing suggereert dat Crestor in het Groninger Transmuraal Formularium is opgenomen. De mailing heeft volgens AstraZeneca betrekking op de behandelrichtlijnen voor dyslipidemie.
4.3 AstraZeneca meent dat middels de mailing onder de aandacht van de beroepsbeoefenaren wordt gebracht dat ook PFG het belang van de Europese richtlijnen voor de behandeling van cholesterol onderkent. De stelling dat PFG de Europese richtlijnen adviseert, is niet onjuist of misleidend.
4.4 AstraZeneca stelt vast dat PFG in haar richtlijnen de Europese richtlijnen als uitgangspunt heeft gebruikt voor het vaststellen van de streefwaarden, waarnaar volgens PFG moet worden gestreefd bij de behandeling.
4.5 AstraZeneca stelt voorts dat Crestor in de richtlijnen van PFG is buitengesloten, zodat de kans gering is dat de Groningse beroepsbeoefenaar uit deze mailing zou opmaken dat ook Crestor is opgenomen in het Formularium.
4.6 AstraZeneca meent dat er geen plaats is voor het verzenden van een rectificatie dan wel het opleggen van een verbod, nu sprake is geweest van een eenmalige mailing en AstraZeneca heeft toegezegd de mailing niet te zullen herhalen.
4.7 Op grond van het bovenstaande verzoekt AstraZeneca de Codecommissie de klacht van PFG af te wijzen.
5. De overwegingen van de Codecommissie CGR
5.1 De klacht van PFG heeft betrekking op een – door haar als bijlage 2 overgelegde – mailing van AstraZeneca voor haar geneesmiddel Crestor. PFG stelt dat de mailing is aan te merken als reclame in de zin van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame en neemt het standpunt in dat deze niet voldoet aan de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. AstraZeneca heeft erkend dat de mailing als reclame in de zin van punt III onder h van de Gedragscode moet worden aangemerkt. De Codecommissie sluit zich hierbij aan en zal dat als uitgangspunt nemen.
5.2 De Codecommissie dient thans na te gaan in hoeverre de mailing voldoet aan de vereisten die in artikel 4 van de Gedragscode zijn neergelegd. Eén van deze vereisten (artikel 4.2) houdt in dat reclame op een zodanige wijze dient te geschieden dat het rationele gebruik van de betrokken geneesmiddelen in farmacotherapeutisch opzicht wordt bevorderd en dat degene tot wie de aanprijzing is gericht op generlei wijze wordt misleid. Aan dit vereiste voldoet de mailing van AstraZeneca niet. De mailing wekt immers onmiskenbaar de indruk dat het Groninger Transmuraal Formularium niet alleen de European guidelines volgt, maar eveneens dat het gebruik van Crestor daarbij wordt aangeraden. Deze indruk is onjuist. Immers, tussen partijen staat vast dat Crestor niet in het Formularium is opgenomen, terwijl voorts door PFG niet het gebruik van de genoemde guidelines wordt geadviseerd. PFG heeft onweersproken gesteld dat deze guidelines slechts één van de bronnen is waarop haar richtlijnen zijn gebaseerd. Er moet daarom worden geconcludeerd dat mailing in strijd is met artikel 4.2 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
5.3 PFG heeft voorts gesteld dat de mailing in strijd is met artikel 5.7 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. In dit artikel wordt de eis gesteld dat citaten van publicaties juist en met bronvermelding worden weergegeven. Daarnaast worden verdere eisen gesteld aan die citaten. Naar het oordeel van de Codecommissie kan niet worden aangenomen dat AstraZeneca in strijd met dit artikel heeft gehandeld. Er is immers geen sprake van citaten van enige betekenis.
5.4 Uit punt 5.2 van deze uitspraak volgt dat de klacht van PFG gegrond is. De Codecommissie zal thans nagaan tot welke conclusies het bovenstaande moet leiden waar het de door PFG ingestelde vorderingen betreft. PFG heeft de Codecommissie verzocht AstraZeneca een verbod op te leggen ter zake van de mailing voor Crestor® en AstraZeneca te gebieden een rectificatie te verzenden aan alle huisartsen aan wie de gewraakte mailing is verzonden. Voor wat betreft de eerste vordering is de Codecommissie van oordeel dat PFG daarbij geen belang meer heeft, nu AstraZeneca schriftelijk en nogmaals mondeling ter zitting heeft toegezegd dat zij de onderhavige mailing niet zal herhalen. De Codecommissie ziet geen redenen om aan te moeten nemen dat AstraZeneca deze toezegging geen gestand zal doen. Voor wat betreft de tweede vordering van PFG acht de Codecommissie van belang dat alle huisartsen aan wie de mailing is verzonden betrokken zijn bij PFG en dat PFG middels een nieuwsbulletin van mei 2005, nummer 15, hen op de hoogte heeft gebracht van het feit dat PFG een klacht tegen AstraZeneca heeft ingediend ter zake van de gewraakte mailing. PFG heeft medegedeeld dat zij haar achterban, waaronder voornoemde huisartsen, middels een nieuwsbulletin op de hoogte houdt van het verloop van de onderhavige klacht. Hierdoor zal naar het oordeel van de Codecommissie bij de betrokken huisartsen genoegzaam bekend worden c.q. zijn dat de Codecommissie de mailing van AstraZeneca in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame heeft geoordeeld, zodat PFG geen belang meer heeft bij deze vordering.
5.5 De Codecommissie acht het handelen van AstraZeneca laakbaar. De Codecommissie zal AstraZeneca daarvoor een berisping opleggen. Zij verwijst in dit verband naar artikel 24.1 van het Reglement.
5.6 Aangezien AstraZeneca in essentie in het ongelijk wordt gesteld, zal zij op voet van artikel 28 lid 1 van het Reglement worden veroordeeld tot vergoeding van het griffiegeld en van de procedurekosten.
6. De beslissing van de Codecommissie:
De Codecommissie (Kamer I):
– Verklaart de klacht van de Stichting Proeftuin Farmacie Groningen gegrond in zoverre zulks hierboven is overwogen en beslist;
– Berispt AstraZeneca terzake van het aanprijzen van Crestor®;
– Veroordeelt AstraZeneca tot betaling van het griffiegeld, zijnde € 500, en van de procedurekosten als bedoeld in artikel 28 lid 1 van het Reglement, welke kosten zijn vastgesteld op een bedrag van € 6.000;
– Verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
– Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen te Gouda op 24 juni 2005 door mr. P.A. Offers, voorzitter, mevrouw dr. L.E. Visser, de heer P. Klinkhamer, de heer R.A.M. Numan, de heer Z.T. van Rossum, leden, in aanwezigheid van mr. E.C. van Duuren, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
ID:
K05.004
Onderwerp(en):
Eisen aan reclame
Type beoordeling:
Klacht
Uitspraak:
(Deels) gegrond
Instantie:
Codecommissie
Datum uitspraak:
24-06-2005
Het officiële document: