K13.012 Boehringer Ingelheim/Novartis Pharma

4 maart 2014

De Codecommissie (Kamer I) heeft het navolgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht in kort geding (CGR nummer: K13.012) op de voet van artikel 30 van het Reglement voor de Codecommissie en de Commissie van Beroep van de Stichting CGR (hierna: het Reglement) van:

Boehringer Ingelheim B.V.
gevestigd te Alkmaar,
verder te noemen: “Boehringer”,
gemachtigde: prof. mr. M.D.B. Schutjens

tegen

Novartis Pharma B.V.
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: “Novartis”;
gemachtigde: mr. A.W.G. Artz

inzake uitingen van Novartis over de geneesmiddelen Seebri (glycopyrroniumbromide 44 mcg) en Ultibro (indacaterol/glycopyrronium).

1. Het verloop van het kort geding

1.1 De Codecommissie CGR heeft kennisgenomen van:
– het klaagschrift met bijlagen van prof. mr. Schutjens, namens Boehringer, van 19 december 2013;
– het verweerschrift met bijlagen van mr. Artz, namens Novartis, van 21 januari 2014;
– een brief met bijlage productie 10 van prof. mr. Schutjens, namens Boehringer, van 12 februari 2014;
– pleitnota’s van beide partijen.

De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier ingelast.

1.2 De Codecommissie CGR heeft de klacht in kort geding behandeld ter zitting van 18 februari 2014 te Gouda. Ter zitting waren namens Boehringer aanwezig [vertegenwoordigers A en B], bijgestaan door prof. mr. Schutjens. Namens Novartis waren aanwezig [vertegenwoordigers C en D], bijgestaan door mr. Artz.

2. De vaststaande feiten

2.1 Voor de beslissing in deze zaak kan van de volgende – tussen partijen niet omstreden – feiten worden uitgegaan.

2.2 COPD (chronic obstructive pulmonary disease) is de verzamelnaam voor een aantal luchtwegaandoeningen (chronische bronchitis, longemfyseem) dat het ademen lastig maakt. Bij COPD zijn er obstructies in de luchtwegen door vernauwingen (bronchoconstrictie), ontsteking en beschadiging. Patiënten hebben vaak last van kortademigheid, hoesten, een piepende ademhaling en verhoogde slijmproductie in het longstelsel. COPD is een chronische, progressieve ziekte die niet te genezen is.

2.3 Boehringer en Novartis zijn ondernemingen die zich bezig houden met de productie, verhandeling en distributie van geneesmiddelen, waaronder inhalatiemedicatie.

2.4 Boehringer brengt het inhalatiemedicament Spiriva op de markt.

2.5 Novartis brengt het geneesmiddel Seebri (glycopyrroniumbromide 44 mcg) op de markt, dat is geregistreerd als onderhoudstherapie voor bronchodilatatie om symptomen te verlichten bij volwassen patiënten met COPD. Sinds september 2013 brengt Novartis tevens het geneesmiddel Ultibro (indacaterol/glycopyrronium) op de markt, dat is geïndiceerd als onderhoudstherapie voor bronchodilatatie om symptomen te verlichten bij volwassen patiënten met chronisch obstructieve longziekte (COPD).

2.6 Novartis heeft een advertentie voor het geneesmiddel Seebri (overgelegd door Boehringer als productie 5) geplaatst in het Pharmaceutisch Weekblad van 18 oktober 2013. In de advertentie wordt in de kop vermeld “Veel patiënten met COPD starten de dag MET WEINIG LUCHT¹” en “GEEF ZE MEER LUCHT Met 1dd Seebri® Breezhaler® 44µg”. Onder deze tekst is een man afgebeeld die geheel in een vacuüm getrokken doorzichtige plastic zak in een badkamer staat. Rechtsonder in de advertentie worden de claims “• Significante longfunctieverbetering vanaf 5 minuten na de 1e dosis, aanhoudende werking gedurende 24 uur²,³,4”, “• Reduceert exacerbaties²,³”, • Verbetert kwaliteit van leven²,³” en “Net als Onbrez® in een patiëntvriendelijke Breezhaler®5” vermeld.

2.7 Novartis heeft een zogenoemd agendakaartje voor haar geneesmiddel Ultibro (overgelegd door Boehringer als productie 6) gebruikt. Op dit agendakaartje staan onder andere de navolgende teksten “Novartis introduceert: De eerste 1dd duale luchtwegverwijder bij COPD”, “Snel intredend effect binnen 5 minuten, aanhoudende werking gedurende 24 uur6” en daaronder drie bullet points met de tekst “• Verbetert de longfunctie1,2,6”, “• Vermindert symptomen1,2,6” en “•Reduceert exacerbaties2,3,6”.

2.8 Novartis heeft in september 2013 een brief “Registratie Ultibro® Breezhaler® als nieuwe eenmaal daagse onderhoudstherapie voor de behandeling van COPD” (overgelegd door Boehringer als productie 7) aan artsen gezonden. In deze brief staat onder andere de tekst “(…) de werking treedt binnen 5 minuten in en houdt gedurende 24 uur aan.¹ Deze nieuwe combinatie is geschikt voor COPD patiënten, die ondanks hun huidige onderhoudstherapie met één luchtwegverwijder, nog klachten ervaren²,³. (…)”

3. De klacht van Boehringer

3.1 De klacht van Boehringer is gericht tegen uitingen van Novartis over haar geneesmiddelen Seebri® en Ultibro®, zoals hiervoor in de punten 2.6 tot en met 2.8 verwoord. Boehringer stelt zich op het standpunt dat de uitingen in strijd zijn met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame, in het bijzonder de artikelen 4.3, 5.2, 5.3 en 5.4. Boehringer heeft haar klacht als volgt onderbouwd.

3.2 Ten aanzien van de advertentie stelt Boehringer dat de afbeelding van een patiënt in een vacuüm getrokken plastic zak in combinatie met de bijbehorende teksten “Veel patiënten met COPD starten de dag MET WEINIG LUCHT¹”, “GEEF ZE MEER LUCHT Met 1dd Seebri® Breezhaler® 44µg” en “• Significante longfunctieverbetering vanaf 5 minuten na de 1e dosis, aanhoudende werking gedurende 24 uur²,³,4” bij de

gemiddelde beroepsbeoefenaar (arts/apotheker) het beeld zal oproepen dat Seebri het probleem van de patiënt die geen lucht en het zeer benauwd heeft, snel zal oplossen.

Volgens Boehringer wordt dit niet door Novartis onderbouwd. De advertentie is aldus misleidend, zo stelt Boehringer.

3.3 Boehringer stelt dat de claim “Snel intredend effect binnen 5 minuten, aanhoudende werking gedurende 24 uur6” op het agendakaartje over Ultibro® in combinatie met de daaronder vermelde drie bullet points een rechtstreeks verband legt tussen Ultibro® enerzijds en een snel effect binnen 5 minuten op de symptomen en klachten van de patiënt anderzijds. Bovendien wordt tevens de indruk gewekt dat die snelheid van effect binnen 5 minuten tevens geldt ten aanzien van de longfunctie, vermindering van symptomen en reductie van exacerbaties. Dit is volgens Boehringer niet door Novartis onderbouwd en misleidend. Hetzelfde geldt volgens Boehringer ten aanzien van de brief “Registratie Ultibro® Breezhaler® als nieuwe eenmaal daagse onderhoudstherapie voor de behandeling van COPD”.

4. Het verzoek van Boehringer

4.1 Boehringer verzoekt de Codecommissie op grond van het bovenstaande:

a. Novartis te bevelen om het gebruik van de in deze klacht genoemde claims en uitingen over Ultibro met onmiddellijke gang te staken en gestaakt te houden en te bevelen deze uitingen (in woord en/of in beeld) en uitingen met gelijke strekking en/of uitstraling in de toekomst niet meer te (laten) gebruiken;

b. Novartis te bevelen om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het gebruik van uitingen, in welke vorm en via welk medium dan ook, waarin wordt gesteld dan wel gesuggereerd, in woord en/of in beeld, dat Seebri en/of Ultibro snel effect hebben op de klachten van patiënten met COPD;

c. Novartis te bevelen binnen drie werkdagen na datum van de uitspraak een brief te verzenden aan alle geadresseerden/ontvangers van het doseerkaartje (productie 6), de brief (productie 7) en eventuele andere uitingen met dezelfde inhoud en strekking, een op het normale briefpapier van Novartis gestelde brief (zonder enige toevoeging in woord en/of beeld en/of begeleidend commentaar, opgemaakt op een wijze en in een lettergrootte en –type zoals in normale correspondentie van Novartis gebruikelijk) te sturen met uitsluitend de door Boehringer voorgestelde rectificatietekst;

d. Novartis te bevelen de onder c. genoemde brief tegelijkertijd met de aldaar bedoelde verzending duidelijk zichtbaar bovenaan op de homepage van de website van Novartis Pharma B.V. alsmede op de landingspagina van het besloten gedeelte (dat uitsluitend toegankelijk is voor beroepsbeoefenaren) te (doen) plaatsen, en te bevelen deze minimaal een maand op deze pagina’s te laten staan, en afdoende controle daarop mogelijk te maken door de gemachtigde van Boehringer Ingelheim;

e. Novartis te veroordelen in betaling van de volledige kosten van deze procedure, waaronder begrepen het griffiegeld en de kosten van de procedure uit hoofde van artikel 28 Reglement;

f. deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5. Het verweer van Novartis

5.1 Ten aanzien van de advertentie voor het geneesmiddel Seebri® stelt Novartis allereerst dat partijen daarover bindende afspraken hebben gemaakt juist ter voorkoming van een gang naar de Codecommissie CGR (zie hierna onder 6.2.). Novartis is van mening dat zij deze afspraken is nagekomen, zodat Boehringer geen recht heeft op en geen (spoedeisendheid) belang heeft bij een inhoudelijke behandeling door de Codecommissie. Boehringer kan – aldus Novartis – niet in haar klacht in kort geding worden ontvangen, althans dient haar klacht ten aanzien van voornoemde advertentie te worden afgewezen.

5.2 Novartis betwist voorts inhoudelijk dat zij in de advertentie voor het geneesmiddel Seebri® claimt dat Seebri® benauwdheid snel oplost. Novartis visualiseert een patiënt met weinig lucht (COPD) en claimt dat deze COPD-patiënt meer lucht krijgt met Seebri®. Dit effect wordt volgens Novartis voldoende onderbouwd.

5.3 Ten aanzien van het agendakaartje over Ultibro® en de introductiebrief stelt Novartis dat de claim “Snel intredend effect binnen 5 minuten, aanhoudende werking gedurende 24 uur6” met daaronder drie bullet points met de claims “• Verbetert de longfunctie1,2,6”, “• Vermindert symptomen1,2,6” en “•Reduceert exacerbaties2,3,6” juist en wetenschappelijk zijn onderbouwd. Novartis betwist dat de claims in de introductiebrief en het agendakaartje bij de gemiddelde beroepsbeoefenaar de suggestie wekken dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het geclaimde effect binnen vijf minuten enerzijds en de genoemde symptomen en klachten van de patiënt anderzijds. Novartis meent dat alle claims op zichzelf staande claims zijn die onafhankelijk van elkaar moeten worden gelezen en ook zullen worden gelezen.

5.4 Novartis is op grond van het bovenstaande van mening dat Boehringer niet in haar klacht kan worden ontvangen, althans dat de klacht van Boehringer dient te worden afgewezen, met veroordeling van Boehringer in de proceskosten (uitvoerbaar bij voorraad).

6. De overwegingen van de Codecommissie CGR in kort geding

Formeel verweer van Novartis inhoudende dat tussen partijen bindende afspraken zijn gemaakt ten aanzien van de advertentie over het geneesmiddel Seebri

6.1 Novartis heeft de Codecommissie verzocht om het eerste onderdeel van de klacht van Boehringer met betrekking tot de advertentie over het geneesmiddel Seebri, overgelegd als productie 5 bij het klaagschrift, af te wijzen wegen gebrek aan (spoedeisend) belang. Boehringer heeft dit standpunt betwist en daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. Boehringer is van mening dat Novartis zich niet aan de afspraken heeft gehouden en dat zij belang heeft bij het vorderen van de door haar gevraagde maatregelen, waaronder een rectificatie.

6.2 De Codecommissie is van oordeel dat het betoog van Novartis geen doel treft en niet tot niet-ontvankelijkheid van Boehringer kan leiden. Er is geen sprake van rechtsverwerking aan de zijde van Boehringer. Uit de stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen, is gebleken dat tussen partijen in concrete zin afspraken zijn gemaakt naar aanleiding van twee uitingen van Novartis over haar geneesmiddel Seebri, welke uitingen als productie 3 bij het klaagschrift zijn overgelegd. Blijkens een email van 11 oktober 2013 (overgelegd door Novartis als productie 12) heeft Novartis

daarnaast in meer algemene zin toegezegd dat zij zich zal onthouden van claims (in woorden of beelden) waarmee wordt gesteld of gesuggereerd dat Seebri (binnen enkele minuten) leidt tot verminderde dyspneu of vermindering van andere vormen van ernstige benauwdheid, tenzij dat op deugdelijke wijze is onderbouwd. Daaraan voegt Novartis toe dat zij voor Seebri geen tweede afbeelding zal tonen die een ‘na-situatie’ weergeeft van de in die uiting getoonde ‘voor’-situatie tenzij dit niet als een variant kan worden gezien van de getoonde voor en na situatie in de huidige uiting. Ten aanzien van de afbeelding van een man die geheel in een vacuüm getrokken doorzichtige plastic zak staat, heeft Novartis ter zitting erkend dat Boehringer voor het gebruik hiervan geen expliciete toestemming heeft gegeven. De Codecommissie is van oordeel dat de tussen partijen geldende afspraken welke naar aanleiding van de uitingen zoals overgelegd als productie 3 zijn gemaakt, niet van toepassing zijn op de advertentie voor het geneesmiddel Seebri, die nadien is geplaatst in het Pharmaceutisch Weekblad van 18 oktober 2013. Naar het oordeel van de Codecommissie kan deze advertentie wel langs de meetlat van voornoemde algemene toezegging die Novartis tevens heeft gedaan, worden gelegd. Nu niet door Novartis is aangetoond dat Boehringer haar toestemming heeft gegeven aan de gewraakte (afbeelding van de) advertentie voor het geneesmiddel Seebri® en Boehringer blijkens haar email van 2 december 2013 zich het recht heeft voorbehouden om onderhavige advertentie aan de Codecommissie CGR ter toetsing voor te leggen kan naar het oordeel van de Codecommissie in casu niet gezegd worden dat Boehringer haar recht heeft verwerkt en geen belang meer heeft bij het indienen van de klacht, zodat het verzoek van Novartis wordt afgewezen en de Codecommissie de klacht inhoudelijk zal behandelen.

6.3 De vraag of er sprake is van spoedeisendheid om een behandeling van de klacht in kort geding te rechtvaardigen wordt door de Codecommissie bevestigend beantwoord. In de door Boehringer gestelde schending van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame ligt, mede in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, naar het oordeel van de Codecommissie een voldoende spoedeisend belang om behandeling van het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen in kort geding te rechtvaardigen. Boehringer heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang kan hebben bij vaststelling van schendingen van de Gedragscode en het opleggen van voorlopige voorzieningen teneinde daarmee voortdurende of toekomstige schendingen te voorkomen. Het verzoek van Novartis op dit punt wordt derhalve afgewezen. Van één van de in artikel 33 sub b en c van het Reglement genoemde gevallen is geen sprake, zodat er geen reden is de klacht te verwijzen ter behandeling door de voltallige Codecommissie.

Inhoudelijk verweer van Novartis, inhoudende dat geen sprake is van misleiding

6.4 De klacht van Boehringer heeft betrekking op de in de punten 2.6 tot en met 2.8 omschreven uitingen van Novartis over haar geneesmiddelen Seebri® en Ultibro®, te weten een advertentie (productie 5), een agendakaartje (productie 6) en een brief (productie 7). Boehringer beschouwt deze uiting als reclame, hetgeen niet door Novartis is weersproken. De Codecommissie gaat daar ook van uit. Boehringer neemt het standpunt in dat voornoemde reclame-uitingen niet voldoen aan de eisen die de Gedragscode Geneesmiddelenreclame daaraan stelt.

6.5 Het eerste onderdeel van de klacht is gericht tegen de advertentie, zoals omschreven in punt 2.6. Boehringer stelt zich – kort weergegeven – op het standpunt dat het gebruikte beeld van de COPD-patiënt in een vacuüm getrokken doorzichtige plastic zak met de behorende claims bij de gemiddelde arts het onjuiste beeld zal oproepen dat

Seebri® het probleem van ernstige benauwdheid snel zal oplossen. Novartis heeft gemotiveerd verweer gevoerd en betwist dat zij claimt dat Seebri® ernstige benauwdheid snel oplost. Novartis stelt dat zij claimt dat de COPD-patiënt meer lucht krijgt met Seebri® en dat dit effect voldoende wordt onderbouwd.

6.6 Artikel 4.3 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame bepaalt dat de reclame op een zodanige wijze dient te geschieden dat het rationele gebruik van de betrokken geneesmiddelen in farmacotherapeutisch opzicht wordt bevorderd en dat degene tot wie de aanprijzing is gericht op generlei wijze wordt misleid.

6.7 Gelet op de opmaak van de gehele reclame-uiting is de Codecommissie van oordeel dat het gebruikte beeld van de in acute nood verkerende en ernstig benauwd uitziende COPD-patiënt in een vacuüm getrokken doorzichtige plastic zak in combinatie met de claims “Veel patiënten met COPD starten de dag MET WEINIG LUCHT¹”, “GEEF ZE MEER LUCHT Met 1dd Seebri® Breezhaler® 44µg” en “• Significante longfunctieverbetering vanaf 5 minuten na de 1e dosis, aanhoudende werking gedurende 24 uur²,³,4” bij de gemiddelde beroepsbeoefenaar wel degelijk de indruk wekt dat het geneesmiddel Seebri® binnen vijf minuten de ernstige benauwdheid van de COPD-patiënt oplost. Dit beeld is onjuist en misleidend. Alhoewel de claim “• Significante longfunctieverbetering vanaf 5 minuten na de 1e dosis, aanhoudende werking gedurende 24 uur²,³,4” sec niet door Boehringer wordt bestreden, blijkt naar het oordeel van de Codecommissie uit de context van de reclame-uiting niet, althans onvoldoende, dat de claim “• Significante longfunctieverbetering vanaf 5 minuten na de 1e dosis, aanhoudende werking gedurende 24 uur²,³,4” uitsluitend en alleen slaat op het effect op een longfunctiewaarde (FEV1) en dat deze FEV1 waarde geen direct verband heeft met symptomen zoals ernstige benauwdheid. Sterker nog, de gebruikte afbeelding van de in acute nood verkerende COPD-patiënt in combinatie met voornoemde claim de onjuiste indruk kan wekken dat Seebri® is geregistreerd als rescue medicatie. Deze indruk wordt naar het oordeel van de Codecommissie niet weggenomen door het feit dat rechtsonder in de reclame-uiting – in klein lettertype weergegeven – staat vermeld “Niet geregistreerd als rescue medicatie”.

6.8 De Codecommissie komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat de advertentie misleidend is en daarmee in strijd met artikel 4.3 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. Dit onderdeel van de klacht van Boehringer is gegrond.

6.9 Het tweede onderdeel van de klacht is gericht tegen het agendakaartje voor het geneesmiddel Ultibro. Boehringer stelt zich op het standpunt dat het snelle effect binnen vijf minuten ook te koppelen is aan verbetering van longfunctie, vermindering van symptomen en reductie van exacerbaties. Novartis heeft gemotiveerd verweer gevoerd en stelt dat alle in het agendakaartje gebruikte claims op zichzelf staande claims zijn, die voldoende zijn onderbouwd.

6.10 Ten aanzien van de claim “Snel intredend effect binnen 5 minuten, aanhoudende werking gedurende 24 uur6” is de Codecommissie van oordeel dat deze claim bij de gemiddelde beroepsbeoefenaar de onjuiste indruk kan wekken dat Ultibro een snel effect binnen vijf minuten heeft op de klachten en symptomen van de COPD-patiënt, zoals (ernstige) benauwdheid. De termen “snel intredend effect binnen 5 minuten” suggereren ten onrechte dat Ultibro® is aan te merken als rescue medicatie, terwijl Ultibro® is geregistreerd als onderhoudsmedicatie. Deze onjuiste suggestie wordt versterkt door de context van het agendakaartje. De gemiddeld oplettende beroepsbeoefenaar zal naar het oordeel van de Codecommissie de claim “Snel intredend

effect binnen 5 minuten, aanhoudende werking gedurende 24 uur6” juist in verband brengen met de claims zoals vermeld onder de drie bullet points, te weten “• Verbetert de longfunctie1,2,6”, “• Vermindert symptomen1,2,6” en “•Reduceert exacerbaties2,3,6” en deze laatstgenoemde claims als een nadere uitwerking van de claim “Snel intredend effect binnen 5 minuten, aanhoudende werking gedurende 24 uur6” opvatten. Hierdoor kan bij de gemiddeld oplettende beroepsbeoefenaar de indruk worden gewekt dat Ultibro® een snel effect binnen vijf minuten heeft ten aanzien van de verbetering van de longfunctie, vermindering van symptomen en reductie van exacerbaties. Deze suggestie is onjuist en misleidend. Alhoewel de claim “Snel intredend effect binnen 5 minuten, aanhoudende werking gedurende 24 uur6” met betrekking tot de verbetering van de FEV1 waarde sec juist is en niet door Boehringer als zodanig wordt betwist, blijkt naar het oordeel van de Codecommissie uit de context van het agendakaartje niet, althans onvoldoende, dat het snel intredend effect binnen 5 minuten uitsluitend en alleen betrekking heeft op de verbetering van de longfunctie (FEV1) en blijkt bovendien niet, althans onvoldoende, dat de verbetering van de longfunctie (FEV1) geen direct verband aangetoond heeft met verbetering van de klachten en symptomen van de COPD-patiënt.

6.11 De Codecommissie komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat het agendakaartje misleidend is en daarmee in strijd met artikel 4.3 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. Ook dit onderdeel van de klacht van Boehringer is gegrond.

6.12 Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het agendakaartje is de Codecommissie van oordeel dat de brief “Registratie Ultibro® Breezhaler® als nieuwe eenmaal daagse onderhoudstherapie voor de behandeling van COPD” eveneens misleidend is. De claims “(…) de werking treedt binnen 5 minuten in en houdt gedurende 24 uur aan.¹” en “Deze nieuwe combinatie is geschikt voor COPD patiënten, die ondanks hun huidige onderhoudstherapie met één luchtwegverwijder, nog klachten ervaren²,³. (…)” kunnen ook in deze uiting bij de gemiddelde beroepsbeoefenaar de indruk wekken dat Ultibro een snel effect binnen vijf minuten heeft op de klachten en symptomen van de COPD-patiënt en dat Ultibro gebruikt kan worden als rescue medicatie. Deze suggestie is onjuist en misleidend. Voornoemde brief is daarmee in strijd met artikel 4.3 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. Dit onderdeel van de klacht van Boehringer is gegrond.

6.13 Op grond van het bovenstaande moet de klacht van Boehringer gegrond worden verklaard. De Codecommissie zal thans nagaan tot welke conclusies het bovenstaande moeten leiden waar het de door Boehringer ingestelde vorderingen betreft. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat beroepsbeoefenaren door voornoemde misleidende reclame-uitingen een onjuist beeld hebben gekregen omtrent de werkzaamheid van Ultibro® en dat zij daar meer van verwachten dan op grond van de SmPC gerechtvaardigd is. Op grond daarvan acht de Codecommissie een rectificatie op haar plaats. De vorderingen sub a tot en met c alsmede e en f liggen op grond van het bovenstaande voor toewijzing gereed. Voor de overige vorderingen acht de Codecommissie onvoldoende gronden aanwezig.

6.14 Met betrekking tot de kosten van de procedure bepaalt artikel 28 lid 1 van het Reglement dat de Codecommissie de partij, die in strijd met de Code heeft gehandeld, veroordeelt tot vergoeding van het griffiegeld als bedoeld in artikel 11 lid 1 van het Reglement en/of de procedurekosten, bestaande uit een vast bedrag ter dekking van de kosten die de Stichting CGR maakt in het kader van de klachtenprocedures. Aangezien Novartis in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame heeft gehandeld, zal zij

op grond van artikel 28 lid 1 van het Reglement worden veroordeeld tot vergoeding van het griffiegeld, zijnde 1.250 Euro en van de procedurekosten, zijnde 6.600 Euro.

7. De beslissing van de Codecommissie in kort geding:

De Codecommissie (Kamer I) in kort geding:

– verklaart de klacht van Boehringer gegrond;
– beveelt Novartis om het gebruik van de in deze klacht genoemde en in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame geoordeelde reclame-uitingen, te weten de advertentie “Geef ze meer lucht”, het agendakaartje “Novartis introduceert: De eerste 1dd duale luchtwegverwijder bij COPD” en de brief “Registratie Ultibro® Breezhaler® als nieuwe eenmaal daagse onderhoudstherapie voor de behandeling van COPD” met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden;
– beveelt Novartis om uiterlijk zeven werkdagen na datum van de uitspraak aan alle geadresseerden/ontvangers van het agendakaartje (productie 6) en de brief (productie 7) een op het normale briefpapier van Novartis gestelde (zonder enige toevoeging in woord en/of beeld en/of begeleidend commentaar) brief (opgemaakt op een wijze en in een lettergrootte en –type zoals in normale correspondentie van Novartis gebruikelijk) te sturen met uitsluitend de navolgende inhoud:

“RECTFICATIE

Geachte heer/mevrouw,

Hierbij vragen wij uw dringende aandacht voor het volgende.

Wij hebben in het najaar van 2013 reclame-uitingen voor ons geneesmiddel Ultibro®, waaronder een agendakaartje en een brief, verspreid.

De Codecommissie Geneesmiddelenreclame van de Stichting CGR heeft in haar beslissing van 4 maart 2014 geoordeeld dat in deze reclame-uitingen in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame de suggestie wordt gewekt dat Ultibro snel effect heeft – binnen 5 minuten – op de klachten van de COPD-patiënt. Deze suggestie is onjuist en misleidend en is niet onderbouwd. Het geclaimde snelle effect is uitsluitend aangetoond voor de longfunctie (FEV1).

Op de website van de CGR, www.cgr.nl kunt u de volledige uitspraak van de Codecommissie vinden.

Hoogachtend,

Novartis Pharma B.V.”

– veroordeelt Novartis tot betaling van het griffiegeld, zijnde € 1.250 en van de procedurekosten als bedoeld in artikel 28 lid 1 van het Reglement, welke kosten zijn vastgesteld op een bedrag van € 6.600;
– verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
– wijst af het anders of meer gevorderde.

Aldus gewezen te Gouda op 4 maart 2014 door mr. J. Thomas, voorzitter, dr. ir. P.J.M. Reijnders en dr. G.M.H. Tanke, in aanwezigheid van mr. E.C. van Duuren, griffier en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

ID:

K13.012

Onderwerp(en):

Eisen aan reclame

Type beoordeling:

Klacht

Uitspraak:

(Deels) gegrond

Instantie:

Codecommissie

Datum uitspraak:

04-03-2014

Het officiële document:

Print deze uitspraak