K24.010 CGR/DPG Media
De CGR heeft een melding ontvangen in verband met een vermeende overtreding van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame van de Stichting CGR. De melding ziet op een artikel in de Stentor d.d. 6 november 2023 met als kop “[naam] zweert bij nieuw dieetmedicijn: ‘Denk dat ik nog wel 10 kilo kwijtraak’”. Het artikel bevat succesverhalen over het diabetesmedicijn Ozempic en het (op dat moment) nog niet in Nederland op de markt zijnde afslankmedicijn Wegovy met betrekking tot afvallen.
De melding is even blijven liggen in afwachting van de uitspraak van het College van Beroep van de Stichting Reclame Code. In deze uitspraak 2023/00609 -CVB) stelt het College dat de uiting niet onder de definitie van reclame in artikel 1 Nederlandse Reclame Code valt. Aangezien de melding op die vraag betrekking heeft, heeft de CGR de melding alsnog in behandeling genomen.
Klacht
Volgens de melding voldoet de inhoud van het artikel niet aan de wettelijke voorschriften die in het kader van zelfregulering verder zijn uitgewerkt in de Gedragscode Geneesmiddelenreclame (hierna: Gedragscode) van de Stichting CGR, meer specifiek artikel 5.6.1 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame juncto artikel 3 van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (verbod op publieksreclame voor receptgeneesmiddelen) en art. 5.2.1.1 en 5.2.1.2 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame (verbod op off-label reclame, strijdigheid met SmPC).
Volgens de melding wordt met dit bericht publieksreclame gemaakt voor de geneesmiddelen Ozempic en Wegovy, welke uitsluitend op recept zijn te verkrijgen. Bovendien is de reclame voor Ozempic volgens de melding niet in overeenstemming met de van overheidswege goedgekeurde SmPC en in strijd met de geregistreerde indicatie, oftewel zou sprake zijn van “off-label” reclame.
In dit verband verwijst de melder naar de uitspraak van het Hof van Justitie EG nummer C-421/07 van 2 april 2009; het arrest Damgaard, waarin werd bepaald dat de verspreiding door een derde van informatie over een geneesmiddel, met name over de therapeutische of profylactische werking ervan, kan worden aangemerkt als reclame, indien deze derde op eigen initiatief handelt en feitelijk en rechtens volledig onafhankelijk is van de fabrikant of de verkoper van dat geneesmiddel.
Tevens wijst de melder op de reactie van de Minister voor Medische Zorg d.d. 14 mei 2024 op Kamervragen die zijn gesteld door Kamerlid Daniёlle Jansen (Nieuw Sociaal Contract) met betrekking tot Ozempic.
Hierin geeft de Minister onder andere het volgende aan:
“Voor Ozempic is een recept nodig, en zoals beschreven in de Geneesmiddelenwet is publieksreclame voor recept-plichtige geneesmiddelen niet toegestaan. Dit is om ongewenste beïnvloeding te voorkomen. Bewuste of onbewuste aanmoediging van het gebruik van een geneesmiddel is verboden. Dit geldt voor artsen en fabrikanten, maar ook voor bijvoorbeeld influencers en journalisten. Daarnaast hebben de farmaceutische industrie en media ook eigen gedragscodes en zijn zij aangesloten bij de Keuringsraad. Het gaat om verschillende regels, bijvoorbeeld over het noemen van een merknaam en het vermelden van bijwerkingen en risico’s. De IGJ houdt toezicht op de naleving van de wettelijke regels. Daarbij oordeelt zij per geval of er sprake is van reclame, en treedt waar nodig op”.
En naar aanleiding van de volgende vraag:
“Kunt u aangeven of het aanprijzen van Ozempic voor gewichtsverlies in publieksgerichte krantenartikelen, in overeenstemming is met de Geneesmiddelenwet, zowel wat betreft het publieksgerichte karakter als het aanprijzen van een niet geregistreerde indicatie?”
Reageert zij vervolgens als volgt:
“Het aanprijzen van recept-plichtige geneesmiddelen in publieksgerichte krantenartikelen is per Geneesmiddelenwet artikel 85 verboden. Met publieksreclame voor niet-geregistreerde indicaties, zoals voor gewichtsverlies met Ozempic, wordt ook Geneesmiddelenwet artikel 84, tweede lid, overtreden.”
De CGR heeft de melding schriftelijk onder de aandacht van DPG Media gebracht en gevraagd om een reactie.
Reactie DPG Media/ADR Nieuwsmedia
DPG Media reageert middels de volgende paragrafen: i) het Artikel valt niet onder de werkingssfeer van de Gedragscode, ii) het Artikel valt niet onder het begrip reclame van de Gedragscode, iii) de vrijheid van meningsuiting van de ADR Nieuuwsmedia, iv) uitspraak Reclamecode Commissie en College van Beroep en iv) publicaties in diverse media om vervolgens de eindigen met een conclusie.
i) Het Artikel valt niet onder de werkingssfeer van de Gedragscode
De werkingssfeer van de Gedragscode betreft regels rond het aanprijzen van geneesmiddelen, alsmede de regels rond financiële relaties die farmaceutische bedrijven (vergunninghouders) hebben met beroepsbeoefenaren, andere zorgprofessionals, patiëntenorganisaties en andere betrokkenen, die direct of indirect invloed hebben op het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van geneesmiddelen. Activiteiten gericht op personen waarbij er geen directe of indirecte relatie tot het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van geneesmiddelen is, vallen buiten het bereik van de Gedragscode.
DPG Media is van oordeel dat het Artikel niet onder de werkingssfeer van de Gedragscode valt aangezien de inhoud van het Artikel ten eerste geen aanprijzing van geneesmiddelen is dat direct of indirect invloed heeft op het voorschrijven, ter hand stellen of het gebruik van geneesmiddelen. Ten tweede is het Artikel geen activiteit die gericht is op personen waarbij er een directe of indirecte relatie bestaat tot het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van geneesmiddelen.
Dat het Artikel niet valt onder de werkingssfeer van de Gedragscode is ook in lijn met hetgeen de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (hierna: “IGJ”) op haar website (https://www.igj.nl/zorgsectoren/geneesmiddelen/geneesmiddelenreclame/betrokken-instanties-relametoezicht) vermeldt over de werkzaamheden van de CGR. IGJ stelt dat ‘De CGR toe ziet op de naleving van de regels voor reclame gericht op beroepsbeoefenaren waarbij de CGR regels heeft opgesteld voor reclame gericht op beroepsbeoefenaren (zoals artsen)’. Het Artikel is enerzijds geen reclame (zie paragraaf ii) en anderzijds niet gericht op beroepsbeoefenaren.
ii) Het Artikel valt niet onder het begrip reclame van de Gedragscode
Voor zover de CGR van oordeel is dat het Artikel wél onder de werkingssfeer van de Gedragscode valt, iets wat DPG Media zoals onder paragraaf i) beschreven bestrijdt, is DPG Media van oordeel dat het Artikel niet kwalificeert als reclame in de zin van de Gedragscode.
In hoofdstuk 3 van de Gedragscode is de definitie van het begrip reclame opgenomen. Reclame is volgens de Gedragscode ‘iedere openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van geneesmiddelen en daarmee samenhangende diensten of denkbeelden, daaronder begrepen het aanbieden of vragen van diensten of goederen in de omgang tussen vergunninghouders en beroepsbeoefenaren’.
In artikel 5.1.3 geeft de Gedragscode een nadere duiding. Daarin staat dat reclame zich kenmerkt door het aanprijzende karakter waarbij wordt gesteld dat van geval tot geval moeten worden beoordeeld of sprake is van informatie dan wel reclame waarbij de volgende factoren een rol spelen:
• De geadresseerde;
• De inhoud, de presentatie en de opmaak van de uiting; en
• De context van de uiting.
DPG Media is van oordeel dat het Artikel niet kwalificeert als reclame in de zin van de Gedragscode. Het Artikel is redactioneel onafhankelijk geschreven door een journalist van ADR Nieuwsmedia). Derden kunnen tevens geen invloed hebben op de totstandkoming van redactionele artikelen vanwege de bindende redactiestatuten waarin de onafhankelijkheid van de redactie is gewaarborgd. Dit betekent dat er in geen geval een geldelijke en/of andere vergoeding, van bijvoorbeeld de farmaceut achter de geneesmiddelen, aan DPG Media / ADR Nieuwsmedia heeft plaatsgevonden om tot publicatie van het Artikel over te gaan. De redactie(s) van ADR Nieuwsmedia, waaronder dus die van het AD en de Stentor, maken onafhankelijk en zonder invloed van derden journalistieke keuzes waarover en hoe tot publicatie van artikelen over te gaan.
Als het Artikel langs voornoemde factoren uit de Gedragscode wordt beoordeeld kan niet anders worden geconcludeerd dat sprake is van informatie. Ook de lezer van het Artikel zal geenszins denken dat sprake is van reclame. In dit geval beschrijft het Artikel dat er sinds kort een wondermiddel zou bestaan tegen dik zijn dat wereldwijd een schokgolf heeft veroorzaakt. Het gaat over semaglutide, een diabetesmedicijn, dat nu op grote schaal (en in verschillende varianten) wordt gebruikt om af te vallen. Er wordt tegenover het ‘succesvolle’ verhaal van Annemarie echter ook een andere kant in het Artikel belicht. Gebruikers bij wie de medicijnen niet goed werken, er worden twijfels geuit over de lange termijn effecten van het gebruik, de rol van dit middel in de samenleving en de rol van de voedingsindustrie wordt beschreven. Van aanprijzing is geen sprake nu zowel positieve als negatieve zaken worden vermeld. Als het Artikel een aanprijzend karakter had moeten hebben zouden de negatieve zaken en/of risico’s niet worden benoemd. Voorts duiden de inhoud, presentatie, opmaak en context van het Artikel in niks op reclame. Deze voornoemde factoren liggen geheel in lijn met de overige redactionele artikelen van de ADR Nieuwsmedia en zullen ook door de lezer in die context worden gelezen.
iii) De vrijheid van meningsuiting van ADR Nieuwsmedia
Een beslissing van de CGR waaruit zou volgen dat het Artikel kwalificeert als reclame in de zin van de Gedragscode, dan wel dat de CGR stelt dat DPG Media / ADR Nieuwsmedia niet meer op een dergelijke wijze mag publiceren, zou een inbreuk inhouden op het grondrecht van vrijheid van meningsuiting, waaronder in het bijzonder de persvrijheid, zoals verankerd in artikel 10 lid 1 EVRM. Een grondrecht kan slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en rechten van anderen. Van een beperking bij wet voorzien is sprake wanneer de publicatie (i.c. het Artikel) onrechtmatig is. DPG Media is van oordeel dat het Artikel rechtmatig is en dat inperking van haar vrijheid van meningsuiting niet aan de orde kan zijn.
ADR Nieuwsmedia moet zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend kunnen uitlaten over zaken en/of misstanden die de samenleving raken. Het is evident dat de werking en ervaring van de medicijnen zoals Ozempic en Wegovy zaken zijn die de samenleving raken. ADR Nieuwsmedia, maar ook de media als geheel, moeten de samenleving kunnen informeren over de opkomst, de ervaringen en de meningen ten aanzien van de voor-en nadelen van deze geneesmiddelen die maatschappelijk zo in de belangstelling staan. Het is niet voor niks dat Zorginstituut Nederland de politiek oproept tot een breder debat over de maatschappelijke aanpak van overgewicht en de inzet én zorg van preventie (https://www.zorginstituutnederland.nl/actueel/nieuws/2024/07/16/wegovy-niet-vergoeden-uit-basispakket). Media, waaronder ADR Nieuwsmedia, zijn bij uitstek de partijen die een rol spelen in de publieke discussie die Zorginstituut Nederland graag wenst aan te wakkeren. Onderdeel van die discussie zijn vanzelfsprekend ook onder meer de medicijnen Ozempic en Wegovy.
Hoewel inmenging van derden in haar redactionele vrijheid voor ADR Nieuwsmedia een principiële zaak is, is zij niet doof voor de argumenten van de melder. Zij begrijpt dat de vrijheid van meningsuiting, juist ten aanzien van het gebruik van geneesmiddelen, niet onbegrensd is, mede gezien de risico’s die verbonden zijn aan het gebruik van geneesmiddelen. Dat maakt dat zij bij de publicatie van artikelen over onder meer de opkomst van voornoemde medicijnen zorgvuldig naar de inhoud kijkt. Het is echter noodzakelijk om alle kanten van deze kwestie te beschrijven. Anders bedrijft zij geen evenwichtige journalistiek, hetgeen noodzakelijk is om het publiek goed te informeren. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat het publiek de positieve individuele ervaringen wordt onthouden, aangezien juist die ervaringen de bron zijn van de controverse rond de betreffende geneesmiddelen. Wel is het van belang dat het publiek de positieve ervaringen in de juiste context ziet en begrijpt dat er vanuit deskundigen mogelijkerwijs een andere kijk is op de zaak. ADR Nieuwsmedia is van mening dat zij op deze wijze de verantwoordelijkheid heeft genomen, ook ten aanzien van dit gevoelige maar complexe onderwerp.
iv) Uitspraken Reclame Code Commissie en Commissie van Beroep
Zoals ook bekend bij de CGR heeft de Reclame Code Commissie (hierna: de “RCC”) geoordeeld dat het Artikel niet kwalificeert als reclame in de zin van de Nederlandse Reclamecode. De RCC is in die zaak van oordeel dat die publicatie niet kwalificeert als een openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden door een adverteerder of geheel of deels ten behoeve van deze, als dan niet met behulp van derden. Het College van Beroep heeft de beslissing van de RCC, te weten niet-ontvankelijkheid, bevestigd. ADR Nieuwsmedia kan zich vinden in deze uitspraken en is van oordeel dat die uitspraken één op één zijn toe te passen op het Artikel.
In lijn met de voornoemde uitspraken kan het Artikel daarnaast ook niet kwalificeren als reclame in de zin van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen. De RCC en de Commissie van Beroep hebben immers geoordeeld dat het (soortgelijke) artikel van De Stentor / AD niet kwalificeert als reclame in de zin van de Nederlandse Reclamecode. Aangezien de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen onderdeel is van de Nederlandse Reclamecode en daarmee dezelfde begrippen hanteert, kan niet worden toegekomen aan de invulling van het begrip Publieksreclame uit de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen. Daarvoor is namelijk noodzakelijk dat sprake is van reclame in de zin van de Nederlandse Reclamecode.
v) Publicaties in andere diverse media
Zoals hiervoor in Paragraaf iii) beschreven is de opkomst en de werking van Ozempic en Wegovy en de bredere discussie omtrent obesitas een onderwerp dat maatschappelijk zeer in de belangstelling staat. Het is dan ook niet verwonderlijk dat diverse media hierover uitgebreid berichten via bijna alle mediatypen zoals radio4, tv5, websites/apps6 en sociale media. Het is de taak van de media om de samenleving, die goed geïnformeerd dient te zijn, in te lichten over de ontwikkelingen omtrent deze kwestie. Media zullen hierbij verschillende invalshoeken en uitgangspunten gebruiken, maar vaststaat dat het doel nooit is om reclame te maken voor de geneesmiddelen.
DPG Media is concluderend van oordeel dat het Artikel niet onder de werkingssfeer van de Gedragscode valt en voor zover de CGR wel van oordeel is dat het Artikel onder de werkingssfeer valt, is geen sprake van de reclame in de zin van de Gedragscode.
DPG Media is van oordeel dat de CGR de klacht niet in behandeling kan en moet nemen.
Besluit Keuringsraad
De Keuringsraad is het niet eens met het argument van DPG Media dat het bestreden artikel buiten de werkingssfeer van de CGR Gedragscode zou vallen. De Gedragscode is weldegelijk van toepassing op uitingen over recept-geneesmiddelen richting het publiek, dat immers rond het gebruiken van geneesmiddelen kan worden beïnvloed. Onder het publiek vallen consumenten c.q. patiënten die als andere betrokkenen weldegelijk invloed hebben op het gebruiken van geneesmiddelen. Verder bepaalt artikel 5.6.1 van de Gedragscode dat de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen een integraal onderdeel vormt van de Gedragscode, waarmee met name het verbod op publieksreclame voor recept-geneesmiddelen onderdeel vormt van de Gedragscode. Voor informatie over recept-geneesmiddelen kent de Gedragscode een specifieke paragraaf (paragraaf 5.8).
Naar de mening van de Keuringsraad zijn de media een betrokkene die met hun mediaberichtgeving direct of indirect invloed hebben op het gebruiken van geneesmiddelen. Door de berichtgeving kunnen lezers worden aangezet bepaalde geneesmiddelen te gebruiken, of naar het gebruik op zoek gaan.
De verwijzing de website van de Inspectie voor de Gezondheidszorg & Jeugd (IGJ) volgt de Keuringsraad niet. Wij verwijzen u naar de werkafspraken die de CGR met de IGJ heeft. Daarin staat vermeld dat de CGR de serieuze signalen die bij haar worden ingediend, zelf behandeld, tenzij daarvoor de wettelijke bevoegdheden van de IGJ noodzakelijk zijn. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
De Keuringsraad is van mening dat het Artikel aan te merken is als reclame in de zin van de Gedragsode. Het feit dat een artikel redactioneel onafhankelijk is geschreven, doet er niet aan af dat de inhoud daarvan als reclame kan worden aangemerkt. Bepalend is of de inhoud, de presentatie en de opmaak van de uiting als promotioneel kan worden aangemerkt. De Keuringsraad is van mening dat dat in geval van het Artikel het geval is. De presentatie en opmaak is zeer wervend met betrekking tot het gebruik van het nieuwste dieetmedicijn Wegovy. Zo zijn er twee afbeeldingen van de verpakking van Wegovy te zien en worden voor en na foto’s van de zeer tevreden geïnterviewde gebruiker getoond. Het Artikel promoot de positieve aspecten, waarbij van eventuele negatieve aspecten geen sprake lijkt. Deze worden in elk geval niet belicht, hoewel ADR Media daarover kennelijk een andere mening is toegedaan.
Wat betreft het derde argument van DPG Media, waarin zij zich beroept op de vrijheid van meningsuiting, stelt de Keuringsraad vast dat DPG Media zelf terecht aangeeft dat deze vrijheid van meningsuiting in relatie tot geneesmiddelenreclame niet onbegrensd is. De media heeft voldoende redactionele vrijheid om over geneesmiddelen te schrijven zonder dat sprake is van verboden geneesmiddelenreclame.
Wat betreft het vierde argument wil de Keuringsraad vooropstellen dat de definitie van reclame uit de Nederlandse Reclame Code (NRC) beperkter is dan die in de Code Publieksreclame Geneesmiddelen (CPG) en de CGR Gedragscode. In de NRC moet de uiting afkomstig zijn van een adverteerder. De afzender is binnen de twee laatstgenoemde codes niet relevant (in lijn met het in het eerdere schrijven genoemde Damgaard arrest). Dat de CPG als bijzondere reclamecode is ondergebracht bij de NRC doet er niet aan af dat deze niet tevens zelfstandig van toepassing is.
Wat betreft het laatste argument van DPG Media stelt de Keuringsraad dat zij iedere uiting die onder haar aandacht wordt gebracht afzonderlijk beoordeelt, ongeacht of er soortgelijke publicaties hebben plaatsgevonden.
Concluderend is de Keuringsraad met inachtneming van artikel 2.7.2.2 van het Reglement van mening dat het Artikel in strijd is met artikel 5.6.1 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame juncto artikel 3 van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (verbod op publieksreclame voor receptgeneesmiddelen) en art. 5.2.1.1 en 5.2.1.2 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame (verbod op off-label reclame, strijdigheid met SmPC). Aangezien DPG media geen onderdeel uitmaakt van de zelfregulering, wordt volstaan met een publicatie van de feiten.
ID:
K24.010
Onderwerp(en):
Publieksreclame
Type beoordeling:
Klacht
Uitspraak:
(Deels) gegrond
Instantie:
Keuringsraad
Datum uitspraak:
17-03-2025
Het officiële document:
Niet beschikbaar