Hoofdstuk 6 bevat de regels inzake gunstbetoon en andere financiële relaties. In de praktijk bestaan er veel en diverse verhoudingen tussen farmaceutische bedrijven enerzijds en beroepsbeoefenaren en andere betrokken met een mogelijke betrokkenheid bij of invloed op het voorschrijven, ter hand stellen en gebruik van geneesmiddelen (niet-beroepsbeoefenaren) anderzijds. Dit betekent echter nog niet dat al deze verhoudingen per definitie als gunstbetoon zijn aan te merken. Gunstbetoon is een vorm van beïnvloeding van het gedrag van (rechts)personen met het kennelijke doel de omzet van geneesmiddelen te bevorderen (zie ook TK 29359 nr. 3, p. 30 en 31). Gunstbetoon dient te worden onderscheiden van andere vormen van financiële relaties die een volksgezondheidsbelang dienen en/of behoren tot het normale rechtsverkeer. Deze financiële relaties vallen niet onder de definitie van gunstbetoon indien ervan wordt uitgegaan dat er geen kennelijk doel is het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen. Om in dit verband ‘het kaf van het koren te scheiden’, is inzicht in aard, doel en inhoud van de betreffende relatie onontbeerlijk.

Uitgangspunt van de Gedragscode is dat de patiënt/consument moet kunnen rekenen op een objectieve voorlichting over en een integere keuze voor een bepaald geneesmiddel. Kwaliteit van zorg en het belang van de patiënt dienen voorop te staan. In het algemeen geldt dat regels inzake gunstbetoon er voor moeten zorgen dat de geneesmiddelenvoorschrijver en -afleveraar een rationeel voorschrijf- en aflevergedrag vertoont, en daarin niet op onoorbare wijze wordt beïnvloed. Transparantie en redelijkheid zijn daarbij de basisbegrippen.
Op grond van de Gedragscode (en de Geneesmiddelenwet) is gunstbetoon verboden (artikel 6.1.1 van de Gedragscode en artikel 94 van de Geneesmiddelenwet). Er wordt voorzien in specifieke uitzonderingen voor relaties met beroepsbeoefenaren (paragrafen 2 tot en met 4 van Hoofdstuk 6 van de Gedragscode en artikel 94 leden 1 tot en met 4 van de Geneesmiddelenwet). Bepaalde financiële relaties (voor zover zij binnen de werkingssfeer van de Gedragscode vallen, zie artikel 1.2) die buiten het begrip gunstbetoon vallen, worden nader gereguleerd in paragraaf 6.5.



Voor de toepassing van de Gedragscode zullen relaties met individuele beroepsbeoefenaren primair worden beoordeeld op basis van de regels in paragrafen 6.2 tot en met 6.4, omdat daarbij vaststaat dat wordt voldaan aan de regels inzake gunstbetoon zonder dat het noodzakelijk is om het kennelijke verkoopbevorderende doel van de relatie vast te stellen. Relaties van vergunninghouders in het kader van farmaceutische zorg met anderen dan beroepsbeoefenaren, waaronder zorginstellingen, kunnen alleen plaatsvinden als deze niet het kennelijke doel hebben het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen. Voor bepaalde van deze relaties biedt paragraaf 6.5 het beoordelingskader.
 
6.1 Algemeen
6.2 Premies, geschenken en andere voordelen
6.3 Specifieke bepalingen met betrekking tot dienstverlening en onderzoek met geregistreerde geneesmiddelen
6.4 Specifieke bepalingen met betrekking tot bijeenkomsten en manifestaties
6.5 Specifieke bepalingen met betrekking tot bepaalde andere financiele relaties dan gunstbetoon
6.6 Specifieke bepalingen met betrekking tot ondersteuning van patiëntenorganisaties