Wanneer een arts (beroepsbeoefenaar) geen enkele tegenprestatie ontvangt (rechtstreeks of indirect) voor het verlenen van dienstverlening (in welke vorm dan ook) is het risico uitgesloten dat daarmee zijn voorschrijfgedrag als gevolg van een financiele relatie op ongewenste wijze wordt beïnvloed. De bepalingen omtrent gunstbetoon zijn derhalve niet van toepassing op activiteiten van een arts/beroepsbeoefenaar waar geen tegenprestatie tegenover staat.

Uitgangspunt hoort te zijn dat de beloning voor door beroepsbeoefenaren geleverde diensten in redelijke verhouding moet staan met de geleverde tegenprestatie. Dat past ook bij de wettelijke bepalingen omtrent dienstverlening (o.a. Burgerlijk Wetboek 7, artikelen 405 en 406). De beroepsbeoefenaar heeft recht op een redelijke beloning en vergoeding van gemaakte onkosten.
 
Redelijke beloning

Wat in een concreet geval een redelijke beloning is, is afhankelijk van diverse factoren, zoals de aard en omvang van de geleverde diensten, het tijdsbeslag en de discipline van de betrokken beroepsbeoefenaar. Toetsing zal in essentie plaatsvinden aan de hand van de bestede tijd en een uur- of dagtarief. Voor het laatste kan voor bepaalde beroepsgroepen en dan met name voor dienstverlening waarbij, direct of indirect, tevens sprake is van behandeling van patiënten, worden aangesloten bij geldende norm(uur)tarieven die voor de betrokken beroepsbeoefenaren worden gehanteerd. Omdat het gaat om een redelijke vergoeding, ziet de CGR geen aanleiding differentiatie boven de redelijke normtarieven toe te staan op basis van de kwalificaties van de betrokken beroepsbeoefenaar. De normtarieven worden als maximaal redelijk ervaren, ongeacht de kwalificatie van de betrokkene (bijvoorbeeld dat betrokkene een “key opinion leader” is op een bepaald terrein).
 
Met ingang van 1 januari 2024 gelden de in de bijlage opgenomen maximum uurtarieven voor de volgende verschillende categorieën zorgprofessionals, ingedeeld naar (vervolg)opleiding.


 
Categorie Geïndexeerde maximale uurtarieven 2024
Hoogleraar € 284
Universitair + geneeskundige vervolgopleiding > 3 jaar €199
Universitair + geneeskundige vervolgopleiding ≤ 3 jaar € 142
Universitair/master zonder geneeskundige vervolgopleiding € 121
HBO/bachelor € 107
Overig € 92
 
 
 
 
 
 
 
 




Ter toelichting het volgende:
  • De bedragen worden vanaf 2022 jaarlijks geïndexeerd op basis van de indexatiecijfers van personele kosten die de overheid vaststelt: de Overheidsbijdrage in de Arbeidsontwikkeling (OVA).
  • De bedragen betreffen maximum uurtarieven, hetgeen betekent dat partijen met inachtneming van gevraagde ervaring en expertise van de betrokken dienstverlener tot een marktconforme prijsstelling onder het maximumtarief kunnen komen.
  • De maximum uurtarieven kunnen worden toegepast, ongeacht of de dienstverleningsovereenkomst rechtstreeks met de betrokken beroepsbeoefenaar wordt aangegaan of via een andere contractspartij waarvoor de beroepsbeoefenaar werkzaam is. Bij een samengestelde dienstverleningsovereenkomst, waarbij meerdere beroepsbeoefenaren (en/of niet-beroepsbeoefenaren) zijn betrokken, zal uit de begroting moeten blijken welke uurtarieven voor welke personen in rekening worden gebracht.
  • De maximumtarieven zijn ook van toepassing in het geval de aard van de dienst met zich meebrengt dat de werkzaamheden in het buitenland worden uitgevoerd.
  • Het maximum uurtarief voor de categorie hoogleraar geldt tevens voor de emeritus hoogleraar.
  • Er zijn twee categorieën universitair met een afgeronde geneeskundige vervolgopleiding, namelijk een categorie waarbij de vervolgopleiding 3 jaar of korter is en een categorie waarbij de vervolgopleiding langer is dan 3 jaar.
  • Onder de categorie universitair/master zonder geneeskundige vervolgopleiding vallen de zorgprofessionals die master titel behaald zonder verdere vervolgspecialisatie. Dit zijn onder meer de apotheker (zonder een in het BIG-register geregistreerde specialisatie van “openbare apotheker”), tandarts, (basis)arts (incl. ANIOS en AIOS), de vijf categorieën verpleegkundig specialisten, physician assistant, klinisch technoloog, klinisch fysicus, medisch bioloog, medisch immunoloog, medisch technoloog, viroloog, etc.
  • Onder de categorie HBO/bachelor vallen onder meer de diëtist, fysiotherapeut, verloskundige, ergotherapeut, optometrist met een HBO opleiding.
  • Onder de categorie overig vallen onder meer de apothekersassistent (MBO), verpleegkundige met MBO of in service opleiding, opticiens, audicien, drogist, patiëntvertegenwoordiger (patiënt advocate), etc.
  • Voor de verdere indeling van de verschillende beroepen en voor de tarieven in voorgaande jaren wordt verwezen naar de bijlage bij artikel 6.3.3 van de Gedragscode CGR.
 
Partijen bij een dienstverleningsovereenkomst moeten de gemaakte keuze voor de indeling van de zorgprofessional in een bepaalde categorie te allen tijde goed kunnen onderbouwen, ook in de richting van de IGJ die in het kader van toezicht op naleving van de Beleidsregels gunstbetoon Geneesmiddelenwet kan toetsen of sprake is van een redelijke vergoeding conform de systematiek van de CGR. Indien sprake is van een beroep met een beschermde titel respectievelijk van beroepen of specialismes die in het BIG-register of andere officiële registers worden geregistreerd, wordt de inschrijving in een dergelijk register als voldoende bewijs geacht. Indien daarvan geen sprake is, ligt de bewijslast van de redelijkheid van het tarief bij de betrokken partijen bij de dienstverleningsovereenkomst. Partijen doen er goed aan hier de nodige aandacht aan te besteden, zodat zij kunnen onderbouwen dat de betreffende zorgprofessional terecht in de betreffende categorie is ingedeeld.


Redelijke vergoeding van gemaakte onkosten
   
Naast het recht op een redelijke uurvergoeding, heeft de dienstverlener ook recht op de vergoeding van gemaakte redelijke kosten (artikel 7:406 BW). Met betrekking tot de onkosten in relatie tot dienstverlening, kan onderscheid worden gemaakt tussen gemaakte reiskosten en de kosten omtrent het verblijf (diner en overnachting). Daarnaast kan sprake zijn van onkosten (zoals overhead- of administratiekosten, gebruik van ruimtes, ondersteunende dienstverleners en apparatuur) die binnen de instelling worden gemaakt waar de beroepsbeoefenaar werkt. Uitgangspunt is dat de onkosten passend zijn voor de te verrichten prestaties en binnen redelijke perken blijven. Ten aanzien van de onkosten voor maaltijden geldt het uitgangspunt dat deze binnen redelijke perken dienen te zijn, met het maximum van € 75 per maaltijd (incl. drank) voor Nederland.
 
Wat betreft reiskosten kan worden aangesloten bij de onkostenvergoedingen voor Rijksambtenaren:
  • Auto: € 0,37 per kilometer.
  • Trein: kosten eerste klasse (ongeacht of er een abonnement is).
  • Taxi: volledig, in aanvulling op openbaar vervoer.
  • Vliegtuig: geen eerste klasse. Business class voor intercontinentale vluchten toegestaan.
 
Een veel voorkomende vraag is of het gerechtvaardigd kan zijn een uurvergoeding te betalen voor de gemaakte reistijd. Het kan redelijk zijn de reistijd tijdens de normale werkuren wegens inkomstenderving financieel te compenseren; buiten werkuren is daar geen sprake van. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat tijdens de reis de gevraagde dienstverlening nader kan worden voorbereid; een dubbele beloning voor reistijd en voorbereidingstijd is niet toegestaan.

 
Voor de overige onkosten die binnen een instelling worden gemaakt geldt dat deze moeten kunnen worden onderbouwd of anderszins aannemelijk moeten worden gemaakt (vergelijk met de guidance voor vergoedingen en tijdbesteding voor de uitvoering van niet-WMO-plichtig onderzoek met geneesmiddelen geïnitieerd of gesponsord door farmaceutische bedrijven).

Toelichting en nadere duiding van de categorieën